Meer dwang en drang in jeugdhulp nodig
Gemeenten moeten meer dwang en drang toepassen én consequenter werken volgens het principe ‘één gezin, één plan, één regisseur’. Ook kan bij de hulp aan multiprobleemgezinnen het sociale netwerk meer worden betrokken. De nazorg is niet in alle gemeenten goed geregeld. Dat stellen de samenwerkende jeugdinspecties na onderzoek in Delft, Lelystad, Maastricht en Zwolle.
Gemeenten moeten meer dwang en drang toepassen én consequenter werken volgens het principe ‘één gezin, één plan, één regisseur’. Ook kan bij de hulp aan multiprobleemgezinnen het sociale netwerk meer worden betrokken. De nazorg is niet in alle gemeenten goed geregeld.
Onderzoek inspecties
Dat stellen de samenwerkende jeugdinspecties na onderzoek in Delft, Lelystad, Maastricht en Zwolle. Na een eerder onderzoek onder 21 (middel)grote gemeenten naar het beleid van gemeenten, is bij deze vier gemeenten vervolgonderzoek gedaan naar de praktijk van de hulpverlening. Over het algemeen wordt er verantwoorde zorg en ondersteuning geboden, maar er zijn wel verbeterpunten, zo stellen de samenwerkende jeugdinspecties. Er zitten grote verschillen in de gemeentelijke aanpak.
Multiprobleemgezinnen
Gemeenten staan vanaf januari aan de lat voor de jeugdhulp. Een van de achterliggende gedachten achter deze decentralisatie is dat er een einde komt aan de hoeveelheid verschillende hulpverleners die bij een gezin over de vloer komen, en dat vaak niet van elkaar weten en/of langs elkaar heen werken. Op lokaal niveau kan beter worden samengewerkt met de diverse hulpverleningsinstanties. Voor gezinnen met een combinatie van complexe problemen (multiprobleemgezinnen) moeten medewerkers van jeugdhulp, (school)maatschappelijk werk, (jeugd)psychiatrische zorg en schuldhulpverlening samen zorg en ondersteuning bieden, volgens het principe ‘één gezin, één plan, één regisseur’.
Afstemming
Uit het onderzoek blijkt dat niet alle gemeenten consequent volgens dat principe werken, dat juist bedoeld is om een meer gestructureerde hulpaanpak te bieden. Delft doet dat wel met haar aanpak gezinscoaching. Er wordt planmatig en gestructureerd gewerkt. De gezinscoach stelt samen met het gezin en betrokken partijen doelen voor alle problemen én organiseert afstemmingsoverleggen. Hiermee wordt bereikt dat de benodigde hulp en ondersteuning in samenhang en met onderlinge afstemming wordt ingezet, constateren de inspecties. Ook staan de gezinnen centraal bij het oplossen of beheersbaar maken van de geconstateerde problemen.
Zorgmijders
De benodigde zorg en ondersteuning is echter niet altijd van de grond gekomen, zo is uit het onderzoek in Delft gebleken. Ouders waren niet altijd bereid om mee te werken aan de oplossing van de eigen problemen; de gezinscoaches in Delft zetten onvoldoende door. In dergelijke gevallen moet harder worden opgetreden, vinden de inspecties. Dat geldt ook voor Lelystad. De inspecties zijn weliswaar zeer te spreken over de belangrijke rol die het gezin heeft in de aanpak van de eigen problemen. Een risico daarbij is echter dat de gezinscoach teveel meegaat met de wensen van het gezin. ‘Soms is het noodzakelijk dat een gezinscoach bepaalde hulpverlening in gang zet, tegen de wens van het gezin in’, aldus de inspecties in hun rapportage over Lelystad.
Korting op uitkering
In Maastricht werpt de inzet van dwang en drang bij zorgmijdende gezinnen vruchten af. Als hen een betere situatie in het vooruitzicht wordt gesteld, zijn ze toch genegen hulp te aanvaarden. Ook helpt het als duidelijk wordt dat met het aanvaarden van hulp ernstiger (drang)maatregelen kunnen worden voorkomen, aldus de inspecties. Als dat allemaal onvoldoende oplevert, kan dwang worden ingezet in de vorm van korting op de kinderbijslag of uitkering, proces-verbaal van de leerplichtambtenaar of melding bij het meldpunt kindermishandeling.
Terugval
Het opbouwen van een sociaal netwerk is in Delft (nog) geen structureel punt van aandacht in de aanpak. Dat zou wel moeten, evenals het vergroten van de zelfredzaamheid. In het nazorg-traject kan Delft een tandje bijzetten, vinden de inspecties. Bij de beoordeling van de aanpak in Delft op beleidsniveau heeft de gemeente aangegeven dat de aanpak gezinscoaching het principe “zo kort mogelijk, maar zo lang als nodig” hanteert. In de praktijk blijkt dat er een eindtermijn aan de aanpak zit. De gezinscoaches zijn soms genoodzaakt de aanpak eerder af te breken dan wenselijk is. Dit vergroot de kans op terugval. Ook in Maastricht is de nazorg te vrijblijvend geregeld. Evenmin wordt structureel ingezet op het sociale netwerk van het gezin. Lelystad heeft in het nazorgtraject gekozen voor de inzet van een gezinsadviseur (‘waakvlamconstructie’). Ook kan de gezinscoach ervoor kiezen de regierol over te dragen aan een van de bij het gezin betrokken professionals.
Onvoldoende afstemming
Minpunt in de aanpak van Lelystad vinden de inspecties dat niet wordt gewerkt volgens het principe ‘één gezin, één plan, één regisseur’. Ook is gezamenlijk overleg van alle betrokken professionals geen standaard onderdeel van de aanpak. Onderlinge afstemming en coördinatie en samenhang in de aanpak van de problematiek is hiermee onvoldoende. Ander kritiekpunt is dat de hulpvraag van de ouder leidend is waardoor problemen van andere gezinsleden buiten beeld kunnen blijven. Belangrijke problemen kunnen hierdoor blijven liggen of pas boven water komen als ze zijn geëscaleerd.
Regie slecht geregeld
Naast de dwang- en drangmaatregelen in Maastricht zijn de inspecties positief over de gezinnen die in de Integrale Aanpak niet worden losgelaten, hoe complex en moeilijk de problematiek ook is. In tegenstelling tot Delft duurt de aanpak zo lang als nodig is om de problemen op te lossen of beheersbaar te maken. Daarentegen is de ‘regie op de inhoud’ niet goed geregeld. Proces- en casemanager werken onvoldoende samen en stemmen te weinig af, als er al een casemanager is. Dat moet beter.
Opvolgen aanbevelingen
De gemeenten hebben de onderzoeksresultaten en aanbevelingen inmiddels van de samenwerkende inspecties ontvangen. Het gaat om de inspecties van het onderwijs, gezondheidszorg, jeugdzorg, szw en veiligheid en justitie. Medio 2015 bekijken de inspecties of de aanbevelingen zijn opgevolgd. De onderzoeksresultaten van Zwolle worden op 19 november openbaar gemaakt.
Geachte Jeugdzorgdeskundige, uit bovenstaande uitingen blijkt dat u en Arnol Heertje geen helder beeld hebben op de werkelijke Jeugdzorg. U heeft geen juist onderzoek gedaan en schopt alleen maar. Graag daag ik u uit te komen met de juiste cijfers en conclusies. Deze zijn openbaar en te vinden op het internet en voor iedereen toegankelijk. U valt aan en hebt geen enkele oplossing om 300.000 kinderen en hun ouders/verzorgers te helpen, dan wel te behandelen, met opvoeden of hun veiligheid zo goed mogelijk te waarborgen. U zaait angst met valse gegevens en feiten en biedt geen oplossing, de 30.000 jeugdzorgwerkers zet u in een hoek waar zij niet thuishoren. Ik haal graag uw bewoordingen onderuit om de angst die u zaait weg te halen bij mensen en 300.000 kinderen die hulp krijgen dan wel nodig hebben. Het gebruik van het woord Jeugdzorgdeskundige is vals gebruik van een titel. Deskundigen zijn mensen met kennis, kunde en ervaring, zij onderzoeken en beschikken over de juiste cijfers en feiten. Uit uw uitlatingen blijkt dat u ondeskundig bent.