Advertentie

Constitutionele rommelpot in Amsterdam

Columnist Douwe Jan Elzinga maakt zich zorgen over de vervanging van de deelraden door bestuurscommissies in Amsterdam.

29 maart 2013

De wetgever heeft de deelraden afgeschaft. In Amsterdam komen daar nu bestuurscommissies voor in de plaats. Die bestuurscommissies lijken echter verdacht veel op de afgeschafte deelraden. De belangrijkste beweegreden om de deelgemeenten af te schaffen was een reductie van het aantal bestuurders, politici en ambtenaren en een terugkeer naar de hoofdstructuur van rijk, provincie en gemeente.

Indien Amsterdam taakrijke en rechtstreekse gekozen bestuurscommissies gaat instellen, dan moet de conclusie zijn dat deze primaire doelstelling van de Wet afschaffing deelgemeenten niet zal worden gerealiseerd. Die situatie kan men toejuichen of betreuren, maar dit zijn wel de onmiskenbare feiten.

Door de instelling van rechtstreeks gekozen taakrijke territoriale bestuurscommissies trekt Amsterdam een lange neus naar de wetgever. Waar wordt gewerkt met rechtstreeks gekozen ambten of organen ontstaat per definitie een dynamiek met vergaande gevolgen. Indien bij deze rechtstreekse verkiezingen wordt gewerkt met een lijstenstelsel dan wordt die dynamiek nog groter. Rechtstreekse verkiezingen op basis van een lijstenstelsel doet een partijpolitieke arena ontstaan. In partijpolitieke arena’s moet politieke keuzevrijheid bestaan, er moeten politiseringsmarges bestaan. Zijn deze er niet, dan wordt er politieke ruimt opgeëist. Dat gebeurt onder meer door adviestrajecten materieel bindend te maken.

Bij raadgevende referenda bijvoorbeeld blijft het primaat van de besluitbevoegdheid bij het vertegenwoordigend orgaan berusten, maar de materiële ruimte voor dat orgaan om van het oordeel van de kiezers af te wijken is in de praktijk vrijwel geheel afwezig. Advies betekent dan binding. Worden aan de Amsterdamse bestuurscommissies adviesbevoegdheden gegeven dan zal vaak met een beroep op de direct democratische legitimatie van de bestuurscommissie de adviesbevoegdheid een materieel bindende bevoegdheid zijn. Men gebruikt de formele aanduiding adviesbevoegdheid dan enkel om binnen de wettelijke kaders te blijven; daaronder ligt in dat geval een geheel andere werkelijkheid.

Om deze politieke dynamiek nog iets nader te illustreren, kan naar de ontwikkeling binnen de waterschappen worden verwezen. Vanaf het moment dat het fenomeen van de rechtstreekse verkiezing voor de waterschapsbesturen zijn intrede deed, zijn de waterschappen zich breder gaan maken in hun taakuitoefening. Toen enige tijd later daar het lijstenstelsel aan werd toegevoegd ontstond een partijpolitieke arena die weer voor een extra impuls zorgde. De waterschappen tonen ondertussen vele overeenkomsten met het algemeen bestuur van gemeente en provincie en het is vooral daarom dat de waterschappen onder vuur liggen en mogelijk worden ondergebracht bij de provincie. Ook hieruit blijkt dat de dynamiek van partijpolitieke arena’s per definitie leidt tot een sterke groei van ambities en gepercipieerde taakstellingen.

Het in het leven roepen of in stand houden van een partijpolitieke arena in de buurt van gemeente en provincie leidt derhalve per definitie tot een spanningsverhouding met de bestuurlijke hoofdstructuur. De wetgever wilde die spanning reduceren. Door toepassing van het nieuwe Amsterdamse model zal die reductie niet worden bereikt. In het Amsterdamse dossier ligt de principiële constitutionele vraag voor of provincies en gemeenten op basis van de mogelijkheid om territoriale bestuurscommissies in te stellen de vrijheid hebben om partijpolitieke arena’s in het leven te roepen. Bij de waterschappen heeft de onduidelijkheid daarover tot ongelukken geleid die nu worden gecorrigeerd. Zou de nationale overheid ook hier een passieve, niet-interveniërende houding aannemen, dan kan dat vergaande gevolgen hebben en zouden de territoriale bestuurscommissies zich als een olievlek over het land kunnen gaan uitspreiden.

Een en ander leidt tot de eindconclusie dat Amsterdam weliswaar de autonome bevoegdheid heeft om territoriale bestuurscommissies in te stellen, maar het is uitdrukkelijk een bevoegdheid van de nationale overheid om te waarborgen dat deze bestuurscommissies niet uitgroeien tot nieuwe concurrentievormen van de bestuurlijke hoofdstructuur. Nu het bij de Amsterdamse bestuurscommissies gaat om een uiterst merkwaardige mengfiguur is de kans bovendien zeer aanzienlijk dat opnieuw een constitutionele rommelpot ontstaat.

Reacties: 3

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

A. Wassenburg
"Nu het bij de Amsterdamse bestuurscommissies gaat om een uiterst merkwaardige mengfiguur is de kans bovendien zeer aanzienlijk dat opnieuw een constitutionele rommelpot ontstaat." (citaat)

Ik ben van mening dat dat dan ook precies de bedoeling is. Immers, hoe kan men anders doorgaan met het verspillen van subsidiegelden bij nutteloze maar wel erg op de eigen politieke vriendjes gerichte projecten en activiteiten? Waar kan men anders nog overbodige geworden bestuurders of nieuw beginnende politieke 'talenten' kwijt?





A. Van der Meulen / Kritische Amsterdamse burger
Uw redenering loopt naar mijn gevoel mank, daar u vergeet dat de gemeente Amsterdam reeds uitgebreide ervaring heeft met een vergelijkbare inmiddels 'uitgetrilde' politieke arena maar dan zoals bestaandvrondom de stadsdelen. Inmiddels opgedane ervaringen met wringende belangen (concurrentie) tussen het centrale stadsbestuur en de stadsdeelraden kunnen nu in de nieuwe situatie worden meegenomen. daarmee kunnen de gevolgen van die politieke arena zoals u die noemt: koloniale bestuursdrift, beperkt worden. Overigens betreft het in Amsterdam regionale bestuurscommissies en geen normale bestuurscommissies ( dwz commissies met 1specifieke taak).

Ik geloof niet dat dit initiatief snel ( dwz zonder naar mijn beleving goede redenen, bijv de grootte van de gemeente) snel zal worden overgenomen door andere gemeenten. Dat zal naar mijn beleving niet snel gebeuren, juist omdat het centrale bestuur graag de kosten zal willen beperken ( het inrichten van verkiezingen en dergelijke organen kosten immers geld) maar ook de macht cq de bestuurlijke invloed zal willen behouden. Zeker naarmate gemeenten kleiner zijn.

u noemt bovendien niet de aanzienlijke groei in taken waar de gemeenten op korte termijn mee te maken gaan krijgen. Hier kan de bestuurscommissie (ik vermoed vooral de 'normale' bestuurscommissie dwz niet direct gekozen en niet regionaal) juist bijdragen aan gestructureerd en overzichtelijk bestuur. Aangezien de keuze door de overheid wordt gemaakt om fors meer taken bij gemeenten neer te leggen, zullen we moeten wennen aan een nieuwe bestuurlijke realiteit en gemeenten hun oplossingen gunnen en eerst maar eens moeten afwachten of dit daadwerkelijk gaat leiden tot bestuurlijke wanorde.

Ik sluit me wel aan bij uw conclusie ( gesteld in een ander artikel van uw zijde) dat we niet voortdurend taken heen en weer zouden moeten schuiven tussen de verschillende lagen van de overheid. Want dat kost handen vol geld. Dus wat mij betreft is de verschuiving van taken een slechte zaak, en slechts een manier van de rijksverzekering om vervolgens niet later aangesproken te kunnen worden op de afgenomen. Kwaliteit van uitvoering van de taken. Commentaar/ kritiek van de burger wordt nu afgewenteld op de gemeenten ipv de rijksoverheid. Dat lijkt nu de aanpak van de politiek. Eigen blazoen schoon.
A. Van der Meulen / Kritische Amsterdamse burger
Correctie, laatste alinea staat Rijksverzekering dat moet Rijksoverheid zijn, en blazoen schoon, moet blazoen onbesmet zijn. ;-)
Advertentie