Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Inclusie Roma gaat met te kleine stapjes

De integratie van Roma en Sinti in Nederland mag wat sneller gaan. Er is vooruitgang geboekt, maar nu is er vooral inzet nodig voor goede schoolkeuzes en begeleiding naar studie of werk. Gemeenten en rijk moeten de handen ineen slaan. Dat gebeurt te zeer mondjesmaat.

26 maart 2021
roma_2.jpg

Europese middelen over het hoofd gezien

De burgemeester van Nuenen moest er aan te pas komen om een vmboschool een Sinti-leerling door te laten verwijzen naar een hoger schooltype. De cito-toets was havo-vwo maar de ouders kozen voor de theoretische leerweg van het vmbo en die school liet de leerling toe. Maar de leerling kon veel hoger aan.

‘Waarschijnlijk dacht de school: fijn, een goede leerling, goed voor de doorstroming. En voor de ouders is het voordeel: het is dichtbij, want in Eindhoven of Helmond loert het gevaar, vooral voor de meisjes’, zegt coördinator welzijnsbeleid Natalie van de Rijt. Voor de pubers en de Roma en Sinti die net volwassen worden is nu volgens de Nuenense beleidsmedewerker te weinig aandacht om ze beter te laten integreren. Niet voor degenen die naar het voortgezet onderwijs gaan en voor hen die ervan afkomen. Van de basisschool vindt te weinig ondersteuning plaats bij de schoolkeuze. Zo zou de school er rekening mee moeten houden dat ouders niet alles lezen. En voor de vmbo geldt dat ze, net als bij een leerling die voor een te hoog type kiest, ook keuzes voor een te laag type zou moeten afwijzen.

Maar ook de gemeente kan een rol spelen: de leerplichtambtenaar zou kunnen helpen bij de keuze voor een opleiding, met huiswerkbegeleiding of met vervoer naar zeg Helmond. Het rijk zou die rol van de leerplichtambtenaar, die nu vooral over verzuim gaat, moeten verzwaren. ‘Dat wordt nog niet breed erkend’, zegt Van de Rijt. ‘Het zou goed zijn als de leerplichtambtenaar leerlingen doorverwijst, naar een huiswerkklas bijvoorbeeld.’

Er zijn zeven pilots in gemeenten, gericht op Roma- en Sinti-intermediairs die moeten zorgen voor scholing naar de arbeidsmarkt voor jongvolwassenen. Die pilots worden betaald uit het participatiefonds van Binnenlandse Zaken, op voorstel van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. ‘In de praktijk lijkt dit zich te richten op het basisonderwijs. De stap naar de arbeidsmarkt blijft zo buiten beeld’, zegt de consultant in Roma en Sinti-zaken, Peter Jorna. ‘Bovendien zijn er nauwelijks Roma en Sinti bij betrokken als intermediair.’

Sterke codes
Voorheen was het vraagstuk vooral om kinderen uit beide bevolkingsgroepen naar de voor- en basisschool te krijgen. Dat had te maken met de hoge mate van uitsluiting van Roma en Sinti in Nederland: ze leefden gesegregeerd op afgelegen kampen langs spoorwegen en vuilnisbelten, en volgens traditionele gebruiken waar schoolgang nog niet bij hoorde. De lokale overheid vond dat decennialang eigenlijk wel best, totdat gemeenten en rijk – met succes – fors inzetten op de voorschoolse opvang en op schoolgang. In Nuenen bijvoorbeeld gaan ze allemaal naar de basisschool en vervolgens naar een brugklas en geen enkele leerling heeft er ontheffing van de leerplicht.

Nu moet de focus deels verschuiven naar de pubers en de jongvolwassenen, vindt Van de Rijt. Vrouwen van achttien zijn in de Sinti en Roma cultuur huwbaar, dus aan studeren of werk wordt niet zo snel gedacht. Nuenen doet wat ze kan, zegt Van de Rijt, om de 18-jarigen te bereiken. De gemeente begeleidt een paar gezinnen, zeven van de ruim honderd om precies te zijn. Voor de rest is geen tijd en geen geld.

Het is intensief en gemeenten lopen al leeg op jeugdzorg. ‘Als we een gezin begeleiden, doen we dat altijd door gesprekken met de ouders en de omgeving te voeren. Dat betekent veel gesprekken en dus een grote inspanning. We willen wel meer gezinnen helpen, maar het geld ontbreekt.’

De gemeente moet bijvoorbeeld de ouderen overtuigen van de noodzaak tot meer scholing. Dat is lastig, want Sinti en Roma houden vast aan hun eigen gebruiken met sterke codes. ‘Als je je niet aan de regels houdt, val je buiten de boot’, legt Van de Rijt uit. En binnen die codes is het goed als je met je handen werkt of muziek maakt. Toch is er wel vooruitgang merkbaar. Ze ziet dat dertigers en veertigers die nu kinderen hebben, wel willen dat hun kinderen naar school gaan.

Europese regelingen
Het probleem speelt in heel Nederland. Uit een rapport van de Raad van Europa bleek dat met name Roma- kinderen in Nederland drie keer zo veel kans hebben om in het speciaal onderwijs te raken. En de meesten komen terecht in de lagere vormen van het beroepsonderwijs.

Nederland zou verder moeten gaan dan het nu doet en dat is een verantwoordelijkheid van rijk en gemeenten samen, zegt Peter Jorna. `Nederland is best op de goede weg, vergeleken met een jaar of vijftien geleden, maar moet aan het werk om de jongeren meer perspectief te bieden. Nederland zit nog te veel in de ‘comfortzone’: ons land zet in op de jongere kinderen, onderwijs en op veiligheid – het vertrouwde beleidsterrein – maar nog te weinig op het vervolg: scholing en de jeugdwerkgarantieplannen die de Europese Unie bijvoorbeeld biedt.´

Jorna wijst er op dat er genoeg Europese programma’s zijn die Nederland kan inzetten, al dan niet als onderdeel van het langlopende EU Framework voor Roma Inclusie. In de aanbevelingen van de Europese ministerraad (de Raad) van de Europese Unie heeft Nederland zich daar deze maand ook opnieuw aan gecommitteerd voor de komende tien jaar. De aanbevelingen leggen uit dat de Europese pijler van sociale rechten, die gericht is op meer sociale rechtvaardigheid, ook gerichte maatregelen tegen uitsluiting van groepen in de bevolking als een oplossing ziet.

Jorna: ‘Daarbij is dan weer het probleem dat we in Nederland gelijk, generiek beleid voeren voor alle bevolkingsgroepen. Doelgroepenbeleid is immers in 2012 afgeschaft. Ik vind dat Nederland daar te krampachtig over doet, ze doet dat immers in feite al met beleidsmaatregelen die op Roma en Sinti zijn gericht. De EU zegt gewoon: “geen exclusief beleid, maar expliciet beleid”. Geen doelgroepenbeleid maar maatwerk. Daar valt voor iedere stakeholder en ambtenaar mee te leven. Tenzij je gewoon niks wilt, natuurlijk.’

De aanbevelingen van de Raad, waarin de ministers van de lidstaten zitten, zijn klip en klaar: neem maatregelen – maar verplicht niet – om Roma en Sinti-intermediairs en rolmodellen meer bij de uitvoering te betrekken, mensen uit de gemeenschap die het ‘goed’ doen. De Raad stelt verder dat er maatregelen moeten komen om werk en participatie te bevorderen, om werkvloeren meer divers te maken. Zo zou de Youth Guarantee – een programma om leerlingen meer naar werk of opleiding te begeleiden – volgens Jorna ook voor Roma en Sinti vaker moeten worden ingezet. Dat is een goede regeling om meer inclusie te bewerkstelligen.

‘We moeten financieel helpen en onze strategie verbeteren’, zei ze in het Comité van de Regio’s, een EU-adviesorgaan van lokale en regionale overheden. Van de Rijt: ‘Dat instrument zou beter gepromoot moeten worden door Den Haag.’

Romeo Franz, als Europarlementariër voor de Groenen parlementair rapporteur voor de Roma-strategie van de EU: ‘Roma in heel Europa hebben geen gelijke toegang tot onderwijs. Die situatie kunnen we niet langer accepteren. Het is tijd voor de lidstaten om lokale en regionale overheden verder te helpen. Het gaat om inclusie en sociale rechten. Het is belangrijk dat we die internaliseren.’ En dat, zo vinden Jorna en Van de Rijt, gaat in Nederland met te kleine stapjes.

Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van het mediafonds van de Europese Unie.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie