SCP: Te veel focus op etnische verschillen in beleid
Opleidingsniveau en inkomen zijn veel bepalender voor sociale cohesie en vertrouwen in de overheid.
Er zijn grote verschillen tussen groepen mensen als het gaat om sociale cohesie. Dat blijkt uit nieuwe onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Hoewel in overheidsbeleid met betrekking tot cohesie vooral gekeken wordt naar etnisch-culturele verschillen tussen groepen, zijn de grootste verschillen in de praktijk vooral op basis van opleidingsniveau en inkomen.
Vertrouwen
‘Opleiding is meer bepalend dan leeftijd of migratieachtergrond voor het onderling vertrouwen, of mensen gaan stemmen en of zij bijvoorbeeld vrijwilligerswerk doen’, zo schrijft het SCP. Mensen met een basis- of vmbo-opleiding hebben bijvoorbeeld veel minder vertrouwen in anderen hebben dan degenen met een hbo- of wo-opleiding (45 procent tegenover 88 procent).
Etnische verschillen
Dat staat haaks op de aannames van veel mensen, maar ook op wat er de afgelopen jaren in beleid is opgenomen, ook op lokaal niveau. Volgens het SCP heeft met name in de woonomgeving en het onderwijs jarenlang de nadruk gelegen op etnisch-culturele verschillen. Daarmee was er weer weinig aandacht voor sociale en economische verschillen, en verschillen die worden veroorzaakt door opleidingsniveau. Bijvoorbeeld op werkvloer: als wordt gesproken over het streven naar diversiteit gaat dat meestal over sekse en etniciteit.
Lokale aanpak
Volgens het SCP was er bij de wijkgerichte beleidsprogramma’s die de afgelopen twintig jaar in verschillende gemeenten zijn opgestart een hausse aan interventies die te maken hadden met de culturele achtergrond van bewoners in de buurt. ‘Hierbij lag de nadruk op kennismaken met elkaar, bijvoorbeeld via een multicultureel buurtfeest, bijeenkomsten rondom de islam, of het gezamenlijk maken en eten van een niet-Nederlandse maaltijd.’
Opleiding en inkomen
Hoewel de etnische diversiteit in een buurt wel degelijk invloed heeft op de sociale cohesie, in meer diverse wijken hebben mensen minder contact met elkaar, zijn opleidingsniveau en inkomen nog belangrijker. Het valt het SCP op dat beleid echter maar zelden daarop toeziet. ‘Onderzoek en beleid over sociale cohesie zou gedaan moeten worden vanuit een open blik, zodat alle verschillen of mechanismen waar dat mee samenhangt in beeld wordt gebracht.’
Stabiel
Het SCP is verder gematigd positief over de sociale cohesie in Nederland. Het blijft, ondanks dat veel mensen het gevoel hebben dat de samenleving verhardt, stabiel. Het vertrouwen dat mensen in elkaar en in instituties hebben is gelijk gebleven. Door de grote verschillen tussen groepen vraagt het wel aandacht van beleidsmakers. Het SCP pleit voor gelijkwaardigheid, ruimte voor ontmoetingen en gemeenschappelijke doelen.
Het totale gebrek aan vertrouwen gelinkt aan het opleidingsniveau is er de oorzaak van naar het schijnt. Tel daarbij op dat de politiek en beleidsmaatregelen er steeds speciale programma's voor de medelanders ontwikkelden maar de laagopgeleiden in de kou lieten staan.
Als je daar wat van zij werd je snel en adequaat weggezet en uitgemaakt voor alles wat ziek en lelijk was en geluisterd werd er zeker niet. Ondertussen werden de laagopgeleiden gepositioneerd als mensen die het grote plaatje niet snapten.
Iedereen moest en zou immers een voortgezette opleiding volgen wilde je in het toekomstige Nederland tot een productief mens ontwikkelen. Tot op de dag van vandaag is dat nog zo met het "levenlang leren" dogma.
Ondertussen kan niemand meer een gat boren, een toilet ontstoppen, een tuinhek plaatsen of überhaupt iets met de combinatie van gezond verstand en een paar handen doen of maken. Kan je dat wel ligt vandaag de dag de wereld aan je voeten, kan je bakken met geld verdienen omdat je een zeldzaamheid bent.
Het zou te verwelkomen zijn wanneer elke opleiding opwaarde wordt geschat zonder er laag, middel, hoog en universitair labels aan te hangen. Het pad naar de universiteit is tenslotte neergelegd door lager opgeleiden.
Sommige mensen zijn niet gemaakt om in de schoolbanken te zitten. Die moeten de mogelijkheid hebben zich op een andere wijze te ontwikkelen het liefst op een zo'n breed mogelijke manier. Zo zou blijft er altijd een broodje kaas voor Mohammad en een broodje shoarma voor Kees beschikbaar.