‘Upcoding’ oorzaak tekorten op jeugdhulp
Het fenomeen ‘upcoding’ − waarbij de zorgbehoefte van de cliënt administratief zwaarder wordt voorgesteld dan in werkelijkheid het geval is − is een van de oorzaken van de gemeentelijke tekorten op de jeugdhulp. Dat blijkt uit de ‘Benchmarkanalyse uitgaven jeugdhulp in 26 gemeenten’ dat in opdracht van het ministerie van VWS is uitgevoerd.
Bij jongeren wordt zwaardere zorg ingezet dan nodig is. Gemeenten betalen de rekening. Dit fenomeen ‘upcoding’ − waarbij de zorgbehoefte van de cliënt administratief zwaarder wordt voorgesteld dan in werkelijkheid het geval is − is een van de oorzaken van de gemeentelijke tekorten op de jeugdhulp.
Zwaardere problematiek
Ook is de problematiek van jongeren die door de wijkteams worden geholpen, zwaarder geworden. Omdat het aantal jongeren dat via wijkteams wordt geholpen niet afneemt, leidt dit tot hogere uitgaven. Bij kleinere gemeenten leiden kleine schommelingen in het aantal jongeren met relatief dure jeugdhulp tot relatief grote schommelingen van de gemiddelde uitgave per jongere. Dat blijkt uit de ‘Benchmarkanalyse uitgaven jeugdhulp in 26 gemeenten’. Die analyse is woensdag door minister De Jonge (VWS) naar de Tweede Kamer gestuurd. Uit die analyse blijkt dat de gemiddelde uitgave per jongere in jeugdhulp per jaar is toegenomen.
Tarief
‘De toename van de uitgaven zien we als het product van het volume, de intensiteit van de zorg en het tarief’, aldus de onderzoekers. Dat volume is in de periode 2015-2017 gestegen met 12,1 procent. De toename in uitgaven loopt niet gelijk met de kostenontwikkeling bij aanbieders. Inkooptrajecten, het toegenomen aantal financiers, beleidsverschillen tussen gemeenten en de druk op de arbeidsmarkt leiden tot kostenverhoging bij leveranciers, zo blijkt uit de gesprekken die de onderzoekers met aanbieders hebben gehad. ‘Voor zover zij dit niet konden verdisconteren in tarieven hebben zij dit opgevangen via efficiëntieverbetering, bijdragen van andere onderdelen van een concern of het (eigen) vermogen.’ Hier is geen onderzoek naar gedaan, tekenen de onderzoekers aan.
Forse interventie
De introductie van het objectief verdeelmodel 2016 heeft een aantal gemeenten parten gespeeld. De inkomsten vanuit het rijk zagen zij tot meer dan 20 procent afnemen. ‘Deze gemeenten lukt het niet om de uitgaven in hetzelfde tempo bij te sturen’, aldus de onderzoekers. Het gat tussen inkomsten en uitgaven zien zij alleen maar toenemen. Het bijpassen vanuit andere beleidsdomeinen of de eigen reserves is volgens gemeenten geen duurzame oplossing. De overschotten op de Wmo uit eerdere jaren zijn omgeslagen in tekorten en college en raad staan niet te trappelen om op andere beleidsterreinen te beknibbelen ten gunste van de jeugdhulp. ‘Dit leidt bij deze gemeenten tot extra nadruk op financiële sturing, beperking van investeringsruimte en mogelijk tot een forse interventie om de uitgaven te beperken.’
Sturingsvariabelen
Gemeenten met een groter aantal aanbieders hebben een iets hoger tekort, zo blijkt verder uit het onderzoek. Gemeenten die meer kwijt zijn aan de wijkteams, hebben een iets lagere gemiddelde uitgave per jongere per jaar. Voor sturingsvariabelen zoals inkoopvorm, budget- of volumegrenzen, zijn geen verbanden gevonden. Omdat de benchmark onder een gering aantal gemeenten is uitgevoerd, willen de onderzoekers hier geen keiharde uitspraken over doen.
Politieke druk
Gemeenten worstelen met investeringen in de jeugdhulp, die aan een kant noodzakelijk zijn, maar in het begin niets opleveren en alleen maar geld kosten. Geld dat ook hard nodig is om een toename van wachtlijsten te voorkomen of om aanbieders te compenseren die de budgetgrenzen overschrijden. Er is politieke druk om de tekorten weg te werken. Gemeenten en aanbieders vrezen dat dit ten koste gaat van de transformatie.
Dilemma’s
Er komen nog meer gemeentelijke dilemma’s uit het onderzoek naar voren. Het open einde karakter van de Jeugdwet met begrensde (rijks)budgetten is er een van. Het dichtbij organiseren van jeugdhulp leidt tot een toename van het aantal jongeren dat voor hulp aanklopt. Vanwege de keuzevrijheid van jongeren en het gezin is het voor gemeenten lastig om regie te voeren en het zorggebruik te beperken. Ook het (ontbreken van) grip op verwijzingen van huisartsen en medisch specialisten ervaren gemeenten als dilemma. Gemeenten die samen met huisartsen praktijkondersteuner huisarts (POH) voor de jeugd inzetten, geven aan dat dit voordelen oplevert. Samen wordt dan gewerkt aan de verbetering van de verwijzing of alternatieve inzet van hulp.
Risicofactoren
Ontwikkelingen in het onderwijs, de GGZ en de Wet langdurige zorg (Wlz) worden door de onderzochte gemeenten als risicofactoren voor de ontwikkeling van de vraag naar jeugdhulp bestempeld. Zo zijn er discussies met scholen over de verantwoordelijkheid voor de problemen van jongeren. ‘Gemeenten ervaren dat scholen die moeite hebben om kinderen waar iets mee aan de hand is, niet altijd bereid zijn om deze kinderen goede ondersteuning te bieden’, aldus het onderzoek. De jongeren komen terecht in de jeugdhulp en de gemeente krijgt de rekening. ‘Dit heeft op verschillende plaatsen geleid tot discussies over ‘grenzen’ tussen onderwijs en gemeente omtrent de bekostiging van hulp.’ Gemeenten zien een groeiend aantal gezinnen met (complexe) ggz-problematiek in de wijk. Die leidt ook tot een stijging van de vraag naar jeugdhulp. Ook vragen gemeente zich af of sommigen jongeren eigenlijk niet in de Wlz thuishoren.
Reacties: 9
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.