Ambtenaren zitten vooral elkaar in de weg
Gemeenten zoeken steeds meer de samenwerking met hun inwoners, zetten in op inclusieve democratie of overheidsparticipatie en experimenteren met democratische innovaties. Dat stelt andere eisen aan het vakmanschap van de ambtenaar en behelst beduidend meer dan het ophalen of voorleggen van ideeën.
Gemeenteambtenaren in de participatiesamenleving hebben andere vaardigheden, een andere werkhouding en soms meer vrijheid nodig om hun werk goed te kunnen doen. Eigen collega's blijken de grootste hindermacht.
Dat blijkt uit onderzoek van Tilburg University in zes gemeenten. De onderzoekers spraken met een groep ambtenaren, variërend van wijkmanagers tot projectleiders en beleidsadviseurs.
Gemeenten zoeken steeds meer de samenwerking met hun inwoners, zetten in op inclusieve democratie of overheidsparticipatie en experimenteren met democratische innovaties. Dat stelt andere eisen aan het vakmanschap van de ambtenaar en behelst beduidend meer dan het ophalen of voorleggen van ideeën.
‘Werken op het raakvlak van gemeente en gemeenschap vraagt om een open houding ten aanzien van het vraagstuk in kwestie en de verschillende perspectieven daarbinnen en ten aanzien van het proces, zonder het streven naar concreet resultaat los te laten’, aldus de onderzoekers. ‘Het vraagt om verbindend optreden, tussen mensen, processen en middelen en om ‘bricolage’: in staat zijn ‘met vaak beperkte middelen iets nieuws te creëren’.
Ambtenaren lopen daarbij tegen grenzen op. De eigen organisatie biedt weliswaar houvast, maar kan ook in de weg zitten. Vasthouden aan al te strikte beleid- en wetgeving, tijdgebrek en werkdruk, traditionele vormen van sturing en management, politiek en vooral de hardnekkige verkokering staan volgens de ambtenaren het werken met buiten in de weg.
Die barrières worden met name ervaren tussen ambtenaren onderling. Collega’s stonden stipt op nummer één, wanneer het gaat om wat hindert binnen de organisatie. Ambtenaren hebben vooral behoefte aan ruimte in de vorm van flexibel te besteden tijd, geld en beslissingsmacht, ondersteund door bestuurlijke rugdekking en draagvlak, en een heldere visie op participatie en samenwerking. De aanbeveling is om ‘binnen’ meer structureel ruimte te maken voor ‘buiten’ en met gevarieerde teams te werken.
Uit het artikel maak ik op dat er gepleit wordt voor meer besluitvormende bevoegdheden de zogenaamde 4e macht. Dit lijkt me, diplomatiek uitgedrukt, niet wenselijk.