Over apen, olifanten en adelaars
Wat de jeugdzorg dus eigenlijk nodig heeft is systeemtherapie. Het mooie hiervan is dat dit voor de medewerkers in de jeugdzorg al bekend terrein is.
In mijn kritische beschouwingen over de jeugdzorg praat ik graag over het fenomeen van “goede mensen in een slecht systeem”. Vaak leidt dat tot het verwijt dat ik daarmee ten onrechte de schuld voor falen in de jeugdzorg bij het “systeem” leg,...
en daarmee de verantwoordelijkheid ontken van de in dat systeem werkende personen, of het nu bestuurders, managers of professionals zijn.
Natuurlijk is het zo dat “het systeem” uiteindelijk gemaakt wordt door de mensen die in dat systeem werken. En dat naarmate personen een hogere positie innemen in dat systeem, ook sprake is van een toenemende verantwoordelijkheid voor hoe dat systeem functioneert en voor het veranderen van dat systeem als het niet goed functioneert. Toch is het goed om ons bewust te zijn van de grote invloed die systeemkrachten uitoefenen op het gedrag van de in dat systeem werkende organisaties en personen. Omdat anders te makkelijk de schuld van een ziek systeem in de schoenen van individuele actoren in dat systeem wordt geschoven. Omdat vervolgens te makkelijk wordt gedacht over hoe je een ziek systeem weer gezond kunt maken.
Wie hier vakmatig meer over wil lezen verwijs ik naar het uitmuntende rapport dat professor Eileen Munro vorig jaar heeft uitgebracht over de noodzakelijke hervormingen van het Britse jeugdzorgsysteem.
In deze column wil ik mijn punt graag verhelderen met drie dierenverhalen.
Het eerste verhaal betreft een experiment waarin vier apen in een kooi worden geplaatst. Aan de ene kant van de kooi staat een hoge boom met bovenin een heerlijke tros verse bananen en aan de andere kant ligt op de grond rottend fruit. Steeds als de hongerige apen de boom in willen klimmen worden ze er door een bewaker met een harde koude waterstraal uitgespoten. Op een gegeven moment worden ze zo moe en hongerig dat ze van ellende het rottende fruit gaan eten. Op een gegeven moment wordt één aap vervangen door een nieuwe aap en verdwijnt de bewaker. De nieuwe wil gelijk naar de bananen klimmen, maar die wordt direct door de drie andere apen uit de boom getrokken. Na meerdere pogingen geeft ook de nieuwe aap die nooit te maken heeft gehad met de koude waterstraal het op en begint het rottende fruit te eten. Zo worden één voor één alle apen vervangen totdat er alleen nog apen in de kooi zitten die nooit de koude waterstraal hebben ervaren. Maar allemaal laten ze de verse bananen hangen en eten ze het rottende fruit. Toeschouwers die geen weet hebben van het experiment snappen niets van het in hun ogen idiote gedrag van de apen.
Het tweede verhaal betreft de training van jonge olifanten in India die gebruikt worden als vervoersmiddel. Als die olifanten nog heel klein zijn worden ze aan het einde van de dag aan een touw vast gemaakt aan de boom en aangemoedigd om zich los te trekken. Dat lukt die olifanten niet omdat ze nog niet sterk genoeg zijn. Maar ze raken zo gewend aan het feit dat ze zich niet los kunnen rukken, dat ze op latere leeftijd, als ze groot en sterk genoeg zijn om zich met gemak los te rukken, dit toch niet doen. Op deze manier voorzien de olifantenberijders zich van een goedkope manier om olifanten op te sluiten aan het einde van de dag.
Het derde verhaal gaat over het adelaarsjong dat nog in het ei uit het nest valt en wordt gevonden door een kip. De kip broeit het ei uit en voedt het adelaarsjong op als een kip die wel vleugels heeft maar niet kan vliegen en de hele dag pikkend naar voedsel rond loopt. Op een gegeven moment ziet het inmiddels volwassen geworden adelaarsjong een grote vogel vliegen. Vol bewondering vraagt hij aan moeder kip wat dat voor een beest is en waarom hij niet ook zo mooi kan vliegen. De moeder kip antwoordt dat het een adelaar is. Adelaars kunnen vliegen, kippen niet. Het adelaarsjong brengt zijn verdere leven op de grond door pikkend naar voedsel.
Drie verhalen die laten zien hoe mensen in een systeem gevangen kunnen komen te zitten. Er van buiten naar kijkend lijkt het makkelijk om er uit te ontsnappen. Maar als je onderdeel deel bent van dat systeem is dat toch echt een stuk moeilijker. Dit is echter geen enkele reden om fatalistisch te berusten in het voortbestaan van disfunctionele systemen, zoals die van de jeugdzorg. Het is wel reden om goed na te denken over de te gebruiken verandermethodiek. Een verandermethodiek die niet uit gaat van het veroordelen van het disfunctionele gedrag van de actoren in het zieke systeem, maar die inzet op het, via bewustwording veranderen van de disfunctionele interactiepatronen die het zieke systeem in stand houden.
Wat de jeugdzorg dus eigenlijk nodig heeft is systeemtherapie. Het mooie hiervan is dat dit voor de medewerkers in de jeugdzorg al bekend terrein is. Het is immers de methodiek die wordt ingezet om disfunctionele gezinnen weer gezond te maken.
Erik Gerritsen
Klik hier voor meer columns van Erik Gerritsen
Dat is waar. Want deze columns gaan nooit over het leed dat ouders en kinderen wordt aangedaan door het disfunctioneren. En over alle klachten die daar het gevolg van zijn. Het gaat alleen maar over de jeugdzorg zélf. Die heeft meer geld nodig of nieuwe regels nodig. Managers met dierenverhalen en voorstellen voor ‘systeemtherapie’ om hun organisatie beter te maken bevestigen precies wat Corine de Ruiter gisteren in de Volkskrant zei.
Prof Corine de Ruiter zei: 'Er gaat nooit wat af, er moet altijd wat bij.' De vraag doet zich dan ook voor of een organisatie die ‘systeemtherapie’ nodig heeft, niet beter opgeheven kan worden. Dan hebben nieuwe organisaties een kans die minder met zichzelf bezig zijn en zich wél richten op het effect van hun zorg op ouders en kinderen.