Advertentie

Doorzettingsmacht heeft schaduwzijde

Vaak is het oprakelen van dromen over doorzettingsmacht een opmaat naar een litanie over de vele schotten in de uitvoering en de starre regels van Europa of het rijk. Over hoe graag gemeenten het allemaal wel zouden willen, maar hoe moeilijk het ze gemaakt wordt.

25 september 2020

Een zorgprofessional met doorzettingsmacht. Dat is de droom van de transitie in het sociaal domein. Die éne regisseur die begrijpt wat nodig is en die dat vervolgens daadwerkelijk kan regelen. Niet alleen in het oerwoud van de sociale voorzieningen en de zorgverzekeringen maar het liefste ook als het om een huisje gaat, of een werkplek. 

Want in het domein van zorg en ondersteuning wordt het natuurlijk nooit wat, als gemeenten nauwelijks invloed hebben op de bestaanszekerheid van hun cliënten. Dan mogen de gemeenten dweilen, terwijl de Dienst Toeslagen, het SVB, het UWV, de woningbouwcorporaties en andere logge instanties de kraan open houden. Vaak is het oprakelen van dromen over doorzettingsmacht een opmaat naar een litanie over de vele schotten in de uitvoering en de starre regels van Europa of het rijk. Over hoe graag gemeenten het allemaal wel zouden willen, maar hoe moeilijk het ze gemaakt wordt.

Zo’n litanie houdt u nog van mij tegoed – er valt nog van alles te verbeteren. Maar eerst wil ik het hebben over dat dromen van doorzettingsmacht. Zie ik het goed, dan gebeurt dat steeds vaker. Het Klimaatakkoord droomt dat gemeenten met de sterke arm de gaskraan kunnen komen dichtdraaien en de Tweede Kamer nam pas weer een motie aan dat VWS doorzettingsmacht moest krijgen bij de preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten. Een beetje Kamerlid dat zijn portefeuille serieus neemt, streeft tegenwoordig naar de absolute prioriteit ervan.

Maar al dat doorzetten is niet zonder problemen. Neem bijvoorbeeld de doorzettingsdroom in het sociaal domein. Als lid van een bezwaarschriftencommissie hoor ik regelmatig zaken tegen de besluiten van een urgentiecommissie van de regeling voor de woonruimteverdeling. Dat betreft niet zelden zorgdossiers waarin een batterij hulpverleners opkomt tegen de afwijzing van een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning. En ik begrijp dat wel. Dan is er veel zorg geïnvesteerd in een kwetsbare moeder met een driejarig zoontje dat na een vechtscheiding net weer een beetje naar school durft. Maar zolang zo’n gezinnetje zich in de eenkamerwoning moet zien te behelpen met gedeelde sanitaire voorzieningen, valt er weinig echte vooruitgang te verwachten. Als de woonsituatie al niet volstrekt onhoudbaar is omdat het kraakpand wordt gesloopt of de moeder inmiddels zwanger blijkt van een tweede kind.

Toch slaagt zo’n pleidooi zelden. En dat zónder dat we daarvan het rijk de schuld kunnen geven. Het probleem zit in regels die gemeenten zelf gesteld hebben. Maar die regels begrijp ik ook wel. Wachten op een sociale huurwoning duurt in de regio Holland-Rijnland erg lang. Een appartementje op de eerste verdieping zonder lift in een buitenwijk van Alphen aan de Rijn komt na twee jaar wel in zicht. Wie van een eengezinswoning in Leiden droomt, kan beter op minstens tien jaar rekenen. Daarom wonen veel werkende jongeren nog bij hun ouders, wachtend en sparend op hun huisje, boompje en beestje. Speciaal in hun belang bepaalt de regeling voor de woonruimteverdeling dat gezinsuitbreiding geen reden is voor urgentie op de woningmarkt. Want wie zou nog met gezinsvorming wachten totdat je een huis hebt, als je alleen maar zo’n gezin hoeft te stichten om met voorrang een huisje te mogen uitzoeken? De een z’n droom is de ander z’n nachtmerrie.

Aan de doorzettingsmacht van zorgprofessionals zit dus een keerzijde, die raakt aan netelige vragen over ieders eigen verantwoordelijkheid. Voor wie alleen aan de eed van Hippocrates is gebonden, is die keerzijde weinig relevant. Zorgverleners oordelen niet. Maar wie zich met een ambtseed aan de behartiging van het algemeen belang heeft verbonden, kan zich aan dit morele afwegen van schaarste niet onttrekken.

Ongetwijfeld is de tegenstelling in dit voorbeeld vals. Als je immers voldoende woningen bijbouwt, hoef je helemaal niet te kiezen tussen Hippocrates of het algemeen belang. Maar het bouwen van die woningen blijkt nog knap lastig. Hoe we dat gaan oplossen? ‘Doorzettingsmacht in de woningbouw’ in drie, twee, één...

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie