Jeugdzorg uit of in zicht?
Met de controle op de rechtmatigheid van de jeugdzorguitgaven zit het dus wel goed.
In Binnenlands Bestuur van vorige week luiden Rekenkamer lid Arno Visser en bestuurslid van de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies Ans Hoenderdos de noodklok.
Onder de kop “16 miljard euro raakt uit zicht” maken Visser en Hoenderdos zich zorgen over de controle op rechtmatigheid en doelmatigheid van de 16 miljard die met de drie decentralisaties zijn gemoeid. Ongetwijfeld voer voor de tegenstanders van de decentralisatie van de jeugdzorg. Reden genoeg om nader stil te staan bij de geuite zorgen.
Wat betreft de controle op de rechtmatigheid van uitgaven vindt simpelweg een verplaatsing plaats van landelijke of provinciale controle naar controle door gemeentelijke accountants. Met de controle op de rechtmatigheid van de jeugdzorguitgaven zit het dus wel goed. Ik vraag me zelfs af of gemeentelijke Rekenkamers(commissies) daar nog wel een eigen rol in moeten willen vervullen. Er zijn grenzen aan wat je met controle op controle kunt bereiken en een topzware controletoren trekt geld weg dat beter direct aan kwetsbare kinderen besteed kan worden. Als het gaat om controle op de doelmatigheid kunnen lokale rekenkamer(commissies), zoals Hoenderdos zelf aangeeft, slimme regionale samenwerkingsverbanden aangaan. Dus ook hier geen probleem. En laten we hopen dat de Algemene Rekenkamer dat werk dan niet nog weer eens dunnetjes gaat overdoen. Dat is geen doelmatige besteding van belastinggeld.
Spannender wordt het wanneer Visser het heeft over de mogelijkheden om de doelmatigheid van de jeugdzorg te controleren. “Want als we het over doelmatige besteding hebben, moet eerst duidelijk zijn wat doelmatig is, wat er nodig is om dat te meten en vervolgens hoe je dat gaat meten. De doelstellingen moeten zo ‘smart’ mogelijk worden geformuleerd. Alleen dan valt te beoordelen of het geld wel juist is besteed. Dit moet in het wetgevingstraject worden meegenomen. ER moet een instrument komen, met een set van indicatoren, waarmee dat oordeel te vellen is. Dat moet er liggen voordat de nieuwe taken naar gemeenten gaan”, aldus Visser.
Hij lijkt daarmee te suggereren alsof er sprake is van een potentiële verslechtering van de mogelijkheden tot doelmatigheidscontrole als gevolg van de transitie. Visser gaat daarmee volledig voorbij aan de huidige situatie waarin nauwelijks sprake is van doelmatigheidscontrole. Als was het maar omdat de huidige set van indicatoren waarmee gewerkt wordt, op een enkele uitzondering na, niets zegt over die doelmatigheid. De meeste cijfers gaan over aantallen trajecten en doorlooptijden. De transitie biedt juist de kans om nu eindelijk eens echt werk te maken van goede doelmatigheidscontrole. De uitspraken van Visser zijn enigszins betuttelend, alsof gemeenten niet juist zelf meer inzicht in de doelmatigheid zouden willen hebben, nu ze voor honderd procent financieel verantwoordelijk worden voor de jeugdzorg. Er wordt dan ook hard gewerkt aan het ontwikkelen van een uniforme gegevensset die dit inzicht moet gaan bieden. Uniform, zodat ook vergelijking tussen regio’s en gemeenten mogelijk wordt. Als gevolg hiervan zal de doelmatigheid van de jeugdzorg veel meer dan nu in zicht komen.
Gemeenten doen er daarbij verstandig aan zich niet te laten leiden door de adviezen van Visser wanneer hij stelt dat het niet gaat om welke aanpak het meest geschikt is maar om kille cijfers, om pure data hoeveel geldt er wordt besteed en hoeveel mensen er worden geholpen. Die cijfers moeten natuurlijk ook worden verzameld, maar zeggen niets over de doelmatigheid van de jeugdzorg. Terecht stelt Visser dat het meten van doelmatigheid in het sociale domein heel erg moeilijk is. Maar hoe het dan toch moet daarover laat hij zich helaas niet uit, behalve de dooddoener dat het zo “smart” mogelijk moet, hoe moeilijk ook.
Het in kaart brengen van de doelmatigheid van de jeugdzorg is inderdaad geen makkelijke opgave. Maar onmogelijk is het niet. Gewoon een kwestie van slim combineren van een set van indicatoren die een indicatie geven van doelmatigheid (beroep op verschillende vormen van lichte en zwaardere jeugdzorg, doelrealisatie, percentage herhaald beroep op jeugdzorg, ontwikkeling van het aantal ondertoezichtstellingen en gedwongen uithuisplaatsingen, ontwikkeling van de recidive bij jeugdreclassering, cliënttevredenheid, ontwikkeling van de inhoud en het aantal klachten) met meer kwalitatieve vormen van verantwoording. De doelmatigheid in de jeugdzorg stel je nu eenmaal niet vast door alleen te tellen. Het gaat ook om vertellen, om vormen van narratieve verantwoording. Ook het werken met certificering is een manier om regelmatig vast te stellen of jeugdzorginstellingen werken conform de afgesproken professionele werkwijzen. Als die werkwijzen ook regelmatig wetenschappelijk worden onderzocht op bewezen effectiviteit dan is de cirkel rond. Gecertificeerd zijn is dan een stevige garantie dat er doelmatig gewerkt wordt.
Overigens geeft een tweede interview met Visser en Hoenderdos in hetzelfde Binnenlands Bestuur wel te denken. Onder de kop “Budget lokale rekenkamers te krap” pleiten ze voor meer geld voor lokale rekenkamers en rekenkamercommissies. Dat klinkt niet erg doelmatig. De Algemene Rekenkamer hoeft in de toekomst 16 miljard minder te controleren. Dat pleit eerder voor overheveling van budgetten dan voor ophoging van budgetten. Ik zou nog wel verder willen gaan. De systeemwijziging die met de decentralisaties gepaard gaat levert een forse intrinsieke doelmatigheidsprikkel op voor gemeenten die immers integraal financieel verantwoordelijk worden. Omdat intrinsieke prikkels veel effectiever zijn dan extrinsieke prikkels met behulp van onafhankelijk Rekenkamer onderzoek, pleit dit eerder voor bezuinigingen op de omvang van Rekenkamers en Rekenkamercommissies. Die zouden zich kunnen beperken tot systeemevaluaties. Het geld dat daarmee wordt vrijgespeeld kan dan direct worden besteed aan kwetsbare kinderen in de knel, waarmee de pijn van de forse bezuinigingen op de jeugdzorg enigszins wordt verzacht.
Erik Gerritsen
Meer columns van Erik Gerritsen leest u hier.
Het verhaal is altijd hetzelf: de jeugdzorg is geweldig en als we nu nog meer aan de 'professionals' over laten en alle controle op jeugdzorg afschaffen, dan is dat alleen maar goed voor 'kinderen in de knel'.
Een raar verhaal na het onderzoek van de kinderombudsman over de schokkende inhoudelijke fouten in rapporten van jeugdzorg. Gerristen en zijn
BJAA hebben daar nog voor onder extra toezicht gestaan NB dit jaar van de inspectie.
Ook de oproep om rekenkamers te negeren past in dit kader. Vooral interessant als je weet dat de Amsterdamse Rekenkamer keer op keer aan de bel trekt over BJAA. Geen wonder dat dat Gerritsen stoort, en hij dat liever kwijt dan rijk is.
Vooral ook omdat de Amsterdamse rekenkamer concludeert dat extra geld helemaal niet bij de zielige kinderen in de knel komt maar in de kas van BJAA! Ook concludeert de Amsterdamse rekenkamer dat de jeugdzorg de afgelopen vijf jaar geen steek is verbeterd. Allemaal na te lezen in de recente onderzoeken van de afgelopen jaren over BJAA, te vinden op de site van de amsterdamse rekenkamer: zoeken op BJAA.
Wat Gerritsen dus eigenlijk bedoelt is dat hij totaal zijn gang wil gaan als bestuurder en organisatie. Geen controle op doelmatige besteding van het geld, geen controle op of de zorg de kinderen wel helpt. Geen slechte jaarlijkse rapporten van de amsterdamse rekenkamer meer, niet meer onder bijna voortdurend toezicht van de inspectie jeugdzorg staan. (Geen enkel BJZ in Nederand scoort zo slecht bij de Inspectie)
Een bestuurder die alsmaar minder controle wil en het ondertussen zo slecht doet, maar blijft volhouden dat het tch echt gaat om de zielige kinderne is niet te vertrouwen. Juist bij dit soort gevaren van de democratie is het belangrijk om eerder veel meer 'checks and balances' in te bouwen dan minder.
De mooiste kerstgedachte zou zijn dat de jeugdzorg gevrijwaard wordt van dit type bestuurders die hun eigen belangen veel belangrijker vinden dan die van kinderen. Een kerstwens van vrede op aarde zou dan ook zijn als Gerritsen in 2014 eindelijk de jeugdzorg verlaat.