Kamer wil snel antwoorden over gebrekkige schuldhulp
De Tweede Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil op korte termijn tekst en uitleg van staatssecretaris Tamara van Ark (VVD) over het vernietigende Berenschot-rapport over de schuldhulpverlening dat zij recentelijk naar de Kamer stuurde. Coalitiegenoot D66 stelde vragen naar aanleiding van berichtgeving door Binnenlands Bestuur en kreeg daarbij unaniem bijval.
De Tweede Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil op korte termijn tekst en uitleg van staatssecretaris Tamara van Ark (VVD) over het vernietigende Berenschot-rapport over de schuldhulpverlening dat zij recentelijk naar de Kamer stuurde. Coalitiegenoot D66 stelde vragen naar aanleiding van berichtgeving door Binnenlands Bestuur en kreeg daarbij unaniem bijval.
Gemeenten niet gericht op schuldenvrije toekomst
In het rapport wordt onder meer vastgesteld dat gemeenten er niet op gericht zijn om mensen met schulden ook daadwerkelijk schuldenvrij te maken. De doelgroep is door ontoereikende registratie niet in beeld, en hoeveel geld gemeenten precies aan schuldhulpverlening uitgeven, is ook al niet duidelijk. De instroom in de Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen) – het effectiefste instrument voor het schuldenvrij maken van mensen - neemt volgens onderzoekers al jaren af als gevolg van de stagnerende instroom in de gemeentelijke schuldhulpverlening. Voor zowel rijk als gemeenten is het volgens de onderzoekers momenteel onmogelijk om het beleid bij te sturen op effectiviteit.
Geen genoegen
Van Ark stuurde het Berenschot-rapport bijna twee weken geleden nagenoeg onopgemerkt naar de Tweede Kamer met de summiere mededeling dat zij er na de zomer op terug zal komen. Daarmee neemt de Commissie SZW dus geen genoegen. Kamerlid Rens Raemakers wil onder meer van de staatssecretaris weten hoe zij ervoor gaat zorgen alle gemeenten de ambitie oppakken om cliënten schuldenrij te maken. Ook moet de staatssecretaris aangeven hoe zij op korte termijn betrouwbare gegevens over de instroom en de werking van gemeentelijke schuldhulptrajecten wil laten verzamelen. Raemakers wil dat Van Ark met uniforme definities van problematische schulden en het minnelijk traject op de proppen komt zodat daarmee de verschillen tussen gemeenten worden verkleind. Ook moet zij aangeven welke acties de staatssecretaris gaat ondernemen om ervoor te zorgen dat schuldenaars zich bewust zijn van hun afdwingbare rechten.
Stuurloosheid
Van Ark moet ook gaan kauwen op de vraag of het huidige stelsel nog enige gelegenheid tot bijsturing van het beleid biedt. Raemakers wil van de staatssecretaris weten in hoeverre zij de geconstateerde stuurloosheid onderkent. Ook wil de Tweede Kamer van de bewindspersoon weten of zij gaat ingrijpen vanuit haar ‘coördinerende rol’. De Kamercommissie wil dat Van Ark de vragen uiterlijk beantwoordt bij haar reactie op het rapport, die zij nog moet formuleren. Naar verwachting komt die reactie ondanks de gestelde vragen niet voor het zomerreces.
Opvallend is dat beide rapporten in algemeenheden blijven hangen.
Dat schuldenaren weinig geneigd zullen zijn tot het indienen van een klacht is voor de hand liggend. De meeste schuldenaren ontbreekt het aan kennis en kunde en aan financiële middelen voor griffierechten, reiskosten etc.
Ook zal de schuldenaar de energie en het doorzettingsvermogen moeten hebben om een langdurig klachttraject met veel briefwisselingen vol te houden. Daarnaast zal bij veel schuldenaren de niet onterechte vrees bestaan door een assertieve houding incassobureaus tegen zich in het harnas te jagen. 'Stil zitten als je geknipt en geschoren wordt' doet opgeld.
Het Panteia-rapport concludeert dat voor een betrouwbaar inzicht in de misstanden in de private buitengerechtelijke incassomarkt beter moeten worden geregistreerd.
Ikzelf zou suggereren de klachten eens te clusteren naar deurwaarders-/incasso-kantoor. Dan zal ongetwijfeld blijken dat de 'griezelverhalen' rond deurwaarders- en incassokantoren feitelijkheden betreffen welke dan namen en rugnummers krijgen.
Zo werd een door mij tegen bureau GGN bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders ingestelde klachtprocedure door de KvG beantwoord met een brief met daarin o.a. de zinsnede
"De klacht is gericht tegen het gerechtsdeurwaarderskantoor. Ingevolge het bepaalde in de Gerechtsdeurwaarderswet kunnen slechts klachten worden ingediend tegen deurwaarders of (toegevoegd) kandidaat-deurwaarders."
Dat had 19 maanden later tot gevolg dat door GGN een voormalig gerechtsdeurwaarder werd geslachtofferd.
Deze gerechtsdeurwaarder kreeg van de KvG een berisping aan de broek.
In plaats van GGN.
Zo werkt de wet ondoorzichtigheid van de problematiek in de hand.