CRvB zet streep door inkomensafhankelijke huishoudelijke hulp Leusden
Leusden was één van de eerste gemeenten die een inkomenstoets instelde.
De gemeente Leusden mag de hoogte van iemands inkomen niet meewegen bij de toegang tot huishoudelijke hulp. Dat oordeelt de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste bestuursrechter in socialezekerheidszaken. Eerder kwam de rechtbank in Utrecht tot eenzelfde besluit.
De gemeente zegt de uitspraak te betreuren, maar legt zich erbij neer. Wel vreest de Utrechtse gemeente dat de wachtlijsten verder zullen oplopen. ‘Juist inwoners die deze zorg het hardst nodig hebben moeten nu onnodig lang wachten’, schrijft de gemeente.
Solidariteit
Leusden blijft daarom een beroep doen op de zelfredzaamheid en solidariteit van haar inwoners, en vraagt hen om te kijken of zij de huishoudelijke hulp zelf kunnen regelen en betalen. ‘Het gaat niet om waar je recht op hebt, maar om wat je nodig hebt’, benadrukt wethouder Marleen Treep (sociaal domein). Ze verzoekt haar inwoners om hulp in hun eigen netwerk te zoeken of aan te bieden als iemand dat nodig heeft. ‘Denk aan een kleinkind dat tegen een vergoeding schoonmaakt bij oma. Alleen op die manier kunnen we de plekken beschikbaar houden voor de kwetsbare groep die de huishoudelijk hulp het hardst nodig heeft’, aldus Treep.
Inkomenstoets
In februari vorig jaar floot de rechtbank Leusden al terug. De gemeente mocht bij de beoordeling van de aanvraag geen inkomenstoets toepassen, zo oordeelde de rechter in Utrecht. Tegen die uitspraak ging de gemeente in beroep, dat nu definitief strandt bij de CRvB.
Financieel daadkrachtig
Leusden was één van de eerste gemeenten die een inkomenstoets instelde om te bepalen of inwoners in aanmerking komen voor huishoudelijke hulp. De gemeente deed dat omdat de wachtlijsten steeds langer werden. Daarnaast zitten er huishoudens tussen waarvan Leusden vindt dat ze de hulp prima zelf kunnen bekostigen. Naar schatting vier op de tien aanvragers zijn volgens de gemeente financieel daadkrachtig genoeg om zelf een hulp te kunnen betalen.
Nieuwe wet
Met een nieuw wetsvoorstel wil demissionair staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS) de inkomensafhankelijke eigen bijdrage opnieuw invoeren. Dit moet de aanzuigende werking van het in 2019 ingevoerde abonnementstarief ongedaan maken. De wetswijziging gaat op z’n vroegst op 1 januari 2026 in.
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
@Rob Sabreur. Je kunt niet eindeloos blijven nivelleren.
Ouderen met een hoger inkomen betalen al loon- en inkomstenbelasting naar draagkracht en hebben over het algemeen ook geen toeslagen, worden (fors) extra belast bij opname in een verpleeghuis, betalen (forse) premies voor sociale voorzieningen (Wlz), worden in 2024 reeds vanaf
E 38.098 gekort op hun ouderenkorting of krijgen die helemaal niet, betalen in 2024 -in tegenstelling tot de andere schaalgrenzen- relatief meer belasting vanwege verlaging van de schaalgrens (was in 2023 E 40.021 wordt in 2024
E 38.098) etc. etc.
De WMO is destijds opgezet als compensatiewetgeving voor het opheffen van de bejaardenhuizen. De gedacht is/was om vooral ouderen langer thuis te laten wonen (zelfredzaam zijn) en daarvoor de noodzakelijke faciliteiten te scheppen. Het aanbrengen van wijzigingen in de abonnementstarieven dreigt nu te worden gebruikt als een extra ordinaire bezuinigingmaatregel van het Rijk op een bepaalde categorie ouderen. Dit omdat Gemeenten onvoldoende financiële middelen krijgen om de WMO-wetgeving uit te voeren.
NB. Ik ben geen deelnemer aan de WMO.