Gemeenten komen 1,6 tot 1,8 miljard tekort op jeugdzorg
Gemeenten gaven vorig 2019 1,6 tot 1,8 miljard euro meer uit aan jeugdzorg dan wat ze hiervoor van het rijk kregen. Dat blijkt uit onafhankelijk onderzoek van AEF dat op verzoek van het rijk en gemeentekoepel VNG uitgevoerd.
Gemeenten hebben in 2019 1,6 tot 1,8 miljard euro meer uitgegeven aan jeugdzorg dan ze daarvoor van het rijk kregen. Dat blijkt uit onafhankelijk onderzoek dat op verzoek van het rijk en gemeentekoepel VNG uitgevoerd. Een structurele oplossing is nodig.
Aanpassing stelsel
Die moet niet alleen worden gevonden in een verhoging van het rijksbudget dat gemeenten voor de uitvoering van de Jeugdwet krijgen. Ook moeten maatregelen worden genomen om de Jeugdwet financieel beheersbaar te maken. Daarvoor zijn vanaf 2022 aanpassingen in het stelsel nodig. Eind februari worden ‘de contouren van mogelijke scenario’s van middelen en maatregelen besproken’, zo laat het kabinet weten. Kabinet en VNG gaan de komende periode hierover in gesprek. Een volgend kabinet neemt een besluit nemen over een eventuele structurele ophoging van het budget en aanpassing van het stelsel, maar het advies daarover van dit kabinet geldt als ‘zwaarwegende inbreng.’
Achterblijvende uitstroom
De kosten zijn vooral vanaf 2017 flink gestegen, zo blijkt uit het onderzoek ‘Stelsel in groei. Onderzoek naar financiële tekorten in de jeugdzorg kosten’ dat door AEF is uitgevoerd. Belangrijke oorzaak is niet eens zo zeer de stijging van het aantal jongeren met jeugdzorg als wel de achterblijvende uitstroom en hogere kosten per jongere in zorg per jaar voor individuele voorzieningen. ‘De jeugdhulp per cliënt is dus duurder geworden, en duurt langer’, aldus AEF. Investeren in preventie leidt niet tot minder kosten, zo blijkt verder uit het onderzoek. ‘De kosten binnen het jeugddomein, op enkele uitzonderingen na, zijn door beter en steviger in te zetten op preventie en vroegsignalering eerder hoger dan lager worden.’ Ook zal ‘een stevige inzet op “er eerder bij zijn” en meer ruimte voor professionals, niet tot een verlaging van de kosten op de lange termijn leiden’, stellen de onderzoekers.
Praktijkondersteuners
In het onderzoek is gekeken naar maatregelen die gemeenten kunnen nemen om de Jeugdwet beter uit te voeren. AEF heeft berekend dat er jaarlijks tussen de 190 en 240 miljoen euro kan worden bespaard. Invoering van praktijkondersteuners bij huisartsen kan jaarlijks een besparing opleveren van 62 tot 88 miljoen euro. Tijdige doorstroming naar de Wet langdurige zorg (Wlz) voor kinderen die daarvoor in aanmerking komen, kan jaarlijks 59 tot 85 miljoen aan besparing opleveren in het jeugdzorgbudget. Het verplaatsen van jeugdhulp in groepsverband naar kinderopvang of buitenschoolse opvang kan een besparing opleveren van 49 tot 78 miljoen euro. Met hulpverlening in lokale teams kan jaarlijks 4 tot 8 miljoen euro worden bespaard. Ook kan worden gedacht aan een duidelijker afbakening tussen de jeugdhulp en onderwijs. Daarmee kan 0,7 tot 2 miljoen euro worden bespaard.
Structureel tekort
Als de besparingen kunnen worden gerealiseerd, komt het structurele tekort nog altijd uit tussen de 1,3 en 1,5 miljard euro, zo heeft AEF berekend. Als een inkomensafhankelijke eigen bijdrage wordt ingevoerd voor alle vormen van jeugdhulp, kan nog eens 0,8 tot 1,2 miljard euro worden bespaard. AEF waarschuwt daarbij echter voor negatieve effecten ‘op het welzijn van jeugdigen en hun gezinnen, en de verwachte toename van kansenongelijkheid, zorgmijding, schuldenproblematiek en kosten in andere wettelijke kaders.’
Verlaging voorzieningenniveau
Naast bijstelling van het budget dat gemeenten krijgen, is meer nodig om tot een beheersbaar kostenniveau te komen. AEF adviseert rijk en gemeenten de discussie aan te gaan over de bedoeling van de Jeugdwet en het gewenste voorzieningenniveau. Ook moet worden gekeken naar manieren om de doelmatigheid te vergroten en strakker te kunnen sturen om zo meer grip op de jeugdhulp te krijgen. Als het voorzieningenniveau wordt verlaagd, moet daarvoor de tijd worden genomen. ‘De samenleving is inmiddels gewend aan een grotere rol van de overheid bij lichte problemen, en het vraagt een cultuurverandering bij gemeenten, jeugdzorgorganisaties en de gehele maatschappij om dit terug te draaien.’
Discussie
Ook gemeenten zelf moeten in hun eigen gemeentehuizen de discussie aangaan over het gewenste voorzieningenniveau, zeker nu uit het onderzoek naar voren is gekomen dat inzet op preventie en vroegsignalering niet tot een kostenverlaging op de lange termijn gaat leiden. ‘Dat betekent dat in de lokale politiek een ander type afweging gemaakt moet worden: hoeveel geld heeft de gemeente over voor het welzijn en de mogelijkheden tot ontwikkeling van kinderen in relatie tot andere domeinen? Waar voelen we ons als gemeente verantwoordelijk voor, en wat moeten gezinnen zelf oplossen?’
Geen makkelijk recept
Gemeenten moeten grotere nadruk leggen op normaliseren, demedicaliseren en eigen kracht. Dat kan tot kostenbesparing leiden. Gemeenten moeten ook beter sturen op de uitstroom. ‘Er is geen gemakkelijk recept waarmee gemeenten grip kunnen krijgen op het sociaal domein’, erkent AEF. Op basis van inzichten uit het onderzoek kunnen gemeenten wel hun beleid aanscherpen. ‘Het inzicht dat de stijging in volume vooral veroorzaakt wordt door achterblijvende uitstroom is aanleiding om binnen de gemeente te onderzoeken waardoor cliënten langer in jeugdhulp blijven en hier gericht op te handelen. Een knelpunt in de keten dat snel op- of afschalen bemoeilijkt vraagt bijvoorbeeld een andere aanpak dan overbehandeling.’ Gemeenten moeten ook vormen van tariefdifferentiatie overwegen, omdat een deel van de jeugdhulpaanbieders met tekorten kampt en andere winst maken. Ook kunnen gemeenten aan de invoering van budgetplafonds denken. Monitoring op beleidsdoelen moet worden verbeterd, zodat tijdig kan worden bijgestuurd.
Niemand heeft toch baat bij een hogere uitstroom, zowel de hulpbehoevende als de hulpverlener, als de rekening uiteindelijk wordt betaald door iemand anders ?
Heb steeds meer de indruk dat in de loop van de jaren allerlei structuren zijn opgetuigd, tot een pyscho-therapeutisch complex, middels overtherapeutisering en als verkapte werkverschaffingstrajecten voor de grote scharen aan psychologen,therapeuten, e.d. die jaarlijks afstuderen Hulp- en therapietrajecten zijn vaak vaag en abstract en de effectiviteit of het resultaat ervan is niet of nauwelijks meetbaar. Hier zijn veel parallelen te trekken met de pschyofarmaceutica en de constante uitbreiding van de DSM-V, met steeds weer nieuwe psychologische aandoeningen, waaraan de farmaceuten uiteindelijk goed aan verdienen.