Advertentie
sociaal / Achtergrond

Vliegwiel voor samenwerking

Kleine gemeenten zoeken elkaar op om de decentralisaties in de zorg voor te bereiden. Verkokering moet plaatsmaken voor een integrale aanpak. Maar lokale accenten mogen niet ondersneeuwen.  

22 juni 2012

Onvoldoende middelen om de huidige infrastructuur in stand te houden. Meer slagkracht om de decentralisaties ter hand te nemen. Dat was voor voor Geldrop- Mierlo, Nuenen, Son en Breugel en Waalre de reden om samenwerking te zoeken.

‘Besparen is noodzakelijk en kan makkelijker worden gerealiseerd als we de krachten bundelen bij bijvoorbeeld de inkoop’, zegt Frank Dieters, regionaal projectcoördinator transities van de vier gemeenten in Zuidoost-Brabant. ‘Maar ook door efficiënter te werken. Zo hoeft niet ieder afzonderlijk het wiel uit te vinden.’

De voorgestane aanpak gaat uit van de oprichting van een Centrum voor Maatschappelijke Dienst (CMD) waar burgers kunnen aankloppen voor alle vragen, hulp of ondersteuning op het gebied van wonen, welzijn en zorg. Eenvoudige adviesvragen of aanvragen voor voorzieningen worden in principe daar afgehandeld.

Complexe advies- en hulpvragen worden doorgespeeld naar het participatieteam, waarin gespecialiseerde professionals zitten. Als ook zij er niet uitkomen, organiseren zij tweedelijnszorg. De leden van het participatieteam blijven spin in het web. ‘Als individuele gemeente kunnen we een dergelijk concept niet in de lucht krijgen en onderhouden’, stelt wethouder Ton Steenbakkers (Democratrische Groepering Geldrop; welzijn, zorg) van Geldrop-Mierlo. De vier gemeenten samen tellen ruim 92.000 inwoners; de grootste van de vier ruim 38.000 en de kleinste nog geen 16.000.

Het CMD-concept staat beschreven in de gezamenlijke Visie op meedoen in de samenleving. Deze is door de vier colleges vastgesteld en wordt de komende weken aan de gemeenteraden voorgelegd. ‘Binnen het gezamenlijke concept blijft ruimte voor een eigen lokale invulling’, benadrukt Steenbakkers. Elke gemeente kan zelf bepalen hoe het CMD wordt ingericht, maar er wordt wel eenzelfde spoorboekje gevolgd als burgers zich bij het loket melden.

Mooie casus

Ook voor de gemeenten Zoetermeer en Pijnacker-Nootdorp vormen de drie decentralisaties een mooie casus om de gewenste samenwerking inhoudelijk uit te proberen. ‘Het belangrijkste is dat het resultaten oplevert voor de inwoners van beide gemeenten. Denk aan een verbetering van de dienstverlening en kostenbesparing’, stellen de burgemeesters Jan Waaijer van Zoetermeer en Rik Buddenberg van Pijnacker-Nootdorp. ‘De drie decentralisaties vormen een vliegwiel voor de samenwerking’, voegt Wanda Bouwmeester toe. Ze is programmamanager samenwerking van de twee gemeenten.

De decentralisaties mogen in Den Haag dan weliswaar on hold staan, de ambitie van beide gemeenten om vergaand te gaan samenwerken zeker niet. Zoetermeer telt 122.470 inwoners en Pijnacker-Nootdorp 50.313. ‘We willen samen onze slagkracht vergroten’, zegt Bouwmeester. ‘Door kennis te delen kijken we vooral naar hoe we elkaar kunnen versterken. Ook bij onderhandelingen met bijvoorbeeld werkgevers of zorginstellingen staan we samen sterker.’

De afgelopen maanden zijn verkennende onderzoeken geweest of samenwerking op het gebied van de Wet werken naar vermogen en de begeleiding Awbz mogelijk is. Later komt de jeugdzorg aan de beurt, die met negen andere gemeenten wordt opgepakt. Bij de start van de samenwerking is een denktank in het leven geroepen om te kijken op welke wijze de drie decentralisaties met elkaar zijn te verbinden.

De resultaten van de eerste twee verkennende onderzoeken (Wwnv en begeleiding Awbz) laten een wisselend beeld zien. Bij de Wwnv is samenwerking ‘goed haalbaar en wenselijk’, aldus Bouwmeester. Zoetermeer en Pijnacker-Nootdorp werken al samen binnen de Werkpleinen. De uitvoerende organisaties van de Wet sociale werkvoorziening zijn duidelijk anders. ‘We hebben ervoor gekozen dat zo te houden, omdat we het over een kwetsbare groep mensen hebben’, verduidelijkt Bouwmeester.

Hindernissen

‘Wat de Wwnv betreft, willen en kunnen we het beleid samen vaststellen en uitvoeren.’ Hiervoor is al een gezamenlijke implementatieagenda opgesteld, ondanks de ontwikkelingen in Den Haag. Voor de begeleiding Awbz ligt het ingewikkelder, zo blijkt uit de verkenning. Beide gemeenten zitten in andere samenwerkingsverbanden, met andere zorgaanbieders en andere zorgkantoren.

Bouwmeester: ‘Er zijn op dit punt veel meer hindernissen om samen te gaan werken. Toch wil de regiegroep ook hier van start gaan.’ In die regiegroep zitten onder meer de burgemeesters, de wethouders en de gemeentesecretarissen van beide gemeenten. De verkenning heeft uitgewezen dat in elk geval samen kan worden opgetrokken rondom de vereenvoudiging van de tarievenstructuur, de inkoop, de toegang en de indicatie tot complexe zorg en bovenlokaal vervoer.

Een derde verkenning, die naar de samenhang, is nu in de afrondende fase. Bouwmeester: ‘Op basis van dit rapport wordt voor het sociaal domein voor beide gemeenten een stip aan de horizon gezet. Gezamenlijk gaan we op zoek naar punten die in de praktijk het verschil maken. De behoefte van de burger staat daarin centraal, zoals in het keukentafelgesprek dat we voeren bij de mensen thuis.’ De drie verkenningen worden in september aan de beide colleges en daarna aan de gemeenteraden voorgelegd.

De vijftien gemeenten van Holland Rijnland hebben samen een strategische visie en een regionaal plan van aanpak voor de nieuwe taken opgesteld. Ook hier is geconcludeerd dat er vooral kansen liggen bij een integrale aanpak, waarbij de vraag van de inwoner centraal staat. Er zijn dertien onderwerpen in kaart gebracht waarbij een gezamenlijke aanpak rendeert boven een gemeentelijke, vertelt Rike van Oosterhoudt, procesmanager 3D van Holland Rijnland. Het gaat daarbij om vraag en aanbod, toegang tot hulp, vervoer en langdurige ondersteuning, evenals de aanbesteding en het regelen van de eigen bijdrage.

‘Door deze onderwerpen samen op te pakken, neemt de kwaliteit en effectiviteit toe’, aldus Van Oosterhoudt. ‘Daarnaast kunnen we schaalvoordelen realiseren door het organiseren en contracteren van vormen van ondersteuning die voor een individuele gemeente niet haalbaar zijn.’ Beter en goedkoper dus.

Werkgroepen bereiden voor de dertien onderwerpen producten voor die direct lokaal inzetbaar zijn. Het is aan de deelnemende gemeenten zelf of ze de producten gaan inzetten, of toch voor iets anders kiezen. Het samenwerkingsverband neemt de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de gemeenten niet over, benadrukt Van Oosterhoudt. Wel hebben de gemeenten alvast een kwart van het invoeringsbudget van het rijk in een gezamenlijke pot gestopt, dat als een projectbudget van 455.000 euro wordt ingezet. Holland Rijnland beheert die pot en vergoedt daaruit de projectkosten.


 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie