Een week later
Van de schrik over de verkiezingsuitslag – nog versterkt door mijn Zuid-Limburgse achtergrond – ben ik weer enigszins bekomen. Tijd om een eerste balans op te maken. Moeten we de uitkomst vooral politiek of maatschappelijk duiden?
Verkeert onze democratie in crisis, of zal institutionele veerkracht deze schokken wel weer verwerken en kunnen we vertrouwen op de conserverende kracht van onze politiek-bestuurlijke elite?
Onze democratie lijkt vitaal. Menig buitenland zou jaloers zijn op deze opkomst. Het is een teken van democratische volwassenheid als de kiezer bij elke verkiezing opnieuw kiest en zich niets gelegen laat liggen aan de vanzelfsprekendheden van afkomst, klasse of ideologie. Ook politiek is er alom secularisering en dat getuigt volgens de culturele elite van moderniteit en verlichting. Niets te klagen, dus.
Volksvertegenwoordigers moeten steeds op zoek naar een volk dat gefragmenteerd en dynamisch is. Elke verkiezing toont ons de nieuwe staat van het land en daar is geen stabiele staat op te maken. De onvoorspelbare kiezer past voortreffelijk bij de volatiliteit van de netwerksamenleving, maar is voor duurzaamheid van instituties rampzalig.
Dat geldt in de eerste plaats voor politieke partijen. In ledental steeds betekenislozer, zijn ze voor de rekrutering van politiek personeel als vanouds invloedrijk, zo niet invloedrijker. Dat wringt natuurlijk in termen van legitimiteit.
Tussen maatschappij en politiek zijn partijen niet langer de kanaliserende verbinding. De verzuiling, waarin maatschappelijke waarden politieke articulatie kregen en waarin volk en staat op gepaste afstand en in vertrouwde verbinding werden gehouden, is voorbij. Zelfs de christendemocratische achterban is ontheemd. De kiezer zweeft op alle fronten: links en rechts, hoog en laag opgeleid, man en vrouw, rooms en calvinistisch, liberaal en conservatief.
De uitslag is niet alleen uitdrukking van een gegroeide kloof, van onbehagen en ressentiment, of van ‘Politikverdrossenheit’, zoals onze oosterburen dat even onnavolgbaar als treffend zeggen. Natuurlijk is er de komst van rechts populisme. Dat lijkt een blijvende factor in de Nederlandse politiek, net zoals dat – ondanks een gevoelige nederlaag – geldt voor links populisme. Nederland is een normaal Europees land geworden. Dat is heilzaam voor ons zelfbeeld.
Het ‘opgeheven vingertje’ was al krommer geworden. Nu kan de hand definitief in eigen boezem gestoken blijven. 15 procent van het electoraat weet zich gerepresenteerd door een politicus die systematisch een religieuze groep beledigt en volksvreemd noemt, die het leger op burgers wil afsturen en een buitenlands staatshoofd als ‘freak’ neerzet. Op de morele verhevenheid van tolerantie en verlichting kunnen we ons niet meer beroepen.
De verkiezingen zijn in velerlei opzicht waarlijk postmodern. Ideologieën zijn niet langer dominante oriëntaties voor stemgedrag en maatschappelijke verbondenheid. Waarden en betekenissen zijn versplinterd en vloeibaar geraakt. Oude en nieuwe media spelen zeer indringende rollen.
Het politieke debat is ondergeschikt geraakt aan de dwang van het format en de eenregelige uitspraak die zowel krantenkop als tweet kan zijn. Het debat over het debat is de nieuwe hyperrealiteit die winst en verlies bepaalt. Lijsttrekkers gedragen zich naar de logica van de simulacra die spinnende campagneteams hebben verzonnen.
Het klassieke spel van de formatie is nu weer begonnen. In een aantal ronden moet het speelveld kleiner worden gemaakt. In vrome bewoordingen wordt de democratische leugen herhaald dat de grootste winnaar van de verkiezingen als eerste voor regeringsdeelname in aanmerking komt. Proportioneel zou dat overigens D66 zijn. Uri Rosenthal zal de door Majesteit en haar adviseurs gewenste stabiliteit van het nieuwe kabinet maximaal willen honoreren, neem ik aan.
Er zullen een paar rondes voor nodig zijn, maar uiteindelijk zal Wilders zich realiseren dat hij geen deel moet willen uitmaken van een elite die hem met fluwelen handschoenen en de aantrekkelijkheid van het pluche gretig onschadelijk zal maken.
Uiteindelijk zal er nog wekenlang aan een encyclopedisch Regeerakkoord worden gesleuteld, opdat we met de bezwerende macht van het woord de werkelijkheid van de volstrekt ongewisse toekomst en onze strijdige opvattingen daarover tegemoet kunnen treden. Op naar de volgende verkiezingen.
Paul Frissen is decaan en bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.
Dit betekent dat rechts derhalve niet moeten regeren. de stemmers hebben immers gesproken?