Veel plannen, weinig werk voor jeugd
De werkloosheid onder jongeren loopt snel op. Net als de bestuurlijke irritatie over de aanpak. 'Het is alsof je bij een uitslaande brand eerst gaat overleggen over hoe je 'm de volgende keer zou kunnen voorkomen.' De ervaringen in Twente.
Paul Mollink kan er zo een paar opnoemen: panklare initiatieven om de werkgelegenheid in ‘zijn’ regio Twente te verbeteren. Neem het beoogde leerwerkloket van de samenwerkende gemeenten, het ambitieuze duizendbanenplan van de provincie en ook nog de ideeën van de Kamer van Koophandel. Initiatieven zijn er genoeg.
Toch kreeg senior beleidsadviseur Mollink afgelopen zomer vanuit Den Haag de opdracht om in weer een nieuw plan aan te geven hoe de regio Twente de jeugdwerkloosheid dacht aan te pakken. Mollink: ‘Dat was best lastig, alle partijen hadden al hun eigen afspraken. De kunst was dat allemaal bij elkaar te brengen en te zorgen dat wat we nieuw verzonnen niet conflicteerde met wat er lokaal al was.’
Een papier- en overlegcircus. Er was nog zo voor gewaarschuwd toen staatssecretaris Jetta Klijnsma (PvdA, Sociale Zaken) haar aanpak van de jeugdwerkloosheid afgelopen zomer bekend maakte. Zij koos niet voor een landelijke, maar voor een zo lokaal mogelijke aanpak. Gemeenten kennen de problemen op de arbeidsmarkt in hun regio het beste, redeneerde Klijnsma. Werkloosheid in Drenthe is niet hetzelfde als werkloosheid in Limburg, en dus zijn ook verschillende oplossingen nodig.
De bewindsvrouw besloot aan te sluiten bij de dertig grootste, gespecialiseerde vestigingen van het Werkbedrijf (voorheen UWV en CWI.) Hun bedieningsgebied, de zogenaamde arbeidsmarktregio’s, werden verantwoordelijk voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid. In die regio’s traden de gemeenten op als ‘regievoerder’. De keerzijde van alles lokaal willen regelen is dat werkgevers en andere partners, zoals scholen, afspraken moeten maken met de verschillende regio’s die de zaken allemaal op hun eigen manier zullen willen regelen, waarschuwden critici direct.
Eén regeling voor heel het land is veel overzichtelijker, dan weten alle werkgevers waar ze aan toe zijn, vindt bijvoorbeeld Hans de Boer, die de landelijke Taskforce Jeugdwerkloosheid leidde tussen 2004 en 2007. Jongerenvakbond FNV Jong is ook niet blij met de gekozen weg. Voorzitter Jeroen Glas: ‘Het is een enorme logistieke, bureaucratische en organisatorisch ingewikkelde bedoening. Terwijl een crisis vraagt om snel en gericht ingrijpen.’
Het is niet de regionale aanpak op zich waar hij moeite mee heeft, wel met de timing. ‘Het had al 10 jaar geleden moeten gebeuren. Nu is het of je bij een uitslaande brand eerst met elkaar gaat overleggen hoe je de volgende keer zo’n brand wilt voorkomen, in plaats van direct te blussen.’
Uitstroom
Een kijkje in de praktijk. Ondanks alle kritiek heerst in de arbeidsmarktregio Twente tevredenheid over de eerste resultaten. De jeugdwerkloosheid loopt weliswaar op, maar de uitstroom, het aantal jongeren dat wordt bemiddeld naar werk, blijft op niveau. En dat was zonder de extra middelen (1,8 miljoen euro) van het Rijk en de provincie (0,5 miljoen euro) nooit gelukt, weten Mollink en projectleider Evelien Verboom van Regio Twente. Er waren weliswaar al heel wat plannen voor de arbeidsmarkt, maar zo specifiek gericht op jongeren en met zoveel partijen, dat was wel nieuw.
Het ministerie van Sociale Zaken had behoorlijk strakke aanwijzingen neergelegd waar de regionale plannen aan moesten voldoen. Zo moest er speciaal aandacht worden besteed aan ‘kwetsbare jongeren’, degenen in de jeugdzorg en de jongeren zonder startkwalificatie. Mollink: ‘Door de crisis waren er al allerlei plannen om de werkgelegenheid in Twente op peil te houden. Jeugd was ook wel een van de doelgroepen, maar er was nog geen specifiek plan. En de aanpak van die kwetsbare groepen was wel weggezakt. Dat staat er nu heel nadrukkelijk in.’
De indeling van de regio’s zorgde wel meteen voor een probleem in Twente. Mollink: ‘Hardenberg en Ommen zijn officieel in onze regio ingedeeld, maar die gemeenten hebben veel meer binding met Zwolle. Daar zijn al allerlei netwerken, de mensen daar kennen elkaar al. Die regio’s zijn met stoom en kokend water tot stand gebracht, en dan krijg je discussie over wat er wel en niet bij hoort.’ Het weeffoutje werd hersteld door het geld dat Twente kreeg voor de twee gemeenten door te sluizen naar de regio Zwolle, waar ze zich alsnog bij aansloten.
Het probleem speelde echter niet alleen in Twente, ook andere regio’s worstelden met de indeling, die dwars door al bestaande lokale en regionale samenwerkingsverbanden heen gaat. Eén van de grootste successen in de strijd tegen de jeugdwerkloosheid in Twente is de voucher: jongeren die gaan solliciteren krijgen een bon mee van 2500 euro. Die kan de werkgever innen bij de gemeente als hij of zij de jongere voor minimaal zes maanden in dienst neemt.
Een mooi middel, vindt Verboom, die speciaal door de regio is aangetrokken om de aanpak te coördineren. Maar ook een behoorlijk gedoe om in te voeren, geeft ze toe. ‘Alle beslissingen worden hier uiteindelijk toch op lokaal niveau genomen. Dus als wij de voucher verzinnen, moeten alle wethouders en ambtenaren van de gemeenten er nog over overleggen. Iedereen wil er zijn eigen stempel op drukken. Dus is er bijvoorbeeld discussie over het aantal uit te geven vouchers en de sluitingstermijn.’
Een ander idee van Verboom is om zelfstandigen zonder personeel (de zzp’ers) te vragen een jongere in dienst te nemen via een soort detacheringconstructie met de gemeente. Ze is nog steeds bezig om iedereen te overtuigen van het nut en de uitvoerbaarheid. ‘Er moeten nu eenmaal verschillende partijen naar kijken’, zegt Verboom. ‘Voor je echt iets heb doorgevoerd ben je al snel een half jaar verder. In het begin dacht ik nog: we gaan efficiënt en eenduidig samenwerken. Inmiddels weet ik dat het om het doel gaat. Als de een dat linksom wil bereiken en de ander rechtsom, dan is dat prima. Als er maar resultaten worden geboekt.’
In Twente is ervoor gekozen al het geld dat de regio krijgt weer te verdelen onder de gemeenten; andere regio’s houden het centraal. Mollink: ‘Dat kan alleen als je één grote gemeente in de regio hebt, wij hebben er meerdere.’ Het maakt snel handelen lastig, maar Twente heeft ook weer een voordeel boven veel andere regio’s, zegt hij. ‘Hier was al wel een intensieve samenwerking. We kunnen daar op voortborduren.’
Bouw en metaal
Om de situatie nog een beetje gecompliceerder te maken sloot de VNG vanaf het najaar convenanten met sectoren uit het bedrijfsleven zoals de Bouw en Metaal. De partijen beloven leerwerkbanen te creëren (respectievelijk 1000 en 8000). De regio’s waren toen al bezig met de uitvoering en moesten de leerwerkbanen dus nog in hun plannen integreren. In Twente kampt Mollink met het probleem dat de landelijke afspraken niet goed aansluiten bij de lokale situatie.
Mollink: ‘Er staan afspraken in om het aantal leerlingen dat instroomt bij leerwerkbedrijven op peil te houden. De instroom is hier het probleem niet, maar de uitstroom wel. We kunnen die leerlingen niet kwijt als ze klaar zijn met hun studie en zouden liever inzetten op werkervaringsplaatsen. Maar dat kan niet zomaar.’ Robert ter Hoek, regiomanager Oost bij Bouwend Nederland, bevestigt dat het niet zo eenvoudig blijkt om de beloften uit de convenanten om te zetten in echte banen. ‘We zijn met elkaar aan tafel gekomen, en dat is positief’, begint hij lovend. ‘Maar ik voer acht gesprekken en acht keer wil en kan men zogenaamd wat anders.’
Zijn werkgebied (Flevoland, Overijssel en Gelderland) telt acht arbeidsmarktregio’s. Overal moet hij zijn wensen herhalen: ‘Loonkostensubsidies zouden in deze sector echt heel goed helpen. Maar daar zijn veel gemeenten huiverig voor. Dan hoor ik in Apeldoorn dat zo’n constructie niet kan, terwijl ik er met Arnhem al een afspraak over heb. Maar als ik dat zeg, krijg ik te horen: dat is dan jammer.’ Ook krijgt Ter Hoek soms nul op het rekest omdat het geld op is: ‘Die regio’s hebben het al voor andere zaken in gezet zeggen ze. Convenanten zijn mooie persmomenten, maar werk heb je er niet direct mee.’
Werkloosheid stijgt snel
Het CBS maakte vorige week bekend dat de jeugdwerkloosheid 11,2 procent bedraagt; een stijging van 2,5 procent ten opzichte van een jaar geleden. Ter bestrijding hiervan krijgen de gemeenten voor de eerste helft van 2010 30 miljoen euro, evenveel als voor de laatste maanden van 2009. In de zomer wordt bepaald hoe de overige 40 miljoen worden verdeeld die voor 2010 nog beschikbaar zijn.
Eind deze maand worden de eerste resultaten van Klijnsma’s keuze aan de Tweede Kamer gestuurd. Dan is duidelijk hoeveel extra jongeren door de regio’s aan een baan of leerwerkplaats zijn geholpen. De staatssecretaris gaf, vlak voor zij en de andere PvdA-bewindslieden uit het kabinet stapten, in een debat met de Kamer aan dat aan de cijfers geen harde conclusies verbonden kunnen worden. De regionale aanpak kwam onder zo’n hoge druk tot stand dat nog niet was nagedacht over vergelijkbare rapportages.
Per april wordt meetbaar welke regio’s het wel en niet goed doen. In hetzelfde debat sprak de Kamer de vrees uit dat het allemaal niet snel genoeg gaat. Als de resultaten tegenvallen, wil de Kamer meer centrale regelingen, zoals een no-riskpolis voor de werkgever die een jongere in dienst neemt.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.