‘Meer aandacht voor nazorg burgemeesters’
Een lichte vorm van georganiseerde nazorg is nodig voor burgemeester na een ramp, crisis of drama in hun gemeente. Het burgemeestersambt zou dan moeten worden aangemerkt als een ‘hoog risico beroep’. Die aanbeveling doet geestelijk verzorger Caroline Straathof in haar eindscriptie ‘Nazorg voor bestuurders bij rampen en crisis. Een lacune?’ na interviews met zeven burgemeesters.
Een lichte vorm van georganiseerde nazorg is nodig voor burgemeester na een ramp, crisis of drama in hun gemeente. Het burgemeestersambt zou dan moeten worden aangemerkt als een ‘hoog risico beroep’. Die aanbeveling doet geestelijk verzorger Caroline Straathof in haar eindscriptie ‘Nazorg voor bestuurders bij rampen en crisis. Een lacune?’ na interviews met zeven burgemeesters.
Hoe kwam je tot dit onderwerp?
‘Ten tijde van de ramp met de MH17 woonde ik in Hilversum, waar drie gezinnen waren omgekomen en ook het forensisch centrum was ingericht. Ik wilde daar mijn scriptieonderzoek naar doen. In een evaluatierapport over crisisbeheersing rond die ramp in juli 2014 werd de lacune in nazorg aan bestuurders geconstateerd. Ik vond het verbazend dat er geen nazorg voor bestuurders is. Dat vonden de door mij geïnterviewde burgemeesters ook opmerkelijk. De burgemeester is een sleutelfiguur in de tweede lijn rond de slachtoffers. Als er kinderen bij betrokken zijn, geldt dat bijvoorbeeld ook voor een schooldirecteur. Die mensen krijgen heel wat voor hun kiezen. Ik heb het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB) gebeld. Er was niets met de constatering in dat rapport gedaan. Geen nazorg betekent niet automatisch dat er een lacune is, luidde de reactie. Dat ben ik gaan onderzoeken.’
Hoe selecteerde je de burgemeesters?
‘Als student heb ik mij gericht op burgemeesters die in de periode 2014-2019 met een ramp, crisis of heftige gebeurtenis in de lokale gemeenschap te maken hebben gehad. Burgemeesters zijn goed voor onderzoek, want vergelijkbaar in rank. Ik heb acht burgemeesters aangeschreven en bij zeven was ik van harte welkom. Dat was een hele sterke respons, waardoor ik dacht: Hee, hier leeft iets. Het betrof onder anderen Jan van Zanen, burgemeester van Utrecht (tramaanslag), Wobine Buijs, burgemeester van Oss (Stint-ongeluk) en Pieter Broertjes, burgemeester van Hilversum (MH17). Buijs kaartte het onderwerp direct aan: waar is de nazorg voor de bestuurder? Dat werd toen nog niet opgepikt.’
‘Het burgemeesterschap kan een eenzaam beroep zijn, juist bij rampen en crises wanneer van hen tegelijk leiderschap, empathie en verwoording van een gedeeld gevoel wordt verwacht’, schrijf je. Zijn burgemeesters daar wel voldoende op voorbereid en kun je dat wel oefenen of moet je dat eerst in de praktijk ervaren?
‘Na de vuurwerkramp in Enschede in 2000 kwam ook de politieke vraag: hoe bestaat het dat daar een vuurwerkfabriek was? Was er sprake van bestuurlijke nalatigheid? De ramp had grote impact, want een halve woonwijk was weg. Toenmalig burgemeester Jan Mans stelde daarna voor om die ervaringen collectief bij elkaar te brengen, zodat burgemeesters elkaar erin slimmer kunnen maken. Hij kreeg tijdens de nasleep van de ramp al burgemeesters op bezoek voor informele bijstand en zette een netwerk op voor burgemeesters voor onderlinge steun. Later is dat opgegaan in het Nederlands Genootschap van Burgemeesters. Het NGB komt dus zelfs voort uit crisisbeheersing. Ervaringen worden daar gedeeld, een collectief geheugen wordt opgebouwd en er zit ook een trainingscomponent aan. De directeur crisisbeheersing, Wouter Jong, staat burgemeesters praktisch bij tijdens een ramp. Daar is al veel voor ingericht. Nazorg ontbreekt nog. Ik denk overigens dat je op het moment suprême reageert naar hoe je zelf in elkaar zit. Je bent niet helemaal blanco, maar naar de organisatie van crisisbeheersing is heel weinig onderzoek gedaan. Elke crisis is uniek. Daarom moet elke burgemeester op het eigen instinct terugvallen. Wouter Jong is bijna dat wandelende geheugen. Dat is van groot belang. Maar voor nazorg is dus niets ingericht. Na de ramp stof je jezelf af, je komt terug van de begrafenis en dan?’
Wat voor invloed hebben zulke gebeurtenissen op een gemiddelde burgemeester?
‘Uit mijn interviews blijkt dat ze zichzelf tegenkomen: hun lichaam, ziel en psyche moeten zoiets verwerken. Als veel dingen tegelijk na elkaar gebeuren, het stapeleffect, is er weinig verwerkingstijd. Ook om er betekenis aan te geven. Alleen al het gesprek met mij had die functie. De burgemeesters waren er zeer openhartig over. Daaruit blijkt dat het in ieder geval eens nodig is. De invloed is op ieder individu heel verschillend. Vermoeidheid, geprikkeldheid en gebrek aan concentratie waren nawerkingen. En bij gevoelige herdenkingsmomenten komt het wel eens terug: Wat heb ik voor mijn kiezen gehad? Mans ging heel onbezorgd naar de vierde herdenking van de vuurwerkramp en opeens raakte het hem heel diep. Burgemeester Rob Metz van Soest was locoburgemeester in Apeldoorn tijdens de aanslag op de Koninklijke familie. Dit jaar is dat tien jaar geleden. Hij is er ineens heel veel mee bezig. Te dicht bij ellende zijn kan heel traumatiserend werken. Een burgemeester is daarin uniek, want die zit ’s middags al bij de nabestaanden op de bank. Hij of zij komt direct in aanraking met de mensen en de plek. Bij de politie is sinds dit jaar het aantal geestelijk verzorgers uitgebreid tot 15 fte, ook voor de korpsleiding. Die aandacht voor zingeving kan onder meer bijdragen aan vakmanschap, stabiliteit en betrokkenheid bij het werk, meent de politie. Voor de langdurige inzetbaarheid van bestuurders is het net zo belangrijk dat voor persoonlijk welzijn aandacht is.’
Moet er geprotocolleerde nazorg komen voor burgemeesters?
‘Vier van de zeven burgemeesters willen georganiseerde nazorg, anders komt het er niet van, denken ze. Twee verkiezen een lichte vorm, maar niet dwingend. Bij de politie en de brandweer kun je niet zeggen dat je geen zin hebt in het kringgesprek na afloop. Iedereen moet erbij zijn. De consensus onder de burgemeesters is: een eerste gesprek met een gekwalificeerd persoon die de impact kent van zulke gebeurtenissen. Ze kunnen dan zelf op verhaal komen. Eventueel komt er een vervolggesprek of meer hulp. Je hebt dan al veel in kaart gebracht en ondervangen en voorkomt dat het na langere tijd veel harder doorwerkt. Dat mag niet ten koste gaan van het informele, de onderling steun of de vertrouwensband in eigen omgeving. Je moet dus niet te veel protocolleren.’
Burgemeesters spreken liever met elkaar in NGB-verband dan met de Commissaris van de Koning die verantwoordelijk is voor hun persoonlijk welzijn. Waarom?
‘Bij de politie is ook de korpschef verantwoordelijk voor zijn medewerkers, maar de leidinggevende is niet een vertrouwenspersoon. De veiligste omgeving voor burgemeesters is het NGB. Bedenk dat een burgemeester geen peer heeft in zijn/haar directe omgeving. Tijdens een crisis is de burgemeester opperbevelhebber: Iedereen kijkt naar de burgemeester. Burgemeesters zijn het niet gewend dat er voor hen wordt gezorgd. Toch krijgen ze ook energie van de rol die ze vervullen tijdens een crisis. Het is zingevend en betekenisvol. Jij vertegenwoordigt de hele gemeenschap, je legt een warme arm om iemand heen. Maar je moet oppassen dat die emmer niet overloopt. Het burgemeestersambt als een hoog risico beroep aanmerken kan burgemeesters helpen om hun behoefte aan nazorg geaccepteerd te krijgen. Het is ook verzuimpreventie. Je voorkomt burn outs. Maar voor het zover is, moet er nog heel wat water door de Rijn. Maar misschien is mijn aanbeveling al een aanzet.’
www.weerbaarbestuur.nl