Kinderen bijstandsouders al vanaf verwekking op achterstand
Bij kinderen die opgroeien in een bijstandsgezin is bij 9 procent sprake van een opeenstapeling van de vier risicofactoren.
Kinderen in gezinnen met bijstand staan vaak al vanaf hun verwekking al op achterstand. Risicofactoren in het gezin waarin ze opgroeien zijn onder meer een laag onderwijs- en welvaartsniveau van de ouders, scheiding en mentale gezondheid.
Bij kinderen waarbij in de eerste duizend levensdagen geen bijstandsinkomen was, kwamen twee of meer van deze factoren tegelijkertijd voor bij 11 procent van de kinderen. Bij kinderen uit gezinnen met een bijstandsuitkering is dat percentage met bijna 81 procent aanmerkelijk hoger.
Dat schrijven deskundigen van het Universitair Amsterdams Medisch Centrum in een literatuurstudie, gepubliceerd door het CBS. Het onderzoek omvat de periode van 2005 tot en met 2018.
Ouderlijke hulpbronnen
Dat de kinderen minder kansrijk zijn, is het uitvloeisel van het in meerdere of mindere mate aanwezig zijn zogenoemde ‘ouderlijke hulpbronnen’. Hoe minder daarvan, des te minder kansen in het leven. Bij opeenstapeling van problemen of moeilijke omstandigheden in het gezin, nemen de kansen van kinderen zienderogen af.
Bij kinderen die opgroeien in een bijstandsgezin is bij 9 procent sprake van een opeenstapeling van de vier genoemde risicofactoren. Leven zij in een welvarender huishouden, dan bedraagt die kans 0,2 procent.
Taal en onderwijsniveau
Ook de kwaliteit van taal en ondersteuning thuis dragen bij aan de kansen van kinderen. Zo maakt het bijvoorbeeld wat uit of kinderen door hun ouders geholpen worden bij hun huiswerk. Het onderwijsniveau van de ouder(s) is in de helft van de bijstandsgezinnen laag en in slechts 1 op de 10 huishoudens hoog. Bij gezinnen zonder bijstand is het onderwijsniveau in bijna de helft van de gevallen hoog.
In bijna twee derde van de bijstandsgezinnen werkte geen ouder gedurende de eerste duizend dagen. Bij gezinnen zonder bijstand was werkte(n) slechts in 2 procent een of beide ouders niet.
Beperkingen doorgeven
Behalve kansen worden ook beperkingen van generatie op generatie doorgegeven; armoede, ziekte en ongezonde gedragingen hopen zich vaak op binnen gezinnen.
Volgens de literatuurstudie groeide 4 tot 7 procent van de kinderen uit het geboortecohort 2006 op in bijstandsgezinnen; jaarlijks 7 tot 12 duizend gezinnen. Dat is gerekend vanaf de conceptie tot en met het einde van de basisschool. Onder degenen die tot het laagste welvaartsniveau behoren, is bij ongeveer de helft sprake van minimaal één jaar bijstand.
Duur bijstandsinkomen
Hoe lang een kind leeft in een bijstandsgezin, bepaalt mede de kansen in het latere leven. Eerder is gebleken dat het aantal kinderen uit bijstandsgezinnen in de periode van conceptie tot de tweede verjaardag, de voorschoolse periode en de basisschoolperiode, respectievelijk 10,5, 11 en 18 duizend was. In totaal woonden ruim 21 duizend kinderen (12 procent) uit cohort 2006 op enig moment tussen 2005 en 2018 in een bijstandsgezin. Bijna 12 duizend kinderen maakten 5 jaar of langer deel uit van een bijstandsgezin. Bij bijna 2 duizend kinderen (9 procent van de kinderen uit bijstandsgezinnen) ging het om de gehele periode van 2005 tot en met 2018.
Geboortesterfte
Uit de studie blijkt onder meer dat de geboortesterfte zelfs varieert op wijkniveau, samenhangend met de materiële en immateriële hulpbronnen van ouders. Zo hebben kinderen die zijn geboren in Amsterdam-Zuidoost een twee keer zo grote kans op sterfte bij de geboorte ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Soortgelijke verschillen zijn gevonden tussen verschillende wijken in Rotterdam.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.