Geen overheid achter de kerkdeur
Het draagvlak voor het huisrecht is veel beter bestand tegen misbruik dan de godsdienstvrijheid. Van het eerste blijven we het nut inzien, hoewel dat de aanpak van de coronacrisis serieus beperkt. Het tweede moet er onmiddellijk aan geloven als ergens in een grote preekschuur de orthodoxe kont tegen de krib gaat, zelfs zonder dat kerken nou de grootste besmettingshaarden blijken.
Godsdienstvrijheid mag dan ons oudste grondrecht zijn, een rustig bezit is het waarschijnlijk nooit geweest. Het gedoe over de galmende godshuizen tijdens deze tweede golf is geen uitzondering. Het oude processieverbod om de homeopatische verdunning van het calvinisme tegen te gaan, verdween pas in 1983 uit de Grondwet.
Dat was ook het jaar waarin de reikwijdte van de godsdienstvrijheid definitief werd uitgebreid naar levensovertuiging in het algemeen. Om duidelijk te maken dat artikel 6 Grondwet van oudsher het recht beschermt om niet te hoeven geloven. Of, zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat zo mooi zegt: godsdienstvrijheid ‘is also a precious asset for atheists, agnostics, sceptics and the unconcerned’.
Gek genoeg zitten de atheïsten, agnostici, sceptici en onverschilligen steeds minder op de grond wettelijke bescherming van hun ongeloof te wachten. Godsdienstvrijheid is in hun ogen steeds meer een overbodige bescherming van achterhaalde praktijken zoals rituele slacht en besnijdenis. Ook wat dat betreft is het gedoe over de galmende godshuizen tijdens de tweede golf geen uitzondering. Ook nu gaan weer stemmen op om de vrijheid van godsdienst te schrappen. Want waarom zouden gelovigen méér mogen dan voetbalsupporters?
Deze roep om de afschaffing van de godsdienstvrijheid staat in schril contrast met de onbetwiste status van die andere belangrijke grondwettelijke uitzondering op de routekaart van de coronabestrijding: het huisrecht. Hoewel de meeste besmettingen achter de voordeur plaatsvinden en sommige burgemeesters in de zomer al naarstig op zoek waren naar het touwtje uit de brievenbus, markeert de nieuwe Coronawet een heldere grens: géén BOA’s in je huiskamer. En dat allemaal zonder ingezonden brieven met verontwaardigde pleidooien voor de afschaffing van het huisrecht. Terwijl: waarom zouden thuisblijvers méér mogen dan kroegtijgers?
Het draagvlak voor het huisrecht is veel beter bestand tegen misbruik dan de godsdienstvrijheid. Van het eerste blijven we het nut inzien, hoewel dat de aanpak van de coronacrisis serieus beperkt. Het tweede moet er onmiddellijk aan geloven als ergens in een grote preekschuur de orthodoxe kont tegen de krib gaat, zelfs zonder dat kerken nou de grootste besmettingshaarden blijken. Ik zie daarvoor een aantal redenen waarvan er twee tijdens de coronacrisis weer heel zichtbaar worden. Allereerst valt de grote omzichtigheid op waarmee Rutte communiceert over religieuze gemeenschappen. Het uitgangspunt dat de overheid niet achter de voordeur handhaaft, weerhoudt hem er niet van zich vervolgens een half uur lang met dringende adviezen te bemoeien met onze verjaardagsfeestjes en familiebezoeken. Wat religieuze gemeenschappen te doen staat, moet minister Grapperhaus verder later maar uitzoeken met de koepelorganisaties.
Zo’n verschil in bejegening lijkt respectvol maar is op termijn schadelijk voor het draagvlak onder de godsdienstvrijheid. Dat de politie niet tijdens een dienst mag binnenvallen, betekent niet de kerken niet even streng op hun verantwoordelijkheid mag worden gewezen als de rest van de samenleving. In de tweede plaats kunnen kerkgangers er zélf een handje van hebben om het draagvlak onder de godsdienstvrijheid uit te hollen. Niet alleen door eigenwijs te blijven zingen als de overheid nadrukkelijk vraagt dat niet te doen, maar vooral door dat te verdedigen met een betoog dat niet-gelovigen uiteindelijk niet begrijpen hoe belangrijk geloof voor gelovigen is. Godsdienstvrijheid wordt dan een privilege voor gelovigen om dingen te mogen die anderen niet mogen om redenen die deze anderen verder niet kunnen begrijpen.
Terwijl de godsdienstvrijheid dus eigenlijk het omgekeerde is en veel wezenlijker ligt: een principiële beperking van de overheidsmacht in de zaken geloof en geweten. Een dergelijke beperking kan niet stevig genoeg in de Grondwet staan. Hopelijk blijven we beseffen dat de reden waarom de Staat niet kan optreden tegen kerkgangers in Staphorst dezelfde is als de reden waarom de Staat thuisblijvers in Amsterdam met rust moet laten. Iedereen heeft een voordeur. Maar iedereen heeft ook een kerkdeur.
Reacties: 6
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Uit bron- en contactonderzoeken blijkt dat besmettingen vooral achter de voordeur plaatsvinden, niet achter de kerkdeur. Die constatering zie ik in de reactie van WJB niet terugkomen. Het zou juist zeer noodzakelijk en gewenst zijn als de Staat achter de voordeur kan optreden, daar waar de besmettingshaarden zitten.
Laat ik voor de volledigheid duidelijk zijn ik ook vind dat in de godshuizen absoluut rekening moet worden gehouden met de adviezen van het RIVM, zoals op dit moment niet met meer dan 30 personen aanwezig in één ruimte.
Een veel betere maatstaf is om het maximaal aantal personen te relateren aan de capaciteit van het gebouw. Bv. 20% van wat er beschikbaar is. Veel landen hanteren deze maatstaf. En ja, dan kan een kerk van 2500 zitplaatsen nog steeds 500 bezoekers toelaten.
Datzelfde principe geldt ook voor godsdiensvrijheid. In de geschiedenis zijn er veel ongelukken gebeurd met overheden van allerlei snit die om hen moverende redenen in wilden grijpen in de wijze waarop hun onderdanen al dan niet hun geloof over overtuiging in de praktijk wilden belijden. Door naar de kerk te gaan of juist thuis te blijven. Door jongetjes te besnijden of kinderen in een commune groot te brengen. Door God in het openbaar te prijzen of hem in het openbaar belachelijk te maken. De overheid moet zich daar niet mee bemoeien, zelfs niet als er een (overigens zeer gering) gevaar voor anderen uit voortvloeit. Want daar komen ongelukken van.