Vluchten in aanbesteden
Aanbestedingen in het welzijnswerk leiden tot frustraties bij zowel gemeenten als welzijnsinstellingen. ‘Het is een poppenkast.’ De ontevreden brancheorganisatie overlegt met de VNG over een voorbeeldbestek voor gemeenten.
Het gebruik van aanbestedingen in het welzijnswerk ligt onder vuur. Leek het een paar jaar geleden nog vanzelfsprekend dat op korte termijn bijna alle welzijnswerk zou worden aanbesteed, nu neemt bij steeds meer bestuurders en ambtenaren de twijfel over de wenselijkheid toe.
De slechte ervaringen met aanbestedingen in de thuiszorg en de grote maatschappelijke onrust die daarmee gepaard ging – zorgmedewerkers die hun baan dreigden te verliezen, oude mensen op televisie die zich zorgen maakten over het verlies van hun oude thuishulp - hebben geleid tot een kritischer houding over de zin en onzin van aanbesteding van sociale voorzieningen.
De discussie is verder opgelaaid sinds in het Amsterdamse stadsdeel de Baarsjes het bestuur struikelde over de aanbesteding van het jongerenwerk. Die was gewonnen door Youth for Christ. Deze organisatie voldeed aan alle eisen in het bestek van de gemeente, maar het viel bij veel partijen verkeerd dat juist een christelijke organisatie het jongerenwerk in een gebied met vooral islamitische jongeren ging uitvoeren. In een kort geding oordeelde de rechter dat de Baarsjes niet meer onder het contract met Youth for Christ uit kon.
De Amsterdamse wethouder Lodewijk Asscher noemde in een interview met het blad Zorg en Welzijn de aanbestedingen als een van de oorzaken van het disfunctioneren van het jongeren- en welzijnswerk. En in Rotterdam legt de wethouder van Welzijn, Jantine Kriens de laatste hand aan een discussiestuk over de zin van aanbestedingen in het welzijnswerk.
Wildgroei
Waar de twijfel nu bij gemeenten toeneemt, is vanuit de welzijnsinstellingen zelf al langer kritiek. Ineke Smidt, bestuursvoorzitter van de brancheorganisatie MOgroep Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening, pleit al tijden voor een voorbeeldbestek voor gemeenten. Ze is daarover in gesprek met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Daarmee moeten frustraties over aanbestedingen bij gemeenten én welzijnsorganisaties in de toekomst worden voorkomen.
Smidt: ‘In de aanbestedingstechniek is nu veel wildgroei. Er worden veel verschillende criteria gesteld. Wat absoluut niet kan, maar wel gebeurt (onder andere in De Baarsjes, red.), zijn bijvoorbeeld eisen als een minimumomzet, het aantal jaar dat een organisatie bestaat, volledige openheid van zaken over de begroting en dergelijke. Kleine en nieuwe organisaties vallen daarmee buiten de boot. Gemeenten willen met aanbesteden vaak de concurrentie bevorderen, maar werken dit dus tegen door gunningscriteria die uitsluiting veroorzaken.’
Een ander groot probleem vindt de branchevoorzitter vaak de korte termijn waarvoor gemeenten opdrachten aanbesteden. ‘Een opdracht voor een jaar is steeds gebruikelijker. Maar dan is het voor een organisatie helemaal niet interessant om te investeren. Het is fataal voor de innovatie in de sector. En voor bepaalde doelstellingen is het ook niet reëel. Als je de participatie van bewoners in een wijk wilt verhogen kost dat tijd. Een nieuwe organisatie is zo een paar maanden kwijt met het werven van personeel en voor die goed en wel bekend zijn met hun doelgroep ben je zo weer een paar maanden verder. Veel gemeenten gaan ervan uit dat dat wel even in twee maanden te realiseren is.’
De branche is niet tegen aanbesteden op zich, benadrukt Smidt. Soms schudt het de boel goed op, denkt de branchedirecteur. Maar ze maakt zich wel zorgen over de manier waarop gemeenten die aanbestedingen nu vaak aanpakken. ‘Sommige gemeenten weten niet goed wat ze willen of ze komen met krankzinnige aanbestedingseisen. Ik hoor van organisaties dat ze mensen moeten aannemen om te begrijpen wat er nou eigenlijk in die bestekken staat. Anderen offreren helemaal niet meer, die zeggen: het kost zoveel tijd en energie, laat maar zitten.’
Goede sier
‘Een poppenkast’, vindt Paul Roessen, bestuurder van Scala Welzijn in Hengelo het af en toe. ‘Als aanbesteden past bij een opdracht, dan prima, maar soms wordt er aanbesteed om het aanbesteden.’ Hij verhaalt over een gemeente die enthousiast was over een plan dat zijn organisatie had geschreven voor een project.
‘De gemeente was al akkoord, maar de provincie, waar het geld vandaan kwam, besloot dat het aanbesteed moest worden. Dat proces heeft die gemeente twintigduizend euro gekost, want ervaring met aanbesteden hadden ze niet. Uiteindelijk werd het bestek praktisch geschreven op het plan dat wij al hadden ingeleverd en de opdracht ging alsnog naar ons.’
Aanbestedende gemeenten sturen ook nogal eens op de verkeerde dingen, vindt hij. ‘Het gaat te veel over kwantiteit en niet over kwaliteit. Als ik alleen nog maar disco’s organiseer in het buurthuis weet ik dat het als een tierelier zal lopen en kan ik goede sier maken met het aantal jongeren dat op onze activiteiten afkomt. Maar een jongerenwerker die veel tijd steekt in huisbezoeken en op die manier iemand weet te behoeden voor schooluitval, dat is veel waardevoller.’
Een voorbeeld dan van een eis die wel goed werkbaar is. Roessen: ‘We hebben een project waarbij we vrouwen proberen te betrekken in vrijwilligersbesturen. Scala zoekt naar kandidaten, benadert en begeleidt ze. Onze opdrachtgever verlangt dat na een bepaalde tijd een aantal van die vrouwen nog steeds actief is. Dat is heel concreet en een reële eis.’
Keuze uit onvrede
Jan Willem Stad, senior adviseur bij BMC Groep, adviseert gemeenten en welzijnsorganisaties over aanbestedingen. Hij verwacht dat het welzijnswerk ook in de toekomst wordt aanbesteed. Maar dan moeten er wel wat dingen veranderen, stelt Stad.
Nu wordt volgens hem vaak om negatieve redenen voor aanbesteding gekozen: ‘Omdat het vertrouwen in instellingen waar gemeenten al lange tijd een subsidierelatie mee hebben, is afgenomen, grijpen ze naar het instrument van aanbesteden om bij een nieuwe aanbieder uit te komen. Daarmee is het dus vaak een keuze uit onvrede. De analyse waaróm het met de oude aanbieder niet goed ging, wordt niet gemaakt. Zo worden problemen alleen maar doorgeschoven naar de nieuwe aanbieder.’
Aanbesteding is volgens Stad niet per se de oplossing. Een zakelijker verhouding en meer eisen aan de subsidiering kunnen net zo effectief zijn, betoogt de adviseur. En het kost een stuk minder. ‘Aanbestedingen vragen van welzijnsinstellingen behoorlijke investeringen. Ze lopen meer risico’s en moeten reserves opbouwen, aan schaalvergroting gaan doen en professionaliseren. Dat wordt allemaal doorberekend in de prijs. Dus per saldo hoeft het helemaal geen geld op te leveren.’ Bovendien vergeten gemeenten nogal eens dat het zomaar zou kunnen dat de huidige aanbieder bij een aanbesteding als beste uit de bus komt, merkt Stad.
Als je als gemeente dan toch overgaat tot een aanbesteding, denk dan vooraf goed na over wat je wilt bereiken, is zijn advies. Nu besluiten gemeenten tot aanbesteden en denken vervolgens pas na over wát er dan wordt gevraagd. En leer vooral vervolgens los te laten: ‘Te veel gemeenten maken de fout op de stoel van de directie te gaan zitten. Ze stellen soms eisen waarvan ik denk: dat kun je niet maken. Dan vallen ze terug in oude patronen van wantrouwen. De kunst is om de vraag te formuleren in termen van te bereiken maatschappelijke effecten. Dat lijkt eenvoudig, maar vraagt vertrouwen in de aanbieder. De gemeente moet zich beperken tot het formuleren van de vraag en zich niet bezig willen houden met het hoe.’
Veel gemeenten denken dat op welzijnswerk het Europese aanbestedingsrecht van toepassing is. Dat is maar gedeeltelijk waar. Sinds 2008 is duidelijk dat bij maatschappelijke dienstverlening waarvoor geen buitenlandse ondernemers zijn, geen aanbestedingsrechtelijke verplichtingen gelden. De gemeente mag dan voorzieningen volgens een zelf te bedenken procedure inrichten. Na ondertekening van een overeenkomst hoeft zij alleen op Europees niveau te publiceren wie de opdracht gaat uitvoeren.
Dat opent perspectieven. Juridisch gezien is het mogelijk aan de onderhandelingstafel te gaan zitten met de eigen instellingen om een privaatrechtelijke overeenkomst te sluiten. Gemeenten hoeven ook niet direct naar het subsidieinstrument te grijpen als alternatief.
Wel zullen zij zich andere sturingsvormen eigen moeten maken; het wantrouwen, de aanleiding voor het probleem, haalt men namelijk alleen weg door als gemeente niet als opdrachtgever in de wedstrijd te gaan zitten, maar als partner. Voor de welzijnsinstelling geldt overigens hetzelfde. Zij moet zichzelf niet langer zien als opdrachtnemer. Pas als gemeenten en welzijnsorganisaties erkennen dat zij wederzijds afhankelijk zijn, samen maatschappelijke problemen kunnen oplossen, dan pas kan het vertrouwen zich herstellen.
De gemeente en de eigen instellingen, die nota bene al jarenlang een lokaal netwerk en lokale infrastructuur hebben opgebouwd, dienen beide betrokken te zijn bij vragen over wat en hoe. Een bestek en aanbestedingen zijn niet nodig, een goede gezamenlijke startnotitie, spelregels voor overleg en een gezamenlijk gedragen financieel plaatje wel. Juristen, inkopers en bedrijfs vluchten steeds in het aanbesteden omdat het juridisch zou moeten, kosten zou kunnen besparen en zakelijker zou zijn. Hebben wij over het kopen van pennen en potloden of over maatschappelijke problemen?