Advertentie
bestuur en organisatie / Redactioneel

Europese regels moeten realistischer

De Europese Unie houdt te weinig rekening met lokale verschillen. Zonder differentiatie zal Brussel nooit het hart van de burger winnen, stellen vier Europa-experts van de PvdA.

11 juli 2008

De inzet van de Europese Unie is vanaf het begin gericht op het harmoniseren van de interne markt. Dat betekent vooral dat voor de markt in de verschillende lidstaten overal dezelfde randvoorwaarden gelden. De achterliggende gedachte is dat eerlijke concurrentie voor iedereen meer welvaart oplevert en dat het Europa zelf op het wereldtoneel ook tot een belangrijke speler maakt. Deze opdracht is voor een belangrijk deel volbracht en heeft ook zeker resultaat gehad. Wetgeving op het gebied van mededinging, aanbestedingen, het vrije verkeer van mensen en goederen hebben de interne markt inderdaad verregaand geharmoniseerd.

 

Nu het project van de interne markt nagenoeg is voltooid, richt Europa zich de laatste jaren ook op zaken als luchtkwaliteit, bodem, water, plattelandsontwikkeling, natuur en tal van andere zaken. Goede doelen, die gebaat zijn bij een grensoverschrijdende aanpak. Water en lucht trekken zich immers niets van landsgrenzen aan. Bij het aanpakken van deze op zichzelf belangwekkende zaken wordt echter een fundamentele denkfout gemaakt in Brussel. Europa gaat nog steeds uit van het model dat is gericht op het harmoniseren, terwijl deze omgevingsvraagstukken om maatwerk vragen. Dat vraagt om het vermogen te differentiëren. De verschillen tussen landen en regio’s zouden het uitgangspunt moeten zijn voor beleid en wetgeving. Anders worden kansen gemist en zijn suboptimale oplossingen het gevolg.

 

Een voorbeeld is de voorgestelde bodemrichtlijn - al is nog onzeker of die er ooit komt. Met name de zuidelijke lidstaten hebben behoefte aan zo’n richtlijn. Het helpt ze bij de aanpak van bodemproblemen die bij ons in de jaren zeventig op de politieke agenda kwamen. De reactie van Europa is vervolgens dat alle lidstaten moeten voldoen aan deze bodemrichtlijn en hierover ook aan Brussel moeten rapporteren. Geen deskundige verwacht dat de richtlijn voor de kwaliteit van onze bodem daadwerkelijk een verschil maakt.

 

Waarom dan niet meer ruimte creëren voor differentiatie tussen lidstaten zodat de middelen niet in rapportages gaan zitten, maar direct in de vervuilde bodem zelf? Een ander voorbeeld is de luchtkwaliteit: natuurlijk heeft iedereen recht op schone lucht. Maar in plaats van absolute normen te stellen kan Europa zich beter concentreren op het bronbeleid: schonere auto’s, strenge normen voor de industrie en schonere brandstoffen. De Europese norm is nu in veel dichtbevolkte gebieden nu moeilijk haalbaar. De richtlijn leidt vooral tot ingewikkelde discussies over meetmethodes en voorziet royaal in de broodwinning van talloze juristen. Hetzelfde geldt voor de waterrichtlijnen. Water moet schoon zijn vanwege een Europese richtlijn. Bronnen van vervuiling en lozing worden echter niet aangepakt.

 

Deze manier van regelgeving is voor de Brusselse politiek comfortabel. Bij algemene richtlijnen over water, lucht of bodem zijn er weinig lobbyisten op pad. Maar wil Europa bijvoorbeeld de auto-industrie of de luchtvaart aanpakken, dan staat een heel leger lobbyisten klaar om te roepen dat het zo niet kan. Normstellingen maken bedrijven niet rechtstreeks verantwoordelijk en – nationale – overheden kunnen de door Brussel opgelegde normen afwentelen op lagere overheden. De verleiding is dus groot om strenge normen af te spreken in plaats van differentiatie toe te staan in combinatie met een streng bronbeleid.

 

Deze werkwijze moet veranderen, want de nadelen komen steeds scherper in beeld. Voor een deel veroorzaakt Nederland de verdergaande juridisering zelf door het zogenaamde goldplating waarbij een schepje bovenop de Brusselse richtlijnen wordt gedaan. Het kernprobleem is echter vooral dat regio’s, provincies en gemeenten steeds minder vrij zijn in hun eigen keuzes. Ze zijn uitvoerders van Europese ambities en kunnen niet meer bepalen of ze prioriteit willen geven aan schoon water, schone lucht, natuur of iets heel anders. Dat is de dood in de pot voor de lokale en regionale democratie. En het is de bron van veel ergernis over Europa.

 

Het Europa van de toekomst moet in onze ogen veel meer uitgaan van de specifieke kenmerken van de verschillende regio’s. Het generieke beleid heeft zeker zijn nut gehad, maar vraagstukken op het gebied van de leefomgeving en de regionale economie worden niet opgelost met generieke wetgeving en richtlijnen vanuit Brussel. Het Europa van de toekomst zal meer dan nu gebeurt maatwerk moeten leveren. Dat is spannend en uitdagend en een breuk met het beleid tot nu toe. Veranderingen in Europa kosten tijd, maar wij agenderen deze discussie in het Europees Parlement, de Tweede Kamer en in het Comité van de Regio’s (regionale vertegenwoordigers die de Europese Commissie adviseren). We roepen bij deze staatssecretaris Timmermans van Europese Zaken op om deze fundamentele discussie ook met zijn Europese collega’s te voeren.

 

Wil Europa zich nestelen in de harten van de mensen, dan moet het aansluiten bij de dagelijkse realiteit, en afstand moeten nemen van de gedachte dat Griekenland, Litouwen, Spanje, Nederland en de andere lidstaten allemaal op hetzelfde moment dezelfde stap vooruit moeten zetten. Europa moet zorgen voor eerlijke concurrentievoorwaarden en de bronnen van vervuiling stevig aanpakken. Maar laat steden en provincies daarbinnen zelf prioriteiten stellen. Het zal het vertrouwen in Europa ten goede komen.

 

Co Verdaas, PvdA-Gedeputeerde Gelderland (o.m. Europa) Luuk Blom, PvdA-Tweede Kamerlid, woordvoerder Europa Dick Buursink, PvdA-Gedeputeerde Overijssel (o.m. Europa) Dorette Corbey, PvdA-Europarlementariër

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie