Kabinet wil voorrang voor onveilige kinderen in jeugdzorg
Jeugdzorg Nederland is ongerust over de kleinere bijdrage van gemeenten voor het verlagen van de werkdruk in de jeugdbescherming.
Kinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel moeten volgens minister Weerwind en staatssecretaris Van Ooijen per direct voorrang krijgen in de jeugdzorg. Zij doen een dringend beroep op gemeenten en jeugdzorgaanbieders om deze voorrang ook daadwerkelijk te gaan verlenen.
Noodzakelijk
Dit blijkt uit een brief die minister Weerwind van rechtsbescherming en VWS-staatssecretaris Van Ooijen vrijdag naar de Tweede Kamer stuurden. Zij vinden een voorrangsregeling in de jeugdzorg voor kinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel ‘noodzakelijk om te realiseren we dat doelstellingen van een kinderbeschermingsmaatregel eerder worden behaald.’
Tijdelijk
Onlangs pleitten hoogleraar jeugdrecht Mariëlle Bruning, kinderrechter Bart Tromp en directeur Herke Elbers van de Raad voor de Kinderbescherming ook al voor een – tijdelijke – voorrangsregeling voor kinderen in een onveilige situatie. Dit deden zij tijdens een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer over de problemen in de jeugdbescherming.
Principe-afspraak
‘Bij de toewijzing van jeugdhulp zal gewerkt worden volgens het volgende principe: Kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel hebben prioriteit bij de verdeling van jeugdhulp, mits de hulpvraag van kinderen zonder kinderbeschermings-maatregel niet urgenter is’, zo staat in de Kamerbrief. ‘Vanuit deze principeafspraak doen we een dringende oproep aan gemeenten en jeugdzorgaanbieders om hier per onmiddellijk invulling aan te geven.’
Nederlands Jeugdinstituut
Om jeugdzorginstellingen te helpen bij de uitvoering van de voorrangsregeling ontwikkelt het Nederlands Jeugdinstituut een afwegingskader. Dit is echter pas voorjaar 2023 gereed.
Gemeentefonds
In de Kamerbrief staat ook dat de VNG begin deze maand heeft besloten om volgend jaar 10 miljoen bij te dragen vanuit het gemeentefonds om de werkdruk bij de gecertificeerde instellingen te verlagen. Dat zijn de voormalige bureaus jeugdzorg die de jeugdbeschermingsmaatregelen uitvoeren. Eerder was er nog sprake van dat gemeenten dit bedrag van 2022 tot met 2025 jaarlijks zouden bijdragen, net als het rijk.
Onvoldoende
De brief van vrijdag is een aanvulling op een eerdere Kamerbrief van Weerwind en Van Ooijen over de crisis in de jeugdbescherming die zowel de jeugdzorg zelf als door de Tweede Kamer ondermaats werd bevonden. Ook op de nieuwe brief is inmiddels kritiek. Zo vindt Jeugdzorg Nederland dat er wederom te veel aandacht gaat naar lange termijnplannen, terwijl er nu dringend maatregelen nodig zijn.
Nijdig
‘Jeugdzorg Nederland is daarom nijdig dat het rijk en de VNG de oplossingen weer op de lange baan schuiven, terwijl het water de sector aan de lippen staat’, zo zegt bestuurslid Arina Kruithof in een reactie op de website van de organisatie. ‘Kwetsbare gezinnen en jongeren zijn hiervan de dupe, omdat er te weinig jeugdbeschermers zijn en er lange wachtlijsten voor specialistische jeugdhulp zijn.’
Werkdruk
Ongerust is de brancheorganisatie over de lagere bijdrage van gemeenten. ‘Eerder was er sprake van dat de minister en de gemeenten ieder 10 miljoen euro, dus totaal 20 miljoen euro per jaar uit zouden trekken om de werkdruk voor jeugdbeschermers te verlagen. Dat was al veel te weinig om de problemen echt aan te pakken, maar uit de nieuwe brief blijkt dat de gemeenten dit jaar helemaal niets bijdragen en alleen volgend jaar eenmalig 10 miljoen euro bijdragen.’
Vrijblijvende oproep
De voorrangsregeling voor onveilige kinderen vindt Jeugdzorg Nederland op zich goed, maar onvoldoende afdwingbaar. ‘Het blijft bij een vrijblijvende oproep’. Teleurstellend vindt de organisatie ook dat de bewindslieden in de brief niks toezeggen over een landelijk tarief voor de jeugdbescherming, terwijl de VNG dit vanaf 2024 in wil laten gaan. ‘Dat is echt een gemiste kans. Doorpakken en daadkracht zijn nu nodig, maar ontbreken in deze brief’, aldus Kruithof.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.