Probeersels met de bijstand
De eerste bijstandsexperimenten in de gemeenten Groningen, Tilburg, Utrecht en Wageningen zijn begonnen. Maar in Hoeverre kan er écht worden geëxperimenteerd? Onderzoekers en projectleiders zijn kritisch over de kaders. Met name de onderzoeksperiode is te kort.
De eerste bijstandsexperimenten in de gemeenten Groningen, Tilburg, Utrecht en Wageningen zijn begonnen. Maar in Hoeverre kan er écht worden geëxperimenteerd? Onderzoekers en projectleiders zijn kritisch over de kaders. Met name de onderzoeksperiode is te kort.
Bemoeienis
Het is dan geen proef met het basisinkomen geworden, maar eind vorig jaar zijn de eerste zwaarbevochten vertrouwensexperimenten met de Participatiewet dan toch van start gegaan. Hoewel de gemeenten opdrachtgevers van deze experimenten zijn, bemoeiden de Tweede Kamer en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zich uitgebreid met zowel de opzet ervan als met de aanpalende onderzoeken.
Dichtgetimmerd
Ruud Muffels, arbeidseconoom aan de Universiteit van Tilburg, neemt bepaald geen blad voor de mond; de experimenteerruimte is door SZW grotendeels dichtgetimmerd. Met alle onwenselijke gevolgen van dien voor het onderzoek. ‘De discussie over de kaders van de vertrouwensexperimenten is politiek behoorlijk beladen geweest. Onderdeel van die discussie was dat ook zou moeten worden geëxperimenteerd met een groep die een verzwaard bijstandsregime krijgt met twee keer zoveel contactmomenten met consulenten. Het is maar de vraag hoe nuttig dat is; het is in de wetenschap al lang bekend dat een zwaarder regime met meer mogelijke sancties op korte termijn tot een grotere uitstroom leidt, maar dat die uitstroom doorgaans niet duurzaam is. Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt vinden onder dat regime misschien sneller een baan omdat het moet, maar kunnen vervolgens ook weer snel terug de bijstand instromen omdat ze de baan niet aankunnen.’
Idealiter vier jaar onderzoek
Ook vindt Muffels dat het experiment, dat twee jaar in beslag neemt, eigenlijk één of twee jaar langer zou moeten zijn. Arjan Edzes, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen als specialist op het gebied van regionale economie, is het met hem eens. Edzes: ‘Idealiter volgen we de verschillende groepen drie of vier jaar lang. Dan kan elke cliënt gemiddeld anderhalf tot twee jaar in de gaten worden gehouden en wordt duidelijker hoe duurzaam de verschillende interventies zijn. Om daarover perfect onderbouwde uitspraken te doen, is deze studie inderdaad behoorlijk aan de korte kant.’
Steen des aanstoots
Doorn in het oog van beide onderzoekers en de projectleiders van de experimenten in Tilburg en Groningen en Ten Boer is de beperkte experimenteerruimte volgens de letter van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) waarmee groen licht werd gegeven aan de vertrouwensexperimenten. Grootste steen des aanstoots in de AMvB is nog wel de bepaling dat deelnemers uit het experiment moeten worden verwijderd als zij niet aan de inspanningsplicht voldoen. Die geldt zelfs voor de groep die juist ontheffing van verplichtingen krijgt in het kader van het experiment. Die bepaling staat volledig haaks op het idee om meer vertrouwen en eigen regie te geven aan de deelnemers, vinden wetenschappers en projectleiders. Daarnaast hangt er als zwaard van Damocles boven de experimenten nog dat de minister gemeenten kan opdragen de experimenten te beëindigen als er in diens ogen niet aan de bepalingen in de AMvB wordt voldaan.
Exercitie in pragmatisme
Hoe binnen de gestelde beperkingen een zo grondig en zorgvuldig mogelijk onderzoek op poten te zetten, is een behoorlijke exercitie in pragmatisme geworden. Zo blijkt dat zowel Tilburg als Groningen en Ten Boer niet zomaar van plan zijn om deelnemers uit het experiment te verwijderen. Muffels: ‘Ik heb met rechtenstudenten de Participatiewet uitgeplozen, en volgens die wet hebben gemeenten discretie – dus beleidsruimte – in de manier waarop ze met de wet en met de verplichtingen daarbinnen omgaan en sancties opleggen aan bijstandsgerechtigden. Om over twee jaar met valide resultaten te komen, is het van groot belang dat gemeenten meer ruimte hebben en ook kunnen kiezen voor een eigen lokale aanpak.’ Jos Mevis, projectleider in Tilburg staat ook pal voor dat standpunt, maar geeft toe huiverig te zijn om het experiment in moeilijk vaarwater te brengen. ‘Ik heb tegen mijn projectteam gezegd: ‘Wij gaan de wet niet overtreden. Wij gaan ermee éxperimenteren en daar een goed onderbouwd verhaal over vertellen.’
Keuzegroep
In Groningen wilde wethouder Mattias Gijsbertsen (sociale zaken, GroenLinks) graag experimenteren met een groep die zelf kan kiezen tussen een regime zonder concrete verplichtingen, een normaal regime met de mogelijkheid om bij te verdienen of juist intensieve dienstverlening. De gedachte daarachter is dat alle deelnemers een regime kunnen kiezen waaraan zij zelf het meeste behoefte hebben. De AMvB leek daarbij roet in het eten te gooien omdat die voorschrijft dat alle deelnemers aselect, dus willekeurig, in groepen moeten worden ingedeeld. Ook daarvoor is een pragmatische oplossing gevonden. Een aantal deelnemers is namelijk aselect in een keuzegroep ingedeeld. Groninger projectleider Remco Langenberg: ‘Uiteindelijk is het aantal mensen dat voor de drie verschillende treatments heeft gekozen redelijk gelijk verspreid. Dat laat bij voorbaat al zien dat klanten verschillend zijn en daarom maatwerk vragen. Wij zijn dan ook razend nieuwsgierig naar de uitkomsten van deze groep.’
Lees het volledige artikel in Binnenlands Bestuur nr. 2 van deze week (inlog)
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.