Strakke regie lokale jeugdzorg scoort
Strakke regie en nauwe samenwerking zijn de belangrijkste ingrediënten van een effectieve jeugdzorg, zo blijkt uit een serie pilots van Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ).
Strakke regie en nauwe samenwerking van lokale zorg- en hulpverleners werken om multiprobleemgezinnen weer op de rit te krijgen.
Dat is de voorlopig belangrijkste bevinding van een serie pilots van Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ). Dit samenwerkingsverband van de rijksinspecties in het jeugddomein ontwikkelt met het oog op de naderende transitie van de jeugdzorg een toetsingskader voor hulp aan gezinnen met veel problemen en weinig zelfredzaamheid. Geen blauwdruk voor ‘hoe het moet’, maar een model dat gemeenten van pas kan komen bij het vormgeven van verantwoorde zorg.
Problemen in deze huishoudens zijn vaak ernstig en hardnekkig: werkloosheid, schulden, ziekte en/of verslaving, schooluitval, huisvesting- en opvoedproblemen en soms huiselijk geweld. In veel gevallen is er ook sprake van een (licht) verstandelijke handicap van ouders of kinderen, of ernstige gedragsproblemen. Kinderen die opgroeien in dergelijke gezinnen zijn extra kwetsbaar. Juist deze categorie was voor ITJ en vijf pilotgemeenten een geschikte ‘testcase’, omdat zij veel afstemming van uitvoeringsorganisaties vergt.
Regisseur
Kenmerkend voor een aanpak die zoden aan de dijk zet is volgens ITJ dat de hulpverlening niet beperkt blijft tot individuele gezinsleden, maar dat problemen van het héle gezin worden aangepakt. Een basis voor succes is ook dat niet over de rug van een gezin tot ingrijpen of ondersteuning wordt besloten, maar dat het zelf meepraat en dat ouders worden gestimuleerd op termijn de touwtjes weer in handen te nemen. Van belang is verder dat één hulpverlener de regie heeft. Het delen van informatie door betrokken partijen is cruciaal. Verder moet het gezin ook na afronding van de hulpverlening ‘in beeld blijven’, omdat na verloop van tijd vaak terugval in oude problemen optreedt, of juist nieuwe complicaties opdoemen.
Om de samenwerking soepel te laten verlopen, moeten betrokken instanties het van meet af aan eens zijn over doel en aanpak, informatie delen en vastleggen en systematisch zorgbehoefte evalueren. ITJ wilde zich laten voeden door voorbeelden uit de praktijk. Daarom keek de inspectie in haar onderzoek mee naar de ervaringen in Amersfoort, Assen, Hoorn, Leiden en Nijmegen, waar al sprake is van een gecoördineerde werkwijze door instanties, van hulpverlening tot schuldsanering, van zorg tot huisvesting.
Onthutsend
Wethouder Michiel Pijl (CDA), in pilotgemeente Hoorn portefeuillehouder Jeugd en Gezin, kent onthutsende voorbeelden van gezinnen waar wel dertig hulpverleners over de vloer kwamen. ‘Waar je naartoe wil, is dat zo’n gezin maar één keer z’n verhaal hoeft te doen, als meer expertise nodig blijkt. Niet elke keer een doorverwijzing, een ander gezicht, nieuwe indicatie, of op de wachtlijst. Dat is echt verschrikkelijk. We moeten hulp overzichtelijk organiseren.’
Het aanwijzen van één ‘regisseur’ schept zowel duidelijkheid als verlichting in gezinnen waar meerdere hulpverleningsinstanties (minimaal vier) over de vloer komen, beweert Gerard Aanstoot, gezinscoach en leider van een team dat in Amersfoort aan de pilot meedeed. ‘Het zelfvertrouwen van de gezinsleden stijgt; ze gaan er weer in geloven dat er echt wat kan veranderen. Gaandeweg gaan ze steeds meer zelf doen.’ Vroege signalering is belangrijk om van kwaad tot erger te voorkomen.
Maar volgens Aanstoot komt het nog steeds voor dat ernstige, meervoudige problematiek pas wordt onderkend als de zaak al is ontspoord. ‘Partijen weten afzonderlijk van elkaar wel dat het op hun onderdeel niet goed gaat, maar omdat het overzicht over het hele gezin ontbreekt, komt het vaak niet tot een aanmelding.’
Michiel Pijl: ‘We moeten er met z’n allen goed in worden signalen zo vroeg mogelijk op te pikken, om drastische oplossingen zoals uithuisplaatsing te voorkomen.’ In Hoorn bleek volgens Pijl dat de verwijsindex risicojongeren (VIR) nog onvoldoende wordt benut, een database met risicosignalen van uit eenlopende hulpverleners over jongeren. ‘Er is wel een convenant, maar in de praktijk wordt daar te weinig gebruik van gemaakt,’ zegt hij. Voorts bleek uit de pilot dat bij geen van de vijf in het Westfriese onderzochte casussen een gezinsdossier aanwezig was met informatie van alle gezinsleden. Zo beriepen in één casus enkele professionals zich op de privacywetgeving.
Ook bleek volgens Michiel Pijl dat binnen de betrokken organisaties de mandatering vaak niet goed is geregeld. ‘Als je effectief wilt samenwerken, moet je als uitvoeringsorganisatie je medewerkers het vertrouwen en de verantwoordelijkheid geven om het ook te regelen’.
Tijdrovend
De ‘één gezin, één plan’-aanpak is vooral in het begin tijdrovend en dus duur, laat de Hoornse praktijk zien. Gevallen waarin de zorgcoördinator twee keer per week het gezin bezoekt en gemiddeld vier uur aanwezig is, zijn geen uitzondering, volgens Pijl. Dat mag volgens hem geen reden zijn er vanaf te zien.
‘Als je te kort, onvoldoende of niet de juiste hulp verleent, krijg je onvermijdelijk langs andere weg weer maatschappelijke kosten. Van instellingen hoor ik, dat ‘één gezin, één plan’ juist tijd bespaart als het eenmaal staat en dat cliënten tevredener zijn. Als er hulp nodig is dan zorgen wij voor voldoende budget.’
minder bestuurslagen en praten met ouders en niet over ouders en dan ook nog eens 20% goedkoper zijn dan bjz
en zie dat er nog veel meer bezuinigt kan worden
met 8 miljard en niks presteren geef mij het maar dan zal ik ze dwingen