Pleidooi voor invoering basistarief Wmo
Voor een aantal onderdelen van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) moet een basispakket met basistarieven komen. SP-Kamerlid Renske Leijten dient hiertoe volgende week een initiatiefnota in. GroenLinks-Kamerlid Linda Voortman voelt daar ook wel wat voor.
Er moet een basispakket komen voor een aantal onderdelen van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). Hierin moet de dagbesteding, begeleiding, huishoudelijke hulp en mantel- en respijtzorg worden ondergebracht. Voor dit basispakket moeten basistarieven worden vastgelegd. SP-Kamerlid Renske Leijten dient hiertoe volgende week een initiatiefnota in.
Rechtsongelijkheid
Met zo’n basispakket kunnen grote aanbodverschillen tussen gemeenten en daarmee rechtsongelijkheid voor burgers worden voorkomen, verduidelijkt Leijten. Uit onderzoek naar de gemeentelijke Wmo-inkoopcontracten blijkt dat er enorme verschillen zitten in de tarieven die gemeenten sinds januari voor dezelfde Wmo-producten betalen, en daarmee het bezuinigingspercentage dat gemeenten doorvoeren. Dat varieert van gemiddeld 17 tot 22 procent, met uitschieters naar boven en beneden, zo blijkt uit onderzoek van de Universiteit Twente (UT) dat op verzoek van Binnenlands Bestuur is uitgevoerd. De rijkskorting op het overgehevelde Wmo-budget bedraagt over 2015 gemiddeld 11 procent.
Doorn in het oog
De fikse tariefverschillen zijn het SP-Kamerlid een ‘doorn in het oog’. De (te) lage tarieven vormen een gevaar voor de continuïteit en de kwaliteit van zorg, stelt Leijten. Zij heeft inmiddels verantwoordelijk staatssecretaris Martin van Rijn (PvdA) om een reactie op de berichtgeving hierover in Binnenlands Bestuur gevraagd. Ook GroenLinks-Kamerlid Linda Voortman heeft dat gedaan. ‘We wisten dat er met de decentralisatie verschillen tussen gemeenten zouden ontstaan, maar dat die verschillen zo groot zijn, baart me wel zorgen’, aldus Voortman. Ze voelt wel wat voor de invoering van een standaardtarief. ‘Daar is wel wat voor te zeggen.’
Monitoren
‘Het zijn forse verschillen tussen gemeenten die we goed moeten monitoren’, stelt D66-Kamerlid Pia Dijkstra. Ze vindt het echter te vroeg om de noodklok te luiden. Ook omdat gemeenten de vrijheid hebben om het beleid op hun eigen manier in te vullen en ‘we pas drie maanden onderweg zijn’. De belangrijkste vraag is voor haar of de mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben, dat ook krijgen. Daar is in het onderzoek niet naar gekeken. De monitor die Van Rijn heeft toegezegd, moet in de ogen van D66 daar wel op ingaan. Ook moeten de tariefverschillen die uit dit onderzoek naar boven zijn gekomen in de monitor worden meegenomen, evenals een verklaring daarvoor. Gemeenteraden moeten daar eveneens goed op toezien, benadrukt Dijkstra.
Anticiperen
Zowel Leijten als Voortman stellen dat gemeenten mogelijk meer bezuinigen dan strikt noodzakelijk, om alvast te anticiperen op de bezuinigingen op het rijksbudget voor de Wmo vanaf 2016. Uit het onderzoek onder 162 gemeenten blijkt dit echter niet het geval te zijn. De gemeenten stellen dat de bezuinigingen nodig zijn om de vele nieuwe kostenposten te dekken, zoals de investeringen in wijkteams en ict. Hiermee kunnen de grote verschillen niet worden verklaard, stellen de onderzoekers van de UT, omdat álle gemeenten met dergelijke kosten worden geconfronteerd. Dijkstra oppert als mogelijke verklaring dat gemeenten er wellicht bewust voor hebben gekozen behoedzaam te werk te gaan, ‘omdat ze niet weten waar ze op zouden uitkomen. Sommige gemeenten hebben conservatieve contracten gesloten, die wellicht later worden bijgesteld.’
Beschikking
Het basispakket Wmo, waarvoor Leijten volgende week een initiatiefnota gaat indienen, is een pakket waar iedereen die dat nodig heeft aanspraak op kan maken. ‘Net zoals het consultatiebureau of inentingen’, verduidelijkt Leijten. Het Wmo-basispakket kan worden ondergebracht in de Wet publieke gezondheidszorg. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering ervan. De toegang daartoe gaat via een beschikking die door zorgprofessionals moet worden afgegeven. Dat kan een huisarts zijn. Met die beschikking op zak moeten gemeenten de benodigde zorg en/of ondersteuning leveren. Hoe die wordt ingericht, blijft het pakkie an van gemeenten, benadrukt Leijten. Op dat vlak houden gemeenten hun beleidsvrijheid. Als ze zich maar aan de basistarieven houden. Voor burgers is er meer zekerheid op zorg én rechtsgrond in het geval de gemeente de zorg toch weigert, aldus Leijten. De burger heeft dan een inhoudelijke beschikking waarmee hij bezwaar kan aantekenen.
Ik zou juist het omgekeerde willen stellen: de te hoge tarieven vormen een gevaar voor de continuïteit en de kwaliteit van zorg. Wiersma wijst er terecht op dat ze zorgkosten al richting de 70 miljard opgaan en - door de vergrijzing - nog steeds stijgen (zij het niet meer zo spectaculair dan de afgelopen jaren het geval was).
Bij de invoering van de Wmo (2007) is indertijd gebleken dat er fors lucht in de hh-prijzen zat. Dat is ook het geval bij vele AWBZ-diensten waar tot op heden nog nauwelijks op gestuurd is. Veel zorgorganisaties zijn logge en dure organisaties geworden die amper nog flexibel kunnen inspelen op de markt en de teruglopende vraag. Dáár zou eens beter op gelet moeten worden.