Is de kiezer dan toch gek?
Onbehagen voel ik wanneer ik in de pers berichten lees over onbeholpen politiek en bestuurlijk gedrag en – handelen. Met enige regelmaat duikt er weer een gemeente op waar iets aan de hand is. Recent treft het Brunssum. Wanneer je die berichten voor waar aanneemt dan vraag je je af, is de kiezer toch gek om zich zo te laten representeren? Of is er iets anders aan de hand?
Onbehagen voel ik wanneer ik in de pers berichten lees over onbeholpen politiek en bestuurlijk gedrag en – handelen. Met enige regelmaat duikt er weer een gemeente op waar iets aan de hand is. Recent treft het Brunssum. Wanneer je die berichten voor waar aanneemt dan vraag je je af, is de kiezer toch gek om zich zo te laten representeren? Of is er iets anders aan de hand?
Brunssum roept bij mij herinneringen op. Herinnering aan een helaas veel te jong overleden collega. Met haar sprak ik zo’n twintig jaar geleden regelmatig over het vak en daarmee over de bestuurscultuur in Brunssum. Een niet even eenvoudige cultuur met ook kwesties die het bestuurlijk (on)hygiënisch handelen raakten.
Een eerste gevaar dat op de loer lag was naar de bestuurscultuur te kijken “door de bril van boven de rivieren of vanuit het westen”. Die valkuil is vakkundig vermeden en het leverde haar waardevolle verhalen op en prachtige inzichten. Waarbij de houding ten opzichte van de overheid sterk leek te zijn bepaald door de historie. Met daarbij een diep geworteld gevoel op belangrijke momenten aan hun lot te zijn overgelaten door “Den Haag”. Of dat gevoel nu wel of niet gekoesterd wordt is eigenlijk niet relevant. Wel dat het zijn weerslag had op de manier waarop naar lokale overheid wordt gekeken.
Eveneens werd duidelijk dat “Den Haag” dicht bij Brunssum lag. Omgekeerd niet. Het bracht ons tot de observatie dat de beste optie om het vertrouwen in de overheid te vergroten vanuit het gemeentebestuur zelf is. Dus via de gekozen burgers uit de gemeente werken aan de bestuurscultuur. Dat dit veel vraagt van raadsleden is evident. Het vereist namelijk gemeenteraadsleden die in staat zijn vanuit ‘de staat voor te leven”. In zo’n situatie kunnen plaatselijke politieke afdelingen wel hulp en specifiek vakmanschap voor gekozenen gebruiken. Zeker bij het mobiliseren, werven en selecteren van kandidaten. Gerichte hulp vanuit het landelijk bestuur aan de lokale afdelingen zou in die situaties vanzelfsprekend moeten zijn en geen luxe, zo waren wij van mening.
En nu twintig jaar later ligt bij de huidige bestuurlijke beving de valkuil op de loer dat geen ondersteuning, maar slechts stevige leiderschapstaal te verwachten is. De in de pers beschreven kwestie is ook niet slechts een zaak voor benoemde/gekozen bestuurders. Kwesties die de bestuurlijke hygiëne van een gemeente raken behoren in mijn ervaring tot de zwaarste die gemeenteraadsleden kunnen treffen. Maar het zijn ook kwesties die een nauwgezet samenspel tussen de drie bestuursorganen vereisen met een bewustzijn van en respect voor elkaars rol. Maar die kwesties bieden gelijktijdig grote kansen bij de waardering van de (lokale) politiek en het bestuur. Daarbij is het belangrijk als bestuurder en raadslid doorlopend te beseffen dat blijkbaar een grote groep – wellicht sceptische - inwoners wel naar de stembus blijft gaan. En misschien met hun stem op niet- of minder gecultiveerde kandidaten iets anders willen duidelijk maken en helemaal niet gek zijn.
Jan Dirk Pruim
Lees ook het nieuwe boek van Jan Dirk Pruim: Wat en hoe voor het raadslid.
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.