Jeugdzorg, een kwestie van vertrouwen
Strategisch adviseur Van Kempen: een systeem dat zorgt voor meer vertrouwen zou veel tijd en geld kunnen besparen.
Op 1 juli 2022 is de Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015 in werking getreden. Nog niet alle onderdelen van deze wet zijn in werking getreden; wel echter het onderdeel dat ervoor zorgt dat de plicht om te gunnen op grond van het zogenoemde ‘emvi-criterium (economisch meest voordelige inschrijving)’ op 1 juli 2022 is vervallen. De vraag is of dit genoeg is om voldoende verbeteringen bij inkopen en aanbesteden te realiseren.
Volgens de Memorie van Toelichting kost alleen de aanbestedingsprocedure de zorgaanbieders al gemiddeld 11.000 euro per deelname; de totale last wordt per jaar geschat op 12.650.000 euro. De kosten kunnen oplopen tot ca. 30 procent van het totale jeugdzorgbudget. Anderzijds is een gemeente gemiddeld 178.000 euro per aanbestedingsprocedure kwijt. Dus samen kijken hoe dit efficiënter kan, zou je zeggen.
Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Immers, gemeenten en zorgaanbieders hebben weliswaar een gezamenlijk overkoepelend belang (kinderen die dat nodig hebben voorzien van hulp), maar de deelbelangen zijn verschillend (verantwoorden van publiek geld vs voortbestaan van de onderneming). Alhoewel het overkoepelende belang ervoor pleit om elkaar te vertrouwen, is dat in de praktijk vaak minder makkelijk uitvoerbaar dan dat het op het eerste gezicht lijkt.
Onbegrip voor elkaars deelbelangen, doelstellingen en percepties kunnen dan uiteindelijk zelfs uitmonden in wantrouwen. Om veel tijd en geld te besparen zou een systeem dat ervoor zorgt om meer uit te gaan van vertrouwen in elkaar, behulpzaam kunnen zijn.
In de eerste plaats zou je kunnen denken aan een stelsel van certificering van de ‘good guys’. Die jeugdzorgaanbieders, die in een bepaalde periode hebben aangetoond goede kwaliteit te leveren, goed hun administratie op orde te hebben en waar er geen sprake is van bovenmatige winsten, ontvangen een A-label. Het A-label betekent dat de gemeente er van uit kan gaan dat er door deze zorgaanbieder goed werk wordt geleverd; intensieve controle is niet nodig, althans minder dan bij de overige zorgaanbieders.
Een tweede mogelijkheid om het wederzijds vertrouwen te verstevigen, is het beperken van de mogelijkheden om als jeugdzorgaanbieder grote winsten te maken. Het beperken van het maken van overmatige winsten zou in de eerste plaats kunnen door bij het aangaan van het contract expliciet vast te leggen dat winsten boven een bepaald percentage direct ten goede moeten komen aan het leveren van jeugdzorg.
Daarnaast kan gedacht worden aan het nog louter contracteren van jeugdzorgaanbieders in de vorm van stichtingen. Aan het eind van de periode niet bestede gelden moeten ten goede komen aan het statutaire doel van de stichting. Het niet kunnen maken van winst zal leiden tot minder gegevensbehoefte door de inkopende/aanbestedende partij. Dit zal dus leiden tot minder administratieve verantwoording. Tevens kan een positief gevolg zijn dat de kleine jeugdzorgaanbieders elkaar meer gaan opzoeken in stichtingsverband, waardoor
de kennis en kunde meer gebundeld kan worden aangeboden. Het zou het waard zijn om dit juridisch nader te onderzoeken.
Arno van Kempen is strategisch adviseur bij VanMontfoort.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.