Extra klanten, extra ambtenaren
Grote gemeenten hebben als de Participatiewet in januari in werking treedt niet alleen behoefte aan klantmanagers, jobcoaches, noriskpolisspecialisten en extra administratief personeel, maar ook aan coördinatoren voor al deze nieuwe mensen en taken.
Voor het uitvoeren van de Participatiewet hebben gemeenten extra mensen nodig. In Groningen grosso modo 1 fte per 12 nieuwe uitkeringsgerechtigden.
Grote gemeenten hebben als de Participatiewet in januari in werking treedt niet alleen behoefte aan klantmanagers, jobcoaches, noriskpolisspecialisten en extra administratief personeel, maar ook aan coördinatoren voor al deze nieuwe mensen en taken. Kleine gemeenten hebben juist behoefte aan mensen die ze slechts een beperkt aantal uren werk kunnen bieden, maar wel al deze taken moeten kunnen uitvoeren. Een duizendpoot dus. Dat concludeert onderzoeker Paul Schenderling van Berenschot nadat het model dat het bureau gemaakt heeft op verzoek van Binnenlands Bestuur voor een viertal gemeenten ingevuld is.
Met de komst van de Participatiewet krijgen gemeenten nieuwe taken. Mensen met een beperking naar de arbeidsmarkt leiden en begeleiden bijvoorbeeld, of werkplekken aanpassen, loonkostensubsidie inzetten en beschut werk creëren. Voor deze taken hebben gemeenten zelf ook extra mankracht nodig. Hoeveel extra mensen er nodig zijn en welke extra taken er op die nieuwe ambtenaren afkomen, onderzocht Berenschot in opdracht van het Ondersteuningsteam Decentralisaties (OTD). Aan de hand van een model kunnen gemeenten vrij nauwkeurig bepalen hoeveel fte ze vanaf januari nodig hebben. Schenderling vulde het model in voor de gemeenten Nunspeet, Valkenswaard, Gouda en Groningen.
Manusje-van-alles
‘Voor heel kleine gemeenten, zoals Nunspeet, valt het aantal mensen in de nieuwe doelgroep nog wel mee, maar dat maakt het voor die gemeenten juist moeilijker’, aldus Schenderling. ‘Vind maar eens iemand die 0,7 fte kan vervullen maar wel een heel diverse set aan taken kan uitvoeren. Want in een gemeente als Nunspeet moet extra mankracht komen op het gebied van administratie maar ook op het gebied van contact met werkgevers, jobcoaching, aanpassen van werkplekken en begeleiding.’
Omdat deze manusjes-van-alles lastig te vinden zullen zijn, adviseert hij kleine gemeenten te improviseren. Ze moeten het vaker zoeken in het omscholen van bestaand personeel en de afdeling anders inrichten. ‘Extra lastig daarbij voor deze kleine gemeenten is dat het aantal nieuwe klanten in 2015 nog laag is, maar wel groeit. In de jaren daarna wordt de doelgroep steeds groter en het aantal fte dat gemeenten nodig hebben ook.’
Overigens kan het per gemeente verschillen wat voor mensen nodig zijn. Valkenswaard, qua inwoneraantal vergelijkbaar met Nunspeet, heeft bijvoorbeeld niet zo zeer behoefte aan een duizendpoot, maar aan iemand die zich specifi eker bezighoudt met het plaatsen van mensen met een arbeidsbeperking bij reguliere werkgevers, met alle bijkomende taken van dien.
Schaalvoordeel
Een andere conclusie die Schenderling trekt is dat grote gemeenten niet alleen meer mensen nodig hebben, maar er ook een extra taak bij krijgen. Uit het model blijkt dat de gemeente Groningen volgend jaar al zo’n 300 extra ‘klanten’ krijgt. Om deze nieuwe doelgroepen te helpen zijn volgens het model zo’n 27 fte nodig, waarvan het grootste deel voor extra inzet op de inkomenstaken en een ander deel voor bemiddeling van mensen met een arbeidsbeperking bij reguliere werkgevers. Daar bovenop krijgen gemeenten als Groningen te maken met het feit dat zij binnen de arbeidsmarktregio een leidende rol gaan vervullen. En dus zal de inzet van jobcoaches en werkbegeleiders in die gemeenten gecoördineerd moeten worden. Dat vraagt in deze centrumgemeenten extra expertise die kleine gemeenten niet nodig hebben.
Grote gemeenten, met grote sociale diensten, hebben een schaalvoordeel ten opzichte van kleine gemeenten, aldus Schenderling. Kleine gemeenten moeten immers alle kennis en expertise in huis hebben, al wordt daar niet of nauwelijks gebruik van gemaakt. Grote gemeenten hebben daarin een voordeel, maar dat is niet oneindig, aldus Schenderling. Bovendien hebben kleine gemeenten weer andere voordelen. ‘Daar zijn de contacten vaak informeler, ook met werkgevers. Een groot voordeel kan daarbij zijn dat het makkelijker is mensen met een arbeidsbeperking te plaatsen. Het zou dus zomaar kunnen dat in kleinere gemeenten de succesratio om mensen met een beperking te plaatsen gunstiger zijn.’
Controlemiddel
Het model van Berenschot kan door gemeenten zelf worden ingevuld en is gebaseerd op het huidige aantal Wwb’ers in een gemeente (of bij een sociale dienst). Vervolgens komt daarbij de landelijke prognose van het verwachte aantal nieuwe doelgroepen. Daarna wordt per procesonderdeel gekeken wat de te verwachten extra werklast is.
Sociale diensten en gemeenteraden kunnen daarmee ‘controleren’ hoe de nieuwe taken zijn ingevuld en met hoeveel mensen. Het maakt daarbij niet uit of de taken door de gemeente zelf worden uitgevoerd, of dat er mensen ingehuurd zijn. Gemeenten kunnen op die manier bijvoorbeeld na een jaar kijken hoeveel mensen op basis van het model aangenomen zouden moeten worden en hoeveel dat er daadwerkelijk zijn.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.