‘Ik ben wel depri geweest’
Bij Abvakabo FNV staan de polderaars en de activisten lijnrecht tegenover elkaar. ‘Het is een stammenstrijd.’ Negen maanden na haar vertrek, blikt oud-voorzitter Edith Snoey terug.
Op dinsdagochtend 6 juli 2011 om drie minuten over acht besloot Edith Snoey dat ze geen voorzitter meer wilde zijn van Abvakabo FNV. Ze kwam tot die conclusie terwijl ze baantjes trok – drie ochtenden per week zwemt ze. Dan ordent ze haar gedachten en maakt ze haar hoofd leeg. ‘Ik ben die ochtend direct naar het bondskantoor gegaan en heb tegen degenen die er waren gezegd dat ik mijn functie neerlegde. Daarna ging ik naar huis. Ik voelde me opgelucht.’
Dus het was een goed besluit?
‘Ja, het was een goed besluit. Nog steeds.’ Nadat ze haar collega’s had verteld dat ze ermee stopte belde ze haar man om te zeggen wat ze had gedaan. ‘Nee, dat had ik niet van tevoren overlegd.’ Lachend: ‘Ik ben nogal autonoom. Hij wist natuurlijk wat er speelde. Hij had die ochtend nog gezegd: doe nou eens rustig. Ik sliep er zo slecht van.’
Abvakabo FNV bracht in overleg met Snoey een persbericht uit en de rest van de dag stond haar telefoon roodgloeiend. ‘Allemaal media. Dat heb ik afgehouden. Ik was emotioneel en als ik emotioneel ben, ga ik huilen. Ik dacht: dat moeten we niet hebben.’
Nu, zo’n negen maanden later, blikt ze terug op haar vertrek. Op het pensioendossier, dat de aanleiding vormde, en op de sfeer, waarin ze zich niet senang voelde. ‘Ik ben een polderaar. Bij Abvakabo FNVwaait tegenwoordig een heel andere wind.’
Van de veertien leden van het Abvakabo FNV-bestuur waren er maar twee – waaronder Edith Snoey – die volmondig ja zeiden tegen het pensioenakkoord. ‘Ik vond dat mijn geloofwaardigheid en mijn effectiviteit in het geding waren. Er zijn altijd onderwerpen waarover je met elkaar van mening verschilt, maar als je als voorzitter over zo’n wezenlijk dossier een totaal andere opvatting hebt dan de rest van je bestuur, wordt het lastig. Ik kan later, als mijn termijn erop zit, toch niet gaan zeggen dat ik het eigenlijk niet eens was met het bestuur? Dan zeggen ze: ja, hallo, jij zat daar toch?’
De tegenstanders van het pensioenakkoord vinden dat de risico’s eenzijdig bij de werknemers liggen. Snoey wijst erop dat iedereen het erover eens is dat de kosten die het gevolg zijn van de stijgende levensverwachting niet mogen leiden tot duurdere regelingen. Maar wie vangt de klappen op als er problemen zijn op de financiële markten? ‘Die geolgen kunnen ook voor rekening van de werkgevers komen. Je kunt normaal onderhandelen over de grenzen van het akkoord. Als Agnes Jongerius en Peter Gortzak zeggen dat dat de afspraak is, dan ga ik daarvan uit. Anders zou ik mijn eigen onderhandelaars toch niet geloven?’
Dat is iets anders dan dat bijstortingen van werkgevers juridisch afdwingbaar zijn.
‘Dat is toch niet pragmatisch’, zegt Snoey verontwaardigd. ‘Natuurlijk ben ik voor bijstorten en voor goudgerande regelingen. Maar de realiteit is anders. Als de overheid al bijstort bij ABP, dan kan ze dat geld via de nullijn weer binnenhalen. Het gaat linksom of rechtsom, maar ze geven nooit méér geld uit. En misschien hebben sommige grote ondernemingen wel geld voor bijstortingen, maar wat doe je dan met de metaalsector, met de detailhandel?
Zelfs in economisch goede tijden hebben we aan de onderhandelingstafel in een aantal sectoren geen goede regeling kunnen treffen. Als het dan al niet kan, dan kan het helemaal niet in een financiële crisis.
En denk eens aan de discussies die je dan krijgt in bedrijven. Dan zegt de werkgever: oké, we gaan bijstorten of je krijgt er salaris bij, maar dat heeft wel gevolgen voor de economische positie van het bedrijf. Als degemiddelde werknemer moet kiezen tussen meer loon of meer pensioen of werkzekerheid, dan kiest hij voor werkzekerheid.’
Waarom zetten jouw medebestuurders de hakken in het zand?
Snoey: ‘Het was een stammenstrijd.’Snoey is pragmatisch. ‘Ik ben van de generatie die opgegroeid is met het poldermodel. En ik vind dat dat ons heel veel heeft bracht. Het is een belangrijke manier om uit de problemen te komen.’ Met die opvatting maakte ze zich binnen het Abvakabo FNV-bestuur niet populair. Het bestuur dat in 2010 gekozen werd – en waarin Snoey, die sinds 2005 voorzitter was, herkozen werd tot voorzitter – is een bestuur dat van polderen weinig heil verwacht.
‘Het rare was dat het congres koos voor groei door verjonging en vernieuwing. Dat was de lijn die door het vorige bestuur was ingezet. Maar tegelijkertijd kwam er een be-gestuur dat voor activisme koos, voor de harde lijn. Ik voelde me er niet pretttig bij. Activisme kan een middel zijn, maar het werd een doel.’
SP-invloed, zo noemt ze het. ‘Wat je in de politiek ziet, zie je ook bij de bonden. Op de linker- en de rechterflank ontstaan partijen die met name qua emoties een brug slaan naar grote delen van de samenleving.’
Hoe kan bij Abvakabo FNV die SP-invloed zo sterk zijn? Dat verwacht je toch eerder bij bijvoorbeeld een industriebond?
‘Het heeft te maken met de manier waarop kaderleden worden gekozen. In onze achterban is het stemgedrag redelijk verdeeld en de SP is nu een grote partij. Mensen die politiek actief zijn, zijn in andere maatschappelijke organisaties ook actiever dan anderen. Dus ook in Abvakabo FNV.’
Kon je als voorzitter die harde opstelling van het bestuur niet beïnvloeden?
Laconiek: ‘Als een vereniging een ander bestuur kiest, dan kiest een vereniging een ander bestuur. Als voorzitter heb je net zo veel macht als ze je gunnen. Je zit niet in een hiërarchisch bedrijf aan de top, waar je kunt zeggen hoe jij het wilt.’
De botsing tussen activisme of pragmatisme speelt niet alleen bij het pensioenakkoord, maar ook bij onderwerpen als het ontslagrecht, flexibilisering of de rechtspositie van ambtenaren. Abvakabo FNV verzet zich tegen het initiatief-wetsvoorstel om de ambtenarenstatus af te schaffen.
Snoey merkt op dat jongere ambtenaren anders naar hun rechtspositie kijken dan veel ouderen. ‘ Jongeren zien zichzelf gewoon als werknemer voor de publieke zaak. Iemand in de zorg werkt ook voor de publieke zaak en is doorgaans ook geen ambtenaar. Eigenlijk kan ik geen argumenten bedenken waarom je de normalisatie van de rechtspositie zou moeten tegenhouden, behalve de timing. Dit is een heel slecht moment. Ambtenaren voelen zich onzeker over hun werk. Je kunt wel cynisch zeggen dat er nog nooit een reorganisatie is geslaagd bij de overheid en dat er alleen maar meer ambtenaren kwamen, maar ik heb het idee dat er met dit kabinet fors bewogen gaat worden.’
Juist in deze tijd, met een enorme toename van flexibele arbeidscontracten en bezuinigingen in de gesubsidieerde sector, is een vakbond belangrijk, vindt ze. ‘Maar wel eentje die op een lijn zit en gezamenlijk optrekt en niet een die de voorzitter afserveert, zoals met Agnes Jongerius gebeurd is.’
Bent u geraadpleegd over de nieuwe vakbeweging?
‘Nee, ik sta aan de zijlijn en ik ben benieuwd naar wat er gebeurt. Natuurlijk is er een probleem met de structuur, daar is iedereen het over eens. Dat zag je bij het pensioenakkoord. Het is zo stroperig, met de Federatieraad en al die besturen en de bondsraad.’ Maar minstens zo belangrijk is de cultuur. ‘Er is zo’n waaier aan onderwerpen waarover de meningen verdeeld zijn.’
Officieel is Snoey per 1 april 2012 werkloos. Op het moment dat ze haar voorzittersfunctie neerlegde, herleefde haar arbeidsovereenkomst. Ze werkte al sinds 1978 bij de toenmalige Abva, waar ze als 22-jarige met een Sociale Academie-diploma op zak aan de slag kon als jongerensecretaris. ‘Maar ik kon daar natuurlijk niet meer aan het werk.’ Haar advocaat en de advocaat van de Abvakabo FNV onderhandelden over haar vertrek.
Waarom duurde dat zo lang?
‘Ik mag er niets over zeggen.’
Bent u nog lid van Abvakabo?
‘Natuurlijk.’Schaterend: ‘Misschien kan ik nog actief worden in de groep uitkeringsgerechtigden.’ Ze staat inmiddels ingeschreven bij het UWV. ‘Dat kan digitaal. Het koste me moeite. Het leek me niet zo’n ww-cliëntvriendelijk systeem.’
Straks moet u misschien op cursus sollicitatiebrieven schrijven.
‘Ja, en leren netwerken. Ik ben er wel depri van geweest, hoor.’ Eens in de twee weken moet ze een lijstje inleveren met een overzicht van haar sollicitaties. ‘Ik sta ingeschreven bij bureaus, ik zit in een paar commissies en ik heb net een opleiding voor commissarissen en toezichthouders gedaan bij de Erasmus Universiteit Rotterdam. Dat schrijf ik allemaal netjes op.
In het begin vond ik het heel vervelend, maar nu denk ik: het is helemaal niet verkeerd om dit ook eens mee te maken. Ik moet hetzelfde doen als andere mensen die werkloos zijn. Dat is terecht. En ik hoef me niet te schamen voor de situatie waarin ik zit, zoals die Vestiaman, die eigenlijk met pek en veren door de straten had moeten lopen.’
Dus nu kunt u op uw lijstje zetten dat u een interview had in Binnenlands Bestuur en dat u zei dat u beschikbaar bent?
‘Haha, ik wil een baan. Een baan, of een verzameling van functies, ik weet niet wat er op mijn pad komt. In ieder geval iets wat er maatschappelijk toe doet.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.