Advertentie

De non-commissie

Mijn lippen begonnen licht te krullen – ik ben altijd wel in voor ironie – toen ik in dit blad over de ‘non-commissie’ Winsemius las. Het was geen tikfout, noch een slecht getimede april-grap.

18 december 2009

Evenmin ging het om een briljante trouvaille van de ex-McKinsey- firmant, voormalig VVD-bewindspersoon en huidig WRR-lid. Dat had zo maar gekund, omdat hij altijd in is voor een verrassende benadering. Soms wil hij problemen aanpakken rond het kampvuur. Een andere keer schakelt hij Cruijff in als groot beleidsdenker.

 

De uitvinding van het concept ‘non-commissie’ had ik hem wel toevertrouwd, zeker als het om zwaarwichtige vraagstukken gaat. Paradoxaal adviseren heet dat dan. Maar nee, dit keer moet de brille worden gezocht bij het ministerie voor Wonen, Wijken en Integratie. Dat had in 2008, toen het dagboek in jij-vorm nog in de maak was, Winsemius om advies gevraagd over de inburgering.

 

Aanvankelijk betoogden ministerie en adviseur desgevraagd dat er slechts mondeling was gerapporteerd. Dat had natuurlijk goed gekund: onder het genot van een mooie maaltijd en een goed glas wijn laat de globaliseringstragiek zich net even comfortabeler bespreken. Zwaar tafelen past bovendien bij zoiets lichtvoetigs als een non-commissie. Maar kennelijk schatte de redactie van ons blad minister Vogelaar iets minder bourgondisch en iets meer van het woord in. Dus werd er, zoals dat heet, ‘gewobd’. En inderdaad: er waren documenten en meer nog, hoogst curieuze resultaten.

 

Winsemius bleek een ‘non-commissie’ te hebben voorgezeten. Hij had ook gerapporteerd, maar de conclusies en aanbevelingen waren weggelakt. Bovendien bleken bijlagen met verrassende cijfers te ontbreken. Als klap op de vuurpijl kwam boven tafel dat de opdrachtverlening na afronding van de werkzaamheden had plaatsgevonden.

 

Veel Haagse lessen bevat deze casus. Het begrip ‘non-commissie’ is een voorbeeld van hoe woorden de wereld van het beleid scheppen. Dat postmoderne inzicht wordt in de werkelijkheid van het beleid voortdurend bevestigd. Wie de betekenissen weet te verschuiven, verwerft macht. Wie woorden geeft aan onbehagen, trekt kiezers. Wie problemen bloemrijk benoemt, slaagt er in ze te doen verdampen.

 

Door een commissie een non-commissie te noemen ontwijkt men kritiek op het al te vaak inschakelen van commissies. Een non-commissie past veel beter in de huidige cultuur van flexibilisering. Sterker nog, een non-commissie is zo vluchtig, zo lichtvoetig dat de totale flexibiliteit is bereikt: de droom van elke beleidsmaker. Ik vind dat ook wel passen bij Winsemius: een zekere ijlte kan zijn gedachtegoed niet worden ontzegd.

 

Overigens past dat weer veel minder bij een ander prominent lid van de non-commissie, Erik Gerritsen. Hem dicht ik vele kwaliteiten toe, maar ijlte? Het past ook wel bij een non-commissie dat de opdrachtverlening pas na de werkzaamheden plaatsvindt. Een noncommissie heeft immers een non-voorzitter, non-leden zijn er geen lid van, maar verrichten wel non-werkzaamheden. De betekenis daarvan blijkt pas achteraf, in het licht van de eeuwigheid en de ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Daarbij passen geen wereldse fenomenen als aanbesteding en transparantie.

 

Non-commissies vergen achteraf vast te stellen beloningen die slechts een symbolische fooi zijn voor de genialiteit van de weggelakte conclusies en de zwaarte van de verboden cijfers. Als het om regelgeving gaat, zijn de opstellers van regels altijd onnavolgbaar creatief als politieke bazen moeten worden gediend en onaangename waarheden moeten worden verzwegen. In de esoterische vergaderingen van de non-commissie zijn ongetwijfeld gewichtige woorden gewijd aan de zware problematiek van de inburgering. Maar de cijfers waren kennelijk vrolijker dan politiek uitkwam.

 

Het bestand Potentieel Inburgeringsplichtigen, scherp te onderscheiden van het bestand Verplichte Inburgeraars, om nog maar te zwijgen van het bestand Vrijwillige Inburgeraars, blijkt vervuild. Vervuiling van bestanden - dat komt vaker voor in Nederland. Bestanden moeten blijkbaar niet de feiten tonen, maar wel politieke doelen dienen. Op dit moment komt het niet uit dat er minder inburgeraars zijn. Dat lijkt op het eerste gezicht net zo vreemd als de ontbrekende vreugde bij het leegstaan van onze gevangenissen.

 

Elk feit dat erop wijst dat Nederland beschaafder wordt of beter ingeburgerd raakt, zou de toorn van de Venlose Mozart kunnen wekken. Feiten getuigen immers van een hopeloze politieke correctheid. Dan maar liever een non-commissie.

 

Paul Frissen is decaan en bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie