Beter af bij gemeente?
Vorige week hield de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in Apeldoorn een Buitengewone Algemene Ledenvergadering. Aanleiding waren onder meer de Algemene Politieke Beschouwingen, die jaarlijkse rituele samendans van regeringspartijen en de oppositie om de hete brij heen.
De VNG-vergadering hield zich tamelijk breedvoerig bezig met wat er in de Tweede Kamer allemaal wél aan de orde was gekomen. In het journalistenforum na afloop, waar ik deel van mocht uitmaken, ging het veel meer om wat er allemaal níet besproken was. Het feit dat Nederland dichtslibt. De wereldwijde transformatie van het vrije en ongebonden kapitalisme naar een opmerkelijke vorm van staatsdeelnemingen. De tweedeling tussen arm en uitkeringsafhankelijk aan de ene kant en rijk aan de andere kant. En het zienderogen afnemende vertrouwen in de politiek bij grote groepen burgers.
De zaal in Apeldoorn was ruimschoots gevuld met burgemeesters, vooral van de kleinere gemeenten, met hun wethouders en met zo hier en daar een raadslid. Samen en in vereniging bepleitten zij een verdergaande decentralisatie, een ruimhartiger overheveling van taken van Provincies en van het Rijk naar de Gemeenten, die immers, zoals de congresstukken niet moe werden te beweren, ‘dichter bij de mensen staan’ en die ‘niet door het Rijk beperkt en gecontroleerd, maar juist gesteund moeten worden’.
Het eerste en belangrijkste onderwerp dat in dit verband genoemd werd was de kwestie van de jeugdzorg. Gemeenten moesten, vond ook de Vergadering, ‘meer instrumenten en voldoende financiële middelen in handen krijgen om met scholen, kinderopvang, peuterspeelzalen, jeugdgezondheidszorg en jeugdzorg een effectieve lokale structuur op te zetten. Aan woorden geen gebrek, zoveel is duidelijk.
De teneur was ook duidelijk: als de gemeente nu maar verantwoordelijk wordt voor wat er bij provincie en rijk allemaal mis gaat, dan komt het allemaal dik voor elkaar. Mijn gedachten dwaalden af naar de grootste van alle gemeenten, Amsterdam, waar het aanstormende politieke talent Lodewijk Asscher sinds jaar en dag met de instanties die voor de jeugdzorg verantwoordelijk zijn hopeloos in de clinch ligt. Hij heeft er zelfs een woord voor bedacht. Frankenstein. Het monster van Frankenstein.
Het monster dat op gemeentelijk niveau, bestaat uit tal van stichtingen, instituten, baasjes van stichtingen en baasjes van instituten, die allemaal een deel van de verantwoordelijkheid voor het jeugdprobleem opeisen zonder dat een van hen werkelijk de verantwoordelijkheid draagt voor het geheel. En die in veel gevallen meer belangstelling hebben voor een ruime bijdrage uit de gemeentelijke subsidiepotten dan voor de oplossing van de zich opstapelende problemen met een groot deel van de grote stadsjeugd zelf.
Zonder cynisch te willen zijn: zoveel vertrouwen in de fantastische oplossingen die een gemeentelijke bureaucratie te bieden heeft als de VNG-vergadering aan de dag legde wijst op een zekere zelfoverschatting. ‘Gemeenten’, meende de VNG nogal borstklopperig. ‘kunnen creatief en met succes nieuwe taken oppakken en vraagstukken in onze samenleving aanpakken. Dat geldt voor grotere, maar ook voor kleinere gemeenten.’ Inderdaad. Dat kan. Maar het kan ook heel vaak niet.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.