Gewogen stemmingen zijn niet toegestaan
Columnist Douwe Jan Elzinga bepleit in zijn column dat gewogen stemmingen niet zijn toegestaan.
Mag in de volksvertegenwoordiging of in commissies een stelsel van gewogen stemmingen worden gebruikt? De verleiding om dat in te voeren is er altijd. Immers bij de taakverdeling in raden en staten moet rekening worden gehouden met verschil in grootte van fracties.
Eenmansfracties kunnen niet alles aan en bij slechts één vertegenwoordiger van een grote fractie in een commissie komt het gewicht van die fractie niet altijd goed tot uitdrukking. Door gewogen te stemmen kan dit verschil in grootte tot uitdrukking worden gebracht.
Provinciale staten van Noord-Brabant besloten op grond van dit motief om een stelsel van gewogen stemmingen in te voeren voor de statencommissies. Als één van zijn eerste beleidsdaden heeft minister Plasterk echter aan de provincie laten weten dat dit systeem niet is toegestaan. De minister schrijft: ‘In commissieverband geldt hetzelfde principe als in de raad, namelijk dat ieder lid één stem heeft en – althans formeel gezien – geen fractie vertegenwoordigt. Gewogen stemming zou slechts mogelijk zijn indien dit door de wetgever uitdrukkelijk zou zijn geregeld. Nu dit niet het geval is, kan er ook geen sprake van zijn dat een commissielid stemt namens afwezige leden van zijn fractie.’
Provinciale staten wordt in overweging gegeven om het systeem van gewogen stemming te schrappen, anders volgt spontane vernietiging van het besluit wegens strijd met het recht. In sommige gevallen wordt wel met stemwaardes of gewogen stemmingen gewerkt. Bijvoorbeeld in gemeenschappelijke regelingen. Daar is een wettelijke grondslag om uitdrukking te geven aan het verschil in zwaarte van de samenwerkingspartners.
Ook bij de verkiezing van de Eerste Kamerleden hebben bijvoorbeeld de leden van de Staten een stem die in zwaarte verschilt, namelijk afhankelijk van het aantal inwoners van een provincie. Ook daar is een wettelijke grondslag in de Kieswet. Voor de reguliere positie van raads- en Statenleden – en evenmin voor leden van Eerste en Tweede Kamer – is die grondslag er bewust niet. Het mandaat van de volksvertegenwoordiger is individueel. Om die reden kunnen zij ook niet door fractie of politieke partij tot aftreden worden gedwongen.
Vroeger gebruikte men hier ook de aanduiding: de volksvertegenwoordiger stemt naar eer en geweten. De volksvertegenwoordiger is niet alleen de representant van zijn fractie of politieke partij, maar ook van de bevolking die hij vertegenwoordigt. Alle stemmen moeten om die reden even zwaar tellen – one man, one vote – en bij het bepalen van de stem zijn de onderlinge discussie en de persoonlijke afweging van groot belang. Het stemrecht van individuele volksvertegenwoordigers mag niet worden geïnstrumentaliseerd.
Dat betekent dat de volksvertegenwoordiger alleen zelf over zijn stem moet kunnen beschikken. Indien collega’s, een fractie of een politieke partij (mede)gebruik kunnen maken van het stemrecht wordt een fundamenteel rechtsbeginsel geschonden. Dat verbod van gewogen stemmingen staat er niet aan in de weg om te peilen hoe de stemming mogelijk ligt. En dat is ook in veel raden en Staten de praktijk. Indien de voorzitters ‘de stemming peilen’ in commissies, dan is daarmee in de regel wel min of meer duidelijk hoe de verhoudingen liggen bij een formele stemming in de raad. Vooral in presidia wordt meestal op deze manier gewerkt. Dat is een werkwijze die zich goed verdraagt met het verbod om het stemrecht van raads- en Statenleden overdraagbaar te maken.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.