Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

‘De provincie is een gevoel’

De provincie doet mensen best wat, maar niet als bestuurslaag. Wel als romantisch idee dat met symbolen wordt omkleed. Een lied, een vlag, een streekgerecht. ‘Het gaat niet om een identiteit die in ons bloed zit’, zegt de Brabantse hoogleraar Jos Swanenberg.

08 maart 2019
bus-brabant.jpg

Aan jou o, Zuid-Holland, mijn heerlijk land, mijn heerlijk land, Aan jou o, Zuid-Holland, heb ik mijn hart verpand!
Daar zullen ze in de Schilderswijk en op Zuid van opkijken. Zouden de Utrechters ook weten dat zij hun ‘zin’ hebben verpand aan de ‘parel der gewesten?’ Dat hebben de Drenten trouwens ook. ‘Uw geest was ’t, die mij leidde, daarom vergeet ’k u niet.’

Elf van ’s lands twaalf provincies hebben zulke hoogdravende volksliederen. De enige provincie die het zonder moet stellen, is Noord-Brabant. ‘En laat dat nou bij uitstek een provincie zijn waar de provincie een warm gevoel oproept bij de inwoners’, weet bijzonder hoogleraar diversiteit in taal en cultuur in Brabant Jos Swanenberg (50). Niet dat Brabant het niet heeft geprobeerd.

De provincie wilde ter gelegenheid van de viering van het 900-jarig bestaan van het hertogdom Brabant in 2007 het volk laten kiezen uit drie liederen: Hertog Jan van Brabant uit 1947, Het leven is goed in het Brabantse land uit 1979 en Brabant uit 2002. In dat laatste liedje bezingt Gustaaf Stephanus Modestus Meeuwis uit Mariahout vanuit een kille stad hoe hij zijn warme Brabant mist. Maar eind 2006 meldt het provinciebestuur dat de Brabanders niets voelen voor een volkslied. Dat deden ze wel; dat was juist het probleem, vermoedt ‘Brabantoloog’ Jos Swanenberg. ‘In Zuid-Holland kan niemand het volkslied wat schelen; hier in Brabant liggen we er bij wijze van spreken wakker van. Met Brabant van Guus Meeuwis is het verdienstelijk geprobeerd. De Peel en de Kempen, het icoon van Brabant, en de Meierij komen erin voor, maar niet Baronie en Markiezaat. Daar ga je al. Frans Bauer en Guus Meeuwis komen uit twee verschillende Brabanden. Kom dan maar eens democratisch aan een volkslied.’

Geuzennaam
Hoogleraar Swanenberg (hij verdeelt zijn tijd tussen de Universiteit van Tilburg en het kennis- en expertisecentrum Erfgoed Brabant in Den Bosch) is een rasechte Brabo. ‘Neem ik geen aanstoot aan; dat is een geuzennaam, net zoals Ajax-fans pronken met joden en De Graafschap- fans met boeren. Ik had helemaal niet in de gaten hoe Brabants ik was, totdat ik in militaire dienst ging.’ Wat is dat Brabantse provinciegevoel? Waar komt het vandaan?

Swanenberg: ‘Eerst de feiten: ik ben hier geboren en ik ben hier opgegroeid, mijn ouders zijn hier geboren, ik woon hier, ik werk hier. Ik kan niet anders dan Brabander zijn. Maar dat is niet het antwoord dat ik zou willen geven. Iedereen kan namelijk een Brabantse jongen of Brabants meisje zijn. Zoiets zit niet in je bloed en ook niet in de bodem – juist niet. Je bent het als je jezelf zo voelt en als je het wij-gevoel deelt. De provinciale identiteit is een idee dat wordt gecultiveerd door het gebruik van symbolen zoals de vlag, een lied of een streekgerecht. De vlaai, het worstenbroodje, de bolus, kruudmoes, fietsebonensoep.’

Ook Swanenberg deelt het Brabantse wij-gevoel. De Brabantse vlag ligt thuis in de kast. ‘We hangen hem ook weleens op. Rood-wit geblokt, een soort veredelde theedoek.’ Swanenberg: ‘Die vlaggen hangen van Bergen op Zoom tot Boxmeer aan de gevel. Dat zie je in Gelderland niet. Niemand heeft daar een vlag. Hoe komt dat nou? De Achterhoek heeft wel een sterke regionale eigenheid. Twente ook, maar Overijssel weer niet. Dat geldt ook voor Holland. Of zeg jij wel dat je je thuis voelt in Zuid-Holland?’ Natuurlijk niet. Je voelt je thuis in Leiden of in Rotterdam. Als je een vlag kent, dan is dat de geelgroene vlag van Den Haag, niet die van de provincie. Swanenberg: ‘In Holland is de stedelijke identiteit veel sterker dan de regionale, met uitzondering van bijvoorbeeld West-Friesland en het Westland. Ze hebben één ding gemeen: periferie. Je hebt de Randstad en je hebt de landsrand. Daar heb je het gevoel dat je anders bent dan de Randstad. Je weet ook dat je anders wordt gevonden.’

De provinciale of regionale eigenheid is vooral wat je er zelf van maakt, zegt de Brabantse hoogleraar Jos Swanenberg. En hoe anderen je zien. ‘Hier in het zuiden denk je: alles boven de grote rivieren is hetzelfde, en boven de grote rivieren denk je: het zuiden is één pot nat. Die zachte g alleen al, en de afscheidsroep houdoe. Zo’n woord werkt als sjibbolet, dat wil zeggen dat je aan je taal wordt herkend als Brabander wanneer je houdoe zegt. Bovendien werkt het als symbool, want met houdoe zeg je een woord dat niet alleen letterlijk tot ziens, het ga je goed betekent, maar het identificeert ook. De verstaander denkt, hé, een Brabander, of vooruit een Brabo. Zo’n afscheid is een talig paspoort.’

Rivaliteit
Voor de Hollander is iedere zachte g hetzelfde, maar zeg het niet tegen de Limburgers of West- en Oost-Brabanders. In die provincies ligt dat heel nauw; de verschillen zijn erg belangrijk. ‘Dat is eigenlijk de cultivering van de kleine verschillen’, zegt Swanenberg. ‘Voor Oost-Brabanders lijken West-Brabanders Hollanders. Limburgers noemen álle Brabanders Hollanders. Erger kun je ons niet kwetsen’, lacht Swanenberg. Die rivaliteit is niet voorbehouden aan het zuiden. ‘Je hebt het tussen Friesland en Groningen.

Maar ook tussen de Woudfriezen en de Kleifriezen en de Drenten van het zand of het veen. Voor buitenstaanders zijn die verschillen niet te begrijpen; het is ook alleen maar beleving. Onze identiteit is een ui, vertelde een collega eens. Je pelt er steeds een stukje vanaf en als je klaar bent, dan houd je niets over. Er zit geen kern in.’ Kern of niet, de symbolen van het wijgevoel kunnen ons, om maar even in de beeldspraak van de ui te blijven, tot tranen toe roeren. Zo’n heerlijk worstenbroodje uit Made! ‘Zwaaien met de vlag als PSV thuis scoort, de Brabantse vlag bij een concert van Guus Meeuwis.’

Niemand die dergelijke provinciale sentimenten zo vaardig bespeelt als de commissaris van de provincie, bestuurder van het jaar 2016 Wim van de Donk, vindt Bosschenaar Swanenberg. ‘De provincie doet er van alles aan om het Brabantgevoel te cultiveren. Je wilt graag dat mensen zich betrokken voelen bij de provincie als bestuurslaag door ze aan te spreken op wat we in Brabant met elkaar delen. Dat heeft Van de Donk goed in de smiezen.’

Niet alleen Van de Donk. Voorzitter van de PvdA-raadsfractie in Breda Arjen van Drunen (24) onderzocht als student van Swanenberg hoe provinciale overheden omgaan met het provinciale gevoel. Hij onderzocht Noord-Brabant, Friesland, Flevoland en Utrecht. Swanenberg: ‘Van Drunen heeft gesproken met de vier commissarissen en hij heeft hun nieuwjaarstoespraken over een periode van vijf jaar bekeken. Als je aan zo’n studie begint, dan denk je bij Friesland en Brabant aan een sterke provinciale betrokkenheid, maar bij Flevoland? Nieuw land met een nieuwe bevolking; hebben die een gedeeld verleden? Voelen ze verbondenheid? Ja, die voelen ze, en hoe! Flevoland spreekt nadrukkelijk de pioniersgeest van de inwoners aan. Wij hebben de provincie opgebouwd en steken de handen uit de mouwen. Ik had mij nooit gerealiseerd dat Flevolanders zich zo verbonden konden voelen.’

Wij-Gevoel
Niet voor niets misschien dat in Flevoland relatief veel kiezers aangeven dat de provinciale politiek ‘veel invloed heeft’. Veel meer dan in Brabant, waar slechts 4 procent van de inwoners vindt dat de provincie als bestuurslaag ertoe doet in het dagelijks leven. Dat is het laagste percentage van alle provincies, meldde Binnenlands Bestuur onlangs. Brabanders hebben geen hekel aan de provincie, maar zien het belang er niet van, onderzocht de Universiteit van Tilburg vorig jaar. Ze weten ook niet wat de provincie doet. Juist in de provincies met de hoogste provinciale identiteit wordt het minst gestemd voor de Staten. ‘Dat lijkt op het eerste gezicht onbegrijpelijk, maar dat is het niet per se’, zegt hoogleraar Swanenberg. ‘De sociale druk om te stemmen is verdwenen.

Brabant is de laatste decennia radicaal veranderd. De provincie is verstedelijkt; de dorpen zijn aan elkaar gegroeid. Van de roomse boerencultuur is niets meer over. De kerk doet er niet meer toe en boeren horen niet meer bij Brabant.’ Dat slechts een handjevol Brabanders de provincie relevant vindt en dat de opkomst bij de Statenverkiezingen nergens zo laag is als in Noord-Brabant, wordt wellicht ook veroorzaakt door de langgerektheid en de verschillen in de provincie. Swanenberg:

‘Voor Oudenbosschenaren is provinciehoofdstad Den Bosch verder weg dan Rotterdam of Antwerpen. Mijn Brabant in Den Bosch is totaal anders dan het Brabant van mijn kennis in Bergen op Zoom. We hebben zulke afstanden te overbruggen. De betrokkenheid met ‘Den Bosch’ is er daardoor niet. We delen wel het Brabantse gevoel, maar dat is gebaseerd op onze eigen leefomgeving – de Kempen, het Markiezaat. Mijn eigen werk en dorp of stadswijk waar ik de mensen ken en waar ik met carnaval oude bekenden tegen het lijf loop. Ik hoef er niet over na te denken hoe ik mij daar beweeg. Mijn leefomgeving is vanzelfsprekend. Dat is mijn thuis – daaraan ontleen ik mijn Bossche en daarmee Brabantse eigenheid.’

Swanenberg wil maar zeggen: het wij-gevoel in de provincie draait om cultuur en denkbeelden, niet om politiek. De Statenverkiezingen hebben niets met provinciegevoel te maken. ‘Brabant is voor de Brabanders niet de provincie Noord-Brabant als staatsrechtelijke entiteit, zoals we nog elf provincies hebben, maar het is het scherm waarop we onze eigen leefomgeving projecteren. Ik voel mij thuis in Brabant omdat ik mij thuis voel in Oss of Waalwijk. Dat zeg je niet snel in Overijssel: ik voel mij thuis in Overijssel omdat ik mij thuis voel in Oldenzaal. Daar zeggen mensen veel eerder: ik voel mij thuis in Twente. Ik ben een Tukker. In Winterswijk voel je je Achterhoeker, geen Gelderlander.’

En dat thuis en wij-gevoel van de Tukkers en Achterhoekers wordt vervolgens gekoppeld aan een herkenbare mentaliteit. De Tukker is wantrouwig, de Achterhoeker is trots, de Fries is onbuigzaam, de Drent is voorzichtig, de Zeeuw is onverzettelijk, de Brabander is gemoedelijk. Swanenberg: ‘We vinden dat we zo zijn; het is niet wie wij zijn. Het is een beeld. Oud-hoogleraar Nederlandse etnologie Gerard Rooijakkers schreef een paar jaar geleden in Het Nieuwste Brabant: “Brabant is welbeschouwd slechts een idee. Maar wel een verrekes goed idee”. Zo is het helemaal. Een provincie-identiteit bestaat niet, wel een provinciegevoel.’


CV
Jos Swanenberg (Gemert, 1968) studeerde van 1988 tot 1992 Nederlandse taal- en letterkunde in Utrecht en promoveerde in 2000 in Nijmegen. Na zijn promotie bleef hij tot 2008 verbonden aan de Radboud Universiteit. Van 2004 tot 2008 was hij ook streektaalfunctionaris bij de Stichting Brabants in Den Bosch. In 2009 werd hij adviseur van Erfgoed Brabant, onder andere voor dialecten en volkscultuur. In datzelfde jaar werd Swanenberg bijzonder hoogleraar diversiteit in taal en cultuur in Brabant aan de Universiteit van Tilburg. Swanenberg is onder andere auteur van het Brabants-Nederlands/ Nederlands-Brabants woordenboek.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie