Geen politiek bedrijven met rekenkamers
Columnist Douwe Jan Elzinga vindt dat er iets moet veranderen met betrekking tot de rekenkamers. Ze zijn te veel een object van politiek geworden en dat is geen goede zaak.
In de gemeente Arnhem is het budget voor de rekenkamer aanzienlijk verlaagd. In het vorige nummer van Binnenlands Bestuur werd gespeculeerd over de motieven. Had de Arnhemse rekenkamer zich misschien het ongenoegen op de hals gehaald van gemeenteraad of college? Of was het budget gewoonweg te hoog in vergelijking tot de producten die de rekenkamer aanleverde? Of boterde het in algemene zin niet tussen de rekenkamer enerzijds en raad en college anderzijds?
Een heel erg duidelijk beeld van de situatie in Arnhem komt niet boven tafel, maar het is wel het zoveelste bewijs dat het op deze manier met de rekenkamers en rekenkamercommissies niet verder kan.
Het merendeel van de rekenkamers en commissies functioneert goed tot soms zeer goed. Maar er is een te groot aantal met problemen en dat zijn niet alleen de slapende rekenkamers die helemaal niets doen. Dat er überhaupt slapende rekenkamers zijn, is een gotspe. Dat de minister van Binnenlandse Zaken dit zo lang op zijn beloop laat, is geheel onacceptabel, want de Gemeentewet kent een verplichte instelling en bij niet functioneren is er de plicht tot interventie. Dus gewoon doorpakken en niet langer omtrekkende bewegingen maken. En dan ook meteen een beslissing nemen over de financiering van de rekenkamers. Want een interventie die niet wordt gevolgd door het beschikbaar stellen van budget heeft natuurlijk nauwelijks enige zin.
Dat budget is het centrale knelpunt van deze met de dualisering ingevoerde instellingen. Oorspronkelijk was in de dualiseringsvoorstellen de figuur van de rekenkamer een facultatieve instelling. Als je de vrije keuze hebt om een raadsenquête te houden of een in een rekenkamer te voorzien, dan is het volkomen logisch dat er een algehele begrotingsvrijheid is. Schept de wet de verplichting om een griffier te benoemen, een gemeentesecretaris aan te stellen of een rekenkamer of rekenkamercommissie in te stellen, dan is er een plicht om te voorzien in het salaris van griffier en secretaris en van de andere verplichte instellingen.
Slapende griffiers of hevige differentiaties in het salaris van de gemeentesecretaris zijn niet goed denkbaar en vanuit dat perspectief is het vreemd dat de rekenkamers met handen en voeten vastzitten aan de bereidheid van raad en college om hen van budget te voorzien. Door deze niet erg voor de hand liggende constructie ligt er een permanente en latente spanning op deze activiteit. Van voorzitters van rekenkamers – en de meeste doen dat heel goed – wordt veel tact en politiek inzicht gevergd. Een onafhankelijke en kritische houding moet worden gecombineerd met draagvlak en de politieke bereidheid van raadsmeerderheden om de rekenkamer financieel in de lucht te houden.
De praktijk laat zien dat er maar een paar akkefietjes nodig zijn om het krediet van een rekenkamer als sneeuw voor de zon te laten verdwijnen. Er wordt veel impliciete politiek bedreven. De rekenkamers en rekenkamercommissies zijn daardoor een evident object van politiek geworden en dat is geen goede zaak. De enige manier om die onwenselijke situatie te beëindigen is de invoering van een verplicht basisbudget, bijvoorbeeld als verplicht percentage van de gemeentebegroting.
NB. Wanneer houdt die Elzinga eens op met zijn dwaze voorstellen. Verplicht percentage van gemerntebegroting voor rekenkamers ? Ga toch fietsen, man !