Veel wachtenden jeugdzorg haken af
Terwijl een jongere wacht op hulp is geen enkele instelling verantwoordelijk voor het contact. Veel jongeren trekken tijdens die wachtperiode hun hulpvraag in.
Een flink deel van de jongeren die wachten op een plek in de jeugdzorg verdwijnt van de wachtlijst voordat ze de hulp hebben ontvangen waarvoor ze zijn geïndiceerd. Een deel trekt de zorgvraag zelf in omdat de zorg niet meer nodig is, of omdat vervangende zorg is gevonden. Anderen trekken zich terug omdat ze niet meer gemotiveerd zijn.
Organisatieadviesbureau Hoeksma, Homans en Menting (HHM) deed in opdracht van het ministerie voor Jeugd en Gezin een onderzoek naar de wachtlijsten bij de provinciale jeugdzorg. De onderzoekers namen de wachtlijsten in vier provincies en in Amsterdam onder de loep. In drie van de onderzochte regio’s trekt ongeveer een kwart van de jongeren op de wachtlijst voortijdig hun vraag in, staat in het rapport dat deze week verscheen.
De onderzoekers constateren verder dat er grote verschillen zijn in de manier waarop de wachtlijsten worden beheerd. Gemiddeld krijgt ongeveer 40 procent van de wachtenden een alternatief hulpaanbod. Iemand die op de lijst staat voor pleegzorg krijgt bijvoorbeeld tussentijdse ambulante zorg. Sommige regio’s, zoals Friesland en Overijssel, zitten flink boven dit gemiddelde. Elders (Amsterdam) duikt men onder dat gemiddelde.
Vaag
HHM wijst in het rapport op het probleem dat niemand officieel verantwoordelijk is voor het onderhouden van contact met jongeren die op de wachtlijst staan. Bureau jeugdzorg heeft immers als hoofdtaak het vaststellen van de benodigde zorg; de jeugdzorginstellingen het leveren van die zorg. In de tussenliggende periode is het vaag. Vandaar dat meer dan de helft tot driekwart van de wachtenden nooit iemand spreekt of ziet in de wachtperiode.
Minister André Rouvoet (Jeugd en Gezin, ChristenUnie) laat in een brief aan de Tweede Kamer weten dit een ‘zorgelijke situatie’ te vinden. ‘Voor mij is altijd het uitgangspunt geweest dat kinderen die nog niet in zorg zitten en ook geen overbruggingszorg ontvangen, wel in beeld zijn bij bureau jeugdzorg.’ De minister gaat praten met de provincies en grote steden om te bereiken dat iedereen op dezelfde wijze omgaat met de wachtenden.
Tegelijk met het rapport werden ook de laatste wachtlijstcijfers bekend gemaakt. Daaruit bleek dat de wachtlijsten met 13 procent waren gedaald ten opzichte van een jaar eerder. Op 1 januari 2009 wachtten ruim 5500 kinderen langer dan negen weken. In 2008 waren dat er nog meer dan 6300.
Niet in alle regio’s wordt even goed gepresteerd. In Groningen, Noord-Holland, Rotterdam en Amsterdam zijn de wachttijden juist opgelopen, terwijl tegelijk ook de vraag naar jeugdzorg er groter is geworden. Van deze regio’s wil Rouvoet een verklaring.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.