Advertentie

Het spel en de regels

De Nationale Ombudsman heeft gesproken. Dit keer over inspraak en burgerparticipatie. Volgens onderzoek van de Ombudsman schort er zo’n beetje alles aan de manier waarop de overheid burgers invloed wil laten uitoefenen op beleid en uitvoering.

22 september 2009

De Ombudsman registreerde acht ergernissen over burgerparticipatie: de politiek heeft al besloten, burgers worden te laat betrokken, de ingang van burgers wordt genegeerd, bestuur en organisatie weigeren in gesprek te gaan… Het is een litanie die eenieder die de openbare zaak een goed hart toedraagt, tot diepe droefenis dient te stemmen.

 

Temeer omdat de constateringen van de Ombudsman verre van nieuw zijn.

 

Al in de jaren negentig namelijk leidden soortgelijke ervaringen met het traditionele inspraakinstrumentarium tot de invoering van coproductie en interactief beleid. Door eerder en opener met burgers in gesprek te gaan, zou de kwaliteit van de burgerparticipatie – en daarmee bijna automatisch de tevredenheid van die burgers over het uiteindelijke eindproduct – met sprongen toenemen. Het paradijs lag om de hoek en Pieter Tops wist hoe ieder zichzelf respecterend gemeentebestuur daar kon komen. Maar nu komt de Ombudsman tot de conclusie dat ook die nieuwe vorm van burgerparticipatie ten prooi valt aan oude, ingesleten gewoontes en patronen.

 

Gelukkig heeft de Ombudsman ook de oplossing. Hij pleit, vanuit drie uitgangspunten, voor tien spelregels voor goede burgerparticipatie. Het is een sympathieke geste, maar ik ben bang dat we er niet zo veel mee winnen. Ik heb het niet uitentreuren gecheckt, maar volgens mij hebben verreweg de meeste Nederlandse gemeenten deze regels allang tot uitgangspunt van hun participatiebeleid verheven. Op papier zit het dus wel goed, maar in de praktijk is de beïnvloedingsruimte nagenoeg nihil.

 

Daarmee is burgerparticipatie dus niet langer een kwestie van kùnnen, maar van wìllen geworden. De participatiegereedschapskist zit vol met de nieuwste gadgets, maar geen bestuurder of ambtenaar die ze gebruikt – en zeker niet volgens de juiste gebruiksaanwijzing. Alleen zijn bestuurders en ambtenaren kennelijk bevreesd om macht en invloed te delen. Bevreesd om te erkennen dat opvattingen en meningen die binnen de samenleving leven, minstens even ‘waar’ zijn als inzichten die gebaseerd zijn op theoretische kennis of politieke overtuiging. Bevreesd het gesprek aan te gaan met belanghebbenden op het moment dat er daadwerkelijk nog wat te kiezen valt, namelijk aan de start van het beleidsvormingsproces.

 

Beschouw dit overigens niet als een pleidooi voor de overheid-zonder-mening. Een succesvol proces van burgerparticipatie kan alleen plaatsvinden binnen heldere, door de politiek te stellen, kaders. Maar probeer die kaders wel zo ruim mogelijk te stellen, door bijvoorbeeld alleen het gewenste maatschappelijk effect te beschrijven. De weg waarlangs dat effect wordt bereikt, dat zou de overheid veel minder moeten interesseren. Of, zoals een buitendienstcollega van mij het altijd kernachtig verwoordt: ‘Als een hele straat blij wordt van bomen die met de kruin in de grond en de wortels omhoog staan, dan krijgen ze die. Want zij moeten er ten slotte iedere dag tegenaan kijken en ik kom maar eens in de maand langs’.

 

Het is dus geen tijd voor (nieuwe) spelregels, maar veeleer voor een ander spel.

 

Ad Burger

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie