Advertentie
sociaal / Achtergrond

Liever een Wajongere

Mensen die niet op eigen kracht het minimumloon kunnen verdienen, wacht nog steeds een grote variëteit aan regimes: via de baanafspraak uit de Participatiewet, via de Wajong en via de Wsw. Het is niet alleen onduidelijk en ingewikkeld, maar leidt ook tot sterk uiteenlopende financiële consequenties voor werkgever, werknemer én gemeente.

22 april 2016

De Participatiewet moest helderheid scheppen aan aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Geen verschillen in loonkostensubsidies tussen bijstand, Wajong of Sociale werkvoorziening. Maar grote werkgevers laten de wet wegens de regionale versnippering liever links liggen.

Participatiewet blokkeert uitstroom uit gemeentelijke bakken

Mensen die niet op eigen kracht het minimumloon kunnen verdienen, wacht nog steeds een grote variëteit aan regimes: via de baanafspraak uit de Participatiewet, via de Wajong en via de Wsw. Het is niet alleen onduidelijk en ingewikkeld, maar leidt ook tot sterk uiteenlopende financiële consequenties voor werkgever, werknemer én gemeente. De ongelijkheid ontstaat doordat er verschillende lonen moeten worden betaald, afhankelijk van de geldende cao en de vraag of er in die cao ook een jeugdloon opgenomen is. Ook zitten er verschillen in wettelijke regelingen van de Wajong en de Participatiewet. En tot slot zijn er geen eenduidige afspraken over de vergoedingen van extra kosten voor werkgevers wanneer die iemand met een arbeidsbeperking aan het werk hebben.

Als voorbeeld nemen we Pieter (zie schema op volgende pagina), 19 jaar oud met een arbeidsprestatie van 50 procent. Om Pieter te begeleiden in zijn baan, is 150 euro per maand nodig. Afhankelijk van zijn baan kan hij tussen de 760 en 1.600 euro verdienen. De kosten voor de gemeente variëren van 50 euro tot 990 euro per maand. Een werkgever is voor Pieter tussen de 570 en 2120 euro per maand kwijt.

Loonwaarde-expert Raymond Laenen, verbonden aan Dariuz dat tools voor re-integratie ontwikkelt, legt uit hoe dat kan. ‘De gemeentelijke subsidie wordt in Peters geval aangevuld tot het minimumjeugdloon voor een 19-jarige. Dat is zo’n 800 euro. Maar in het primair onderwijs bestaat geen jeugdloon en dus wordt Pieter daar als een volwassene beloond. Als het normloon 1.640 is en de loonwaarde 50 procent, dan is de helft van zijn loon dus al ongeveer gelijk aan het minimumjeugdloon. Dan hoeft de gemeente vrijwel niets meer bij te passen. Dat is prettig voor de gemeente, maar als directeur van een onderwijsorganisatie zou ik zo iemand natuurlijk nooit aan het werk willen hebben.’

Additionele kosten
Behalve het ontbreken van jeugdschalen in de cao, zorgen ook de additionele kosten voor grote onduidelijkheid bij werkgevers. Iemand die niet zelfstandig het minimumloon kan verdienen, heeft begeleiding nodig of een aangepaste werkplek. Hoe hoog die additionele kosten zijn, verschilt per persoon en per functie, maar uit onderzoek van Dariuz blijkt dat het gemiddeld om een bedrag van 150 euro per maand gaat.

Tot 2013 zaten deze additionele kosten ‘verborgen’ in de loonwaarde. Mede daardoor liepen de loonwaarden enorm uiteen met een bandbreedte van wel 40 procent. Om hier een einde aan te maken, werd een nieuw begrippenkader ontwikkeld. In de loonwaarde gaat het nu alleen nog over wat iemand kan verdienen; additionele kosten zitten er niet meer in verwerkt. De landelijke werkkamer heeft dit begrippenkader overgenomen, maar over de additionele kosten werd vervolgens niet meer gerept.

‘Werkgevers kunnen daar behoorlijk het schip mee ingaan’, zegt Laenen. ‘Neem die gemeente die besloot de groenvoorziening uit te laten voeren door het eigen Wsw-bedrijf. Het verlies aan loonwaarde werd gecompenseerd. Maar additionele kosten als extra begeleiding, het busje waarmee mensen heen en weer gereden werden, de keet en de extra materialen die nodig zijn om deze mensen te laten werken – die werden niet vergoed. Na een tijdje bleek dat de gemeente hierop tonnen verloor.’

Gemeenten krijgen geen geoormerkt budget voor het vergoeden van additionele kosten. Het is onderdeel van het Participatiebudget en wordt gevarieerd ingezet, ook, bijvoorbeeld, voor het overeind houden van de sociale werkvoorziening. Sommige gemeenten betalen de additionele kosten wel, andere niet, omdat ze er geen geld voor hebben. Ook zijn er gemeenten volstaan met een jobcoach die af en toe bij de werknemer langskomt. Laenen verwacht rechtszaken over die additionele kosten. ‘Er lopen al diverse bezwaar- en beroepszaken bij gemeenten en UWV omdat de additionele kosten niet altijd worden vergoed. Dat zullen we meer gaan zien.’

Liever Wajong
Door het versnipperde gemeentelijke beleid is het voor landelijk opererende bedrijven lastig zakendoen. Zij kiezen dan ook liever voor nationale regelingen, zoals de Wajong. Daar kunnen eenduidige afspraken worden gemaakt over de kosten van begeleiding en komen werkgevers niet voor verrassingen te staan. Ook kunnen begeleidingskosten worden gedekt door de regeling jobcoaching van het UWV.

En er is nóg een reden waarom de Wajong veel aantrekkelijker is dan de Participatiewet. De Wajong kent een no-risk tot 67 jaar. Daardoor hoeft een werkgever nooit te betalen als de aangenomen Wajongere arbeidsongeschikt wordt. Neemt hij iemand uit de Participatiewet aan, dan vervalt die no-risk al na een paar jaar. Grote werkgevers willen dus veel liever Wajongeren dan mensen die vallen onder het Participatiewetregime. Albert Heijn werkt al jaren met Wajongeren en heeft de ambitie er dit jaar 2.000 aan het werk te hebben.

Dat is mooi voor die jongeren en nobel van Albert Heijn. Maar gemeenten hebben er natuurlijk last van als Albert Heijn alleen in díe vijver vist en geen mensen uit de gemeentelijke bakken aanneemt. Laenen tipt gemeenten om gezamenlijk op te trekken en landelijke accountmanagers aan te stellen die namens hen kunnen onderhandelen met grote bedrijven . ‘Dat is een beetje out of the box denken voor gemeenten, maar anders vrees ik dat de mensen uit de gemeentelijke bakken helemaal niet bij grote bedrijven binnenkomen.’

Quotum
Intussen hangt werkgevers de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten als een zwaard van Damocles boven het hoofd. Als er eind dit jaar niet genoeg mensen met een arbeidsbeperking aan het werk zijn, kan staatssecretaris Klijnsma het quotum in werking stellen. Bedrijven die niet genoeg hun best hebben gedaan worden dan financieel gestraft. Maar met de inconsistenties uit Den Haag en de verschillende regimes van gemeenten, beginnen werkgevers zich ook hier te roeren en beroep aan te tekenen.

De oplossing ligt volgens Laenen in eenduidiger regels. ‘Er zijn enkele eenvoudige oplossingen voor knelpunten die complex lijken. Zo kun je jeugdlonen weren uit de berekening van de loonwaarde, want die heb je niet in alle cao’s. Daarnaast moet de grondslag voor de Participatiewet en de Wajong gelijk zijn zodat er geen verschil is in kosten voor de werkgever en de gemeente. Ook moet er één manier komen waarop gemeenten omgaan met extra kosten voor begeleiding en moet er een discussie op gang komen over wat te doen met jobcarving (zie kader linkerpagina).’ Meer eenvoud, eenduidigheid en dezelfde voorwaarden in de berekening van loonkostensubsidies dus. Om uiteindelijk meer mensen aan een (gesubsidieerde) baan te helpen.


Jobcarving bestraft
Als een werkgever geen volledige baan heeft voor iemand met een arbeidsbeperking, kan hij besluiten die te ‘carven’: stukjes baan van anderen bij elkaar pakken. Laenen: ‘De arbeidsprestatie, en dus de loonwaarde, verbetert door de functie aan te passen aan de mogelijkheden van de werknemer. Maar daardoor daalt de subsidie. In sommige gevallen carven werkgevers banen uit maatschappelijke overwegingen. Hun bedrijfsvoering wordt er dan dus niet beter van. Dan is het zuur als ze voor het carven van een baan worden bestraft door géén loonkostensubsidie te krijgen.’ Laenen verwacht dat werkgevers naar de rechter zullen gaan om de kosten voor jobcarving toch vergoed te krijgen.


Afbeelding

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie