Nijkerk in beroep tegen KPMG-oordeel rechtbank
De gemeente Nijkerk wil duidelijkheid over de rechtmatigheid van indicatiestellingen voor huishoudelijke hulp op basis van ‘het KPMG-protocol’. Nijkerk stapt daarom naar de Centrale Raad van Beroep, nadat de rechtbank Gelderland vorige maand het protocol als ondeugdelijk naar de prullenbak verwees.
De gemeente Nijkerk wil duidelijkheid over de rechtmatigheid van indicatiestellingen voor huishoudelijke hulp op basis van ‘het KPMG-protocol’. Nijkerk stapt daarom naar de Centrale Raad van Beroep, nadat de rechtbank Gelderland vorige maand het protocol als ondeugdelijk naar de prullenbak verwees. Twee andere rechtbanken steunen het protocol echter wel, wat tot onduidelijkheid leidt bij gemeenten die het KMPG-rapport gebruiken als basis voor hun indicatiestellingen.
Vernietigend oordeel rechtbank
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verplicht gemeenten tot het leveren van maatwerk. Algemene beleidsregels voor indicatiestelling van gemeenten die zich baseren op het KPMG-rapport zijn daarmee in strijd, oordeelt de Gelderse rechtbank vernietigend na een beroep van drie Wmo-cliënten uit Nijkerk. ‘Het baseren van de urennormen op gemiddeldes is in strijd met de strekking van de Wmo 2015.’
Eerder op de vingers getikt
Nijkerk dacht juist haar Wmo-beleid rond huishoudelijke hulp op orde te hebben, na een ook al negatieve uitspraak in 2016 over het gemeentelijke indicatiebeleid van de Centrale Raad van Beroep. Toen werd de gemeente op de vingers getikt omdat indicatiestellingen als algemene voorziening waren benoemd. Wmo-wethouder Marly Klein (VVD) van Nijkerk: ‘Wij zijn toen, om maatwerk te realiseren, het KPMG-protocol gaan toepassen. En zijn nu erg verrast dat dit protocol, dat met veel onderzoek tot stand is gekomen, door de Gelderse rechtbank niet deugdelijk wordt bevonden. Temeer daar de rechtbanken Midden-Nederland en Noord-Holland zich wel positief hebben opgesteld over het indicatieprotocol.’
‘Basismodule biedt geen maatwerk’
Minder verrast is jurist Kevin Wevers, die in de rechtszaak de drie Nijkerkers vertegenwoordigt. Hij vindt indicatiestellingen voor uren huishoudelijke hulp vanuit het KPMG-rapport helemaal niks. Bij de Gelderse rechtbank heeft hij een schriftelijke reactie neergelegd over alles wat er volgens hem mis is aan de HHM/KPMG-aanpak. ‘Werken met één basismodule voor zowel licht als zwaar huishoudelijk werk is absoluut geen maatwerk. Het gaat uit van gemiddelden. Terwijl bij de ene cliënt meer huishoudelijk werk kan liggen dan bij een ander. Ook gaat KMPG uit van één slaapkamer, grotere woningen hoeven blijkbaar niet te worden schoongemaakt.’
‘CIZ had betere normen’
Werken met het KPMG-protocol is ontstaan in Utrecht, waar de gemeente in 2015 een basismodule huishoudelijke hulp had van 78 uur per jaar, anderhalf uur per week. Maar de rechtbank Midden-Nederland floot de gemeente toen terug, omdat die anderhalf uur niet was onderbouwd. De gemeente vroeg daarop KPMG te meten en te turven, waarna dit bureau concludeerde dat twee uur per week huishoudelijke hulp een basisnorm zou moeten zijn. Jurist Wevers is het daar niet mee eens. ‘Gemeenten kunnen beter uitgaan van het vroegere CIZ-protocol, dat wel onderscheid maakt tussen licht en zwaar huishoudelijk werk.’
Drie keer keukentafelgesprek
Als Nijkerk de uitspraak van de Gelderse rechtbank wel zou volgen, dan zouden voor de derde keer in vier jaar keukentafelgesprekken moeten worden gehouden met Wmo-cliënten. In 2016 moesten de indicaties van 600 Wmo-cliënten immers ook al worden overgedaan na de rechterlijke uitspraak. ‘Dat heeft veel onrust gebracht, omdat mensen zich opnieuw onzeker voelden over de hoeveelheid huishoudelijke hulp die ze konden verwachten’, vertelt wethouder Klein. ‘We geven alleen deze drie cliënten nu de extra uren die ze hebben geëist, tot de uitspraak van de Centrale Raad. Daarna kijken we verder.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.