Verloren wedstrijd, bij voorbaat
Columnist Geerten Boogaard probeert het programma Opstandelingen te analyseren.
‘Besturen is leed toebrengen’, schijnt Ad Geelhoed ooit te hebben gezegd. En voor wie daaraan twijfelt, is er op televisie het programma Opstandelingen. Sophie Hilbrand peurde afgelopen maanden weer als vanouds in lokale hoofdpijndossiers over windturbines, megastallen en volkswijken.
Echte klappers in de categorie Bloemendaal (seizoen twee) of Bergen (seizoen een) zaten er dit jaar niet bij. Maar desondanks was het beeld ook nu weer weinig flatteus. Er deugde allemaal weinig van, constateerden de kijkers op sociale media en columnisten in regionale dagbladen. Gemeentevoorlichters, op hun beurt, ‘herkenden zich niet in het geschetste beeld’ of laakten ‘de eenzijdige informatie waar zij om privacyredenen helaas niet op konden ingaan’.
Al sinds de eerste aflevering weet het lokaal bestuur maar moeilijk raad met het programma. Het is evident serieuzer en beter gemaakt dan het klassieke recept van Pieter Storms om onaangekondigd en met draaiende camera een verwilderde wethouder over tafel te trekken. Zo makkelijk kom je trouwens tegenwoordig ook een bestuursvleugel niet meer op. Anderzijds is het programma geen rijdende rechter of neutrale onderzoeksjournalistiek. Daarvoor is het frame veel te sterk en te eenzijdig. Het heet Opstandelingen, want het gaat over die opstandelingen. Elke horzel die een punt heeft, wordt geportretteerd als ware het Rosa Parks zelf. Kwestie van vakwerk.
Een typische aflevering begint met dramatische beelden en dito muziek bij een paar stevige quotes van de opstandeling. ‘Waarom mag je in een land met zoveel woningnood niet wonen op een recreatiepark? Alleen omdat een of andere pipo op het stadhuis een regeltje niet wil aanpassen?’. En meteen daarna volgt de toon van het programma met een rocknummer uit de jaren 70: ‘No, you won’t fool the children of the revolution, no, no, no’. Dat is ook de eindtune van het programma. Ergens daartussen moet dan die pipo van het stadhuis het Bouwbesluit zien uit te leggen. Geen thuiswedstrijd dus.
Burgemeester Hafkamp van Bergen, die het programma voor de eerste aflevering drie uur te woord had gestaan, trof zichzelf naar eigen zeggen terug als de harteloze capo van het Palermo van Noord-Holland. Ook andere gemeenten schrokken zich rot en weigerden in het tweede seizoen hun medewerking. Dat pakte in de vaardige handen van het programma echter zo mogelijk nog desastreuzer uit, zodat in het derde seizoen weer wel actieve bestuurders optraden. Terecht, wat mij betreft. Want juist bij een uitwedstrijd kun je respect verdienen. Wethouder Joost Reus van Culemborg fietste zelf naar de boze burgers om hen rechtstreeks onder ogen te komen. Toch kon hij de ‘children of the revolution’ natuurlijk niet voor de gek houden. Ze vraten hem niet meer.
Wat is dan die revolutie uit het frame van het programma waar zoveel kijkers op aanslaan, maar waarin bestuurders zo slecht afsteken? En dan bedoel ik de wijze waarop het verhaal wordt verteld, de beelden die daarbij worden vertoond en de accenten die de muziek zet. Welk ideaal van lokaal bestuur wordt er uitgevent? Eigenlijk zou het programma systematisch moeten worden geanalyseerd door beeldwetenschappers met verstand van publieke verbeelding. Amateurs als ik kunnen niet meer doen dan alle afleveringen nog eens achter elkaar terugkijken.
Maar dat levert al wel het vermoeden op dat het programma een democratisch ideaal uitdrukt waar een gemeenteraad als volksvertegenwoordiging eigenlijk nooit aan kán voldoen. Want we zijn er niet met minder netwerkcorruptie, ombudspolitiek en meer dualisme. De opstandeling uit het programma is de soevereine burger wiens individuele autonomie langzaamaan absoluut wordt. Nadeel dulden voor het algemeen belang is er dan niet meer bij. Absolute individuele autonomie klinkt als de ultieme democratie. Maar het is een revolutie die haar eigen kinderen opeet.
Als ik het mij goed herinner, heeft het programma in de verschillende seizoenen meerdere zaken behandeld waaruit duidelijk werd dat er niet alleen vanuit 'absolute individuele autonomie' werd geprotesteerd, maar waarin ook juist een algemeen belang voorop werd gesteld.