Elke twee weken 'n nieuwe taskforce
En weer zijn er meer taskforces in het leven geroepen. Nuttig of een chique aftocht voor politici die een probleem niet kunnen oplossen? ‘Er heerst een merkwaardige dubbelheid in de moraal als het om dit soort commissies gaat.’
De een vindt ze een nuttige aanvulling van het politieke systeem. Voor de ander zijn ze een typisch symbool van achterkamertjespolitiek en een in zichzelf gekeerde politieke elite. Feit is dat het aantal tijdelijke, door de regering ingestelde commissies blijft stijgen. Sinds november vorig jaar riepen de vijftien ministers 30 keer de hulp in van zo’n ad hoc-commissie.
Binnenlands Bestuur zocht de persberichten van ministeries na waarin de installatie van een tijdelijke commissie werd aangekondigd. Meegeteld zijn de commissies die worden voorgezeten door ‘externen’: personen die momenteel geen functie bekleden in de landelijke politiek en die niet werkzaam zijn als rijksambtenaar. De werkgroep ‘Code openbaar bestuur’, ingesteld in oktober, viel bijvoorbeeld af omdat deze wordt voorgezeten door Andrée van Es, directeur-generaal bij het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Ook de werkgroep ‘Aanbodzijde woningmarkt en financiering woningbouw’ telden we niet mee: deze werd voorgezeten door een externe deskundige, Jeroen Kremers, maar bestond verder uit zittende topambtenaren. Aangekondigd, maar nog niet geïnstalleerd, is een staatscommissie over versterking van de Grondwet, maar over de taakopdracht praat minister Guusje ter Horst van Binnenlandse Zaken nog met de Tweede Kamer. Ook die telden we niet mee.
Het aantal van 30 commissies betekent een flinke toename ten opzichte van vorig jaar. Voormalig Tweede Kamerlid Wijnand Duyvendak heeft een aantal jaren de teller bijgehouden en kwam voor 2007 uit op twintig. Die telling stopte in november van dat jaar, met de installatie van de commissie-Bakker, die zich over het ontslagrecht zou buigen.
In 2006 telde GroenLinks dertien commissies, in 2005 zestien en in 2004 tien. Op initiatief van die partij werd in 2004 unaniem een motie aangenomen in de Tweede Kamer, die de regering opdroeg het aantal ad hoc-commissies tot een minimum te beperken. Adviezen en expertise zouden zoveel mogelijk moeten worden ingewonnen bij de vaste adviescolleges van de overheid en de ambtelijke diensten, oordeelden de volksvertegenwoordigers.
Spagaat
‘Er heerst een merkwaardige dubbelheid in de moraal als het om dit soort commissies gaat’, constateert Mark van Twist. Hij is onder meer decaan en bestuurder van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) en schreef als directeur bij Berenschot Procesmanagement een boek over het fenomeen van de commissies. ‘Enerzijds wordt er geroepen, ook door politici zelf, dat het er minder moeten worden. Maar de praktijk is dat het er juist steeds meer worden. De realiteit voor bestuurders is blijkbaar heel anders.’
Van Twist is ook niet van de school die roept dat het per se allemaal minder moet. Dat is hem te gemakkelijk. Commissies kunnen heel nuttig zijn om partijen te mobiliseren en zijn flexibeler dan het ambtenarenapparaat, stelt hij. Ze worden ook te vaak op één hoop gegooid: ‘De taakstelling verschilt nogal. Er zijn commissies die terugkijken op een gebeurtenis, bijvoorbeeld na de vuurwerkramp. Dan heeft zo’n commissie een heel duidelijke functie om een proces af te sluiten. Dan zijn er de traditionele commissies die een advies moeten uitbrengen, en tegenwoordig zie je steeds meer hands on-commissies: clubs die ook uitvoerend zijn. De Taskforce jeugdwerkloosheid was er zo een. Die benaderden zelf partijen en hadden een heel duidelijke en concrete doelstelling.’
Ook Jaap Boonstra, hoogleraar Management van verandering in organisaties aan de Universiteit van Amsterdam, vindt de concrete taskforces een interessante aanvulling op het politieke systeem, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan: ‘Een taskforce moet je alleen instellen als er politieke overeenstemming is over de doelen. Vervolgens krijgt de taskforce een concrete opdracht mee om met een oplossing te komen. Doordat de taakstelling al vaststaat, hoeft het geen ellenlange brainstormsessie te worden en kun je volstaan met mensen uit het betreffende beleids- en uitvoeringsveld.’
De toename van het aantal commissies hangt volgens Boonstra samen met de manier waarop de overheid is georganiseerd: ‘Steeds meer vraagstukken zijn ministerie-overschrijdend en vragen om een multidisciplinaire aanpak. Denk aan jeugdwerkloosheid, mensenhandel, mobiliteit, vroegtijdige schoolverlaters. In dat geval kan een taskforce helpen om het probleem aan te pakken. Je kunt tenslotte moeilijk voor elk ministerie-overstijgend probleem een programmaminister benoemen.’
Politiek gevoelig
Een stuk cynischer is politicoloog Rinus van Schendelen, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij werkte mee aan de onderzoeken van GroenLinks en schreef met Duyvendak een boek over de commissies, die zij bestempelen als ‘Schaduwmacht’.
Van Schendelen heeft zijn eigen indeling voor de commissies. Tegenover de ‘barbecuecommissie’ die een doorbraak moet forceren, stelt hij de ‘ijskastcommissie’: ‘Heel geschikt om van een politiek gevoelig onderwerp af te komen. Zo’n commissie mag lekker lang duren, want intussen kan de minister niks gevraagd worden. “Daar is een commissie mee bezig”, zegt die dan. Wil je dat het echt lang duurt, zet er dan een paar professoren in. Die gaan eerst met elkaar kibbelen over de definities van het probleem. Dan is het onderwerp gegarandeerd een paar maanden chic geparkeerd.’
Dat de externen die worden aangezocht om de commissies voor te zitten vaak nauwe banden hebben met hun politieke opdrachtgevers, vindt Van Schendelen het meest dubieus. De voorzitters zijn zelf meestal oud-politici en partijprominenten. ‘Hoe onafhankelijk zijn die commissies als ze aan de leiband van de politici zitten?’, vraagt Van Schendelen zich af. ‘Van iemand als Hans Alders is de partijkleur bekend. Maar ook zogenaamd maatschappelijk externen in die commissies hebben vaak een politieke kleur. Geef mij de namen van alle leden en ik weet zeker dat ik de meesten in een partijhokje kan plaatsen.’
Dat oud-politici goed in de commissies zijn vertegenwoordigd, heeft volgens hem te maken met angst van de opdrachtgever om de regie uit handen te geven: ‘Ik ben zelf voorstander van commissies waarin de zogenoemde stakeholders zelf vertegenwoordigd zijn. Zet de kemphanen bij elkaar en laat die er met elkaar uitkomen. Hang er een strakke deadline aan en zet er een wettelijk piketpaaltje bij: dit zijn de regels waaraan jullie je moeten houden. Maar voor politici is dat eng, dan moeten ze macht uit handen geven.’
Van Twist wijst er juist op dat het ook voordelen heeft om oud-politici dit soort commissies te laten voorzitten. Ze kennen de Haagse mores en hebben speciale expertise over een onderwerp: ‘De mensen in zo’n commissie hebben doorgaans speciale ervaring op het onderwerp waar het in dat geval om draait. Zij krijgen voor die commissies volgens een vaste regeling betaald (zie kader ‘Wat kost dat’ hiernaast), zo’n 200 euro per vergaderdag. Bij een consultacybureau krijg je daar nog geen junior voor!’
Van Twist ergert zich aan de ‘heisa’ die er in zijn ogen om de commissies wordt gemaakt: ‘Zo’n Paul Rosenmöller waar iedereen overheen valt omdat hij 1400 euro per dag kreeg voor de commissie PaVEM (Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen, red.), of nu Zalm die onder vuur ligt wegens zijn jaarsalaris van 750.000 euro bij ABN Amro... Dat zijn niet de minsten en voor dat soort bedragen vind je geen interimmer, hoor.’
Overigens is Van Twist naar eigen zeggen ‘volop onderdeel van het circuit’. Hij heeft zelf ook in diverse commissies gezeten. Toch pleit hij voor meer openheid. ‘Het is voor de buitenwereld vaak heel onduidelijk wat er nu precies gebeurt in zo’n commissie. Je ziet het instellingsbesluit en een tijd later wordt een rapport afgeleverd. Maar het tussenliggende proces is heel vaag.’
Kijk hier voor het overzicht van commissies en taskforces (PDF)
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.