Volksverheffing nieuwe stijl
Grootschalige sloop en nieuwbouw maken van probleemwijken nog geen prachtwijken. Hoogleraar bestuurskunde Gabriël van den Brink verwacht meer van sociale en culturele verheffing van de bewoners van die wijken. 'Ik heb minister Vogelaar er jammer genoeg nog niet over gehoord.'
Buitenlandse delegaties die Nederlandse probleemwijken bezoeken, hebben zich meer dan eens afgevraagd wanneer ze nu eindelijk zo'n wijk te zien krijgen. Wethouders die hun buitenlandse gasten dan uitleggen dat ze al lang en breed in het probleemgebied zijn, kunnen rekenen op vragende blikken. 'Op het eerste gezicht zie je niet zo veel aan de Nederlandse probleemwijken', zegt de Tilburgse hoogleraar Bestuurskunde Gabriël van den Brink. 'Zeker in vergelijking met sloppenwijken in Zuid-Afrika of Brazilië, zien de Nederlandse wijken er heel behoorlijk uit. De straten ogen redelijk en er lopen geen schietende gangs rond.'
Maar het beeld is volgens hem bedrieglijk. 'Veel mensen in deze wijken kunnen niet voldoen aan de eisen die de moderne samenleving stelt.' Dat vertaalt zich volgens de hoogleraar in werkloosheid, verveeld op straat rondhangen, drugs dealen, wiet kweken en ander ergerniswekkend of crimineel gedrag. Hoe het is om in een Nederlandse probleemwijk te wonen, komt goed uit de verf in zijn rijk geïllustreerde boek Prachtwijken?!.
Van den Brink en zijn medeauteurs laten daarin inwoners van zes van die buurten, verspreid over het land, ruimschoots aan het woord. Hoewel de bezochte wijken heel verschillend van karakter zijn, is een van de belangrijkste overeenkomsten het grote wantrouwen dat de bewoners tegen de overheid koesteren. 'Soms hebben de bestuurders dat aan zichzelf te wijten. In Enschede maakte de woningcorporatie buiten de bewoners om een plan voor sloop en nieuwbouw. Toen de inwoners van Velve-Lindenhof er lucht van kregen, hebben ze zich georganiseerd en het, ondanks hun lage opleidingsniveau, de corporatie en gemeente knap lastig gemaakt.'
Nieuwe onderklasse
Lang is gedacht dat 'werk, werk, werk' de problemen in de armste, onveiligste en meest verloederde stadswijken flink zou kunnen verminderen. Van den Brink komt op basis van zijn onderzoek tot een andere conclusie. 'Met name in voormalige industriewijken, bijvoorbeeld in Heerlen en Enschede, kwamen wij families tegen die al drie generaties werkloos zijn. Niet zozeer om economische redenen, maar omdat deze mensen het culturele kapitaal missen om mee te kunnen draaien in de maatschappij.' Voor inwoners van probleemwijken met wortels in Turkije en Marokko geldt volgens de hoogleraar vaak hetzelfde.
Van den Brink spreekt over 'een nieuw soort onderklasse, die op alle fronten achterstanden heeft'. Bouwen is het standaardantwoord van gemeenten en woningcorporaties op de problemen in de veertig wijken die minister Vogelaar (Wonen, Wijken, Integratie) als zogeheten aandachtswijken heeft benoemd. 'De meeste betrokkenen geloven daar echt in, zo bleek uit de gesprekken die we voor het boek voerden.'
Van den Brink is niet tegen nieuwbouw, maar pleit voor een ander accent in de plannen voor de toekomstige prachtwijken. 'Ik geloof niet dat het bouwen van nieuwe woningen de problemen in de wijken oplost. Al was het maar omdat die zich in belangrijke mate achter de voordeur afspelen.'
Het pakket aan maatregelen dat Van den Brink voorstaat, wijkt sterk af van wat gemeenten en corporaties tot nu toe hebben bedacht. Zo vindt Van den Brink dat het systeem van woningtoewijzing drastisch moet veranderen, zodat er een betere spreiding van huurders ontstaat. Nu komen de mensen die de meeste overlast en criminaliteit veroorzaken vaak in dezelfde gemeente en dan ook nog eens in dezelfde buurt terecht. Zijn voorstel om overlastgevende families die dicht bij elkaar wonen uit elkaar te plaatsen, hangt hiermee samen.
Geen discussie
Tevens vindt Van den Brink dat de politie veel stringenter moet optreden. 'Een agent moet wel uitleggen waarom hij iets doet, maar niet voortdurend in discussie gaan. Dat gebeurt maar al te vaak', aldus Van den Brink, die ook lector is aan de Politieacademie. Het boek schreef hij in opdracht van deze academie. Repressieve maatregelen alleen zullen de Nederlandse onderklasse er niet toe bewegen zich te scholen, werk te vinden en zich te gedragen zoals dat van volwassen inwoners verwacht wordt.
Daarom is het volgens Van den Brink van groot belang dat er gewerkt wordt aan wat hij 'sociale en culturele verheffing' noemt. Naar het voorbeeld van de volksverheffing, zoals die in de tweede helft van de 19e eeuw werd ingezet. Doel: de onderklasse van die tijd de burgerlijke moraal bij te brengen. 'Daar zaten ook mindere kanten aan, maar het heeft over het algemeen genomen wel gewerkt. Mensen leerden te letten op hygiëne, hoe ze zich moeten gedragen en ook aan het culturele niveau van de arbeidersklasse werd gedacht. Het was de tijd van toneelvoorstellingen door arbeiders en de blauwe knoop.'
Normatief
Natuurlijk kan de sociale en culturele verheffing van de onderklasse anno 2008 geen kopie zijn van 150 jaar terug. Dat beseft Van den Brink heel goed. De volksverheffing nieuwe stijl zal wat hem betreft voor een belangrijk deel via professionals moeten plaatsvinden die in de achterstandswijken actief zijn. Met een belangrijke rol voor scholen. 'Voor ons boek zijn we in de Indische buurt in Amsterdam gaan kijken. Daar staat een basisschool met overwegend Surinaamse en Antilliaanse onderwijzers, die de Nederlandse normen hanteren. De leerlingen zijn overwegend van Marokkaanse en Turkse afkomst.
Toen Theo van Gogh vermoord werd, kregen de kinderen 's ochtends op school te horen waarom dat niet deugt. Na de middagpauze vertelden veel leerlingen dat het Van Gogh's verdiende loon was, dat hadden ze van hun ouders gehoord.' Waar het volgens Van den Brink om gaat is dat leerkrachten beseffen dat ze een normatieve taak hebben en daar ook naar handelen. 'Net als welzijnswerkers, de politie, gemeenteambtenaren en al die andere beroepsgroepen die in aanraking komen met burgers.' Bij het uitdragen van bepaalde normen waarover tussen de meeste mensen in het land overeenstemming bestaat, komt het er volgens Van den Brink wel op aan dat leidinggevenden hun medewerkers steunen.
Verder moeten verschillende beroepsgroepen het over de voornaamste normen eens worden. 'Welzijnswerkers en politiemensen denken bijvoorbeeld nog wel eens heel anders over de benadering van hangjongeren.' Dat hij met zijn pleidooi het tij mee heeft, beaamt Van den Brink. Dat er de laatste jaren een vrij conservatieve wind door de polders waait, wil hij echter niet gezegd hebben. 'Ik vind het niet interessant of je er het etiket conservatief of liberaal op plakt. Wat er toe doet is dat de professionals in de wijken precies weten wat er moet gebeuren om de problemen in te dammen.'
Dat de wijkagent, de voorzitter van de buurtvereniging en de onderwijzer doorgaans dezelfde kant op willen, betekent nog niet dat de sociale en culturele verheffing automatisch van de grond komt. 'Daarvoor is op lokaal niveau leiderschap nodig. Iemand die de situatie kent en alle krachten in de wijk bij elkaar brengt in een coalitie. Ik denk aan iemand als Ahmed Marcouch, de stadsdeelvoorzitter van Amsterdam-Slotervaart. Maar mensen als hij zijn helaas zeldzaam. Je moet het ook maar willen. Een aantal jaren van je leven de kar trekken in zo'n wijk, is een zware opgave.'
Het gebrek aan lokale leiders valt samen met het ontbreken van elke verwijzing naar sociale en culturele verheffing in het kabinetsbeleid, aldus Van den Brink. 'Ik heb minister Vogelaar er jammer genoeg nog niet over gehoord.'
Gabriël van den Brink
Sinds 2006 is Gabriël van den Brink (1950) hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde in Tilburg. Hij werkt tevens als lector veiligheidskunde aan de Politieacademie. Van den Brink studeerde filosofie in Nijmegen. In 1995 promoveerde hij in Amsterdam op onderzoek naar moderniteit. Van den Brink heeft bekende studies over moderniteit op zijn naam staan, zoals
schets van een beschavingsoffensief
(2004).
'Na een jaar Vogelaar is er nog niets in de wijken gebeurd'
'Minister Vogelaar is begonnen met de verdeling van het geld: wie betaalt wat aan wie. Dat is de verkeerde volgorde', zegt Van den Brink verwijzend naar de ruzie tussen de bewindsvrouw van Wonen, Wijken en Integratie en de woningcorporaties. 'Eerst had op lokaal niveau gekeken moeten worden naar de sterke en zwakke punten van de veertig aandachtswijken. De volgende stap zou zijn geweest om bij die punten zogeheten vitale coalities te zoeken. Dat zijn pacten tussen bijvoorbeeld woningcorporaties, de politie, welzijnswerkers en de gemeenten. Pas in de laatste plaats had gekeken moeten worden hoeveel geld er voor al die plannen nodig is.
Soms willen bewoners de kar trekken en is er bijvoorbeeld helemaal geen overheidsgeld nodig om iets voor elkaar te krijgen. Nu spelen de vitale coalities wel een rol in het beleid van de minister, maar daar doorheen is er telkens dat geruzie om geld. We zijn nu een jaar verder en er is in de veertig wijken nog niets gebeurd.'
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.