Jeugdwet: decentraliseren met het zweet in de handen
Psychologen, psychiaters, orthopedagogen; allemaal vrezen ze de gemeente. Doodsbang zijn ze dat de gemeente meekijkt met hun werk.
Een spannende week voor de nieuwe Jeugdwet. Vandaag bespreekt de Tweede Kamer het wetsvoorstel. Het werd tijd. De voorbereidingen lopen al jaren. In de aanloop naar de kamerbehandeling worden de messen geslepen. Vooral uit de hoek van de jeugd-GGZ kwamen de klachten.
Psychologen, psychiaters, orthopedagogen; allemaal vrezen ze de gemeente. Doodsbang zijn ze dat de gemeente meekijkt met hun werk. In de wereld van de jeugd GGZ is het blijkbaar de gewoonte om lekker je dingetje te doen, lekker te declareren en wee degene die vragen gaat stellen of het allemaal ook een beetje nut heeft gehad. Het dedain druipt er vanaf. Die sukkels bij die gemeenten hebben toch geen verstand van ons vak.
Het dedain zit ook in het wetsvoorstel zelf. Een overkill aan voorschriften en verantwoording. Actal – het adviescollege over regeldruk – constateerde al in haar advies dat door de nieuwe Jeugdwet meer bureaucratie zal ontstaan. Deze conclusie werd overigens niet gedeeld door mijn gewaardeerde collega-columnist Erik Gerritsen. In zijn column Jeugdwet en bureaucratie vond hij het wel meevallen. Ik vermoed dat hier sprake is van een zekere beroepsdeformatie. Het kan ook zijn dat de sector is al zo gewend aan de complexiteit en de vele regels dat ze helemaal murw zijn geraakt. En dan valt alles mee.
Als relatieve nieuweling in dit vak schrok ik me in ieder geval een hoedje bij het lezen van het wetsvoorstel. Een aaneenschakeling van voorwaarden en voorschriften. Over certificering, verplicht overleg, een verplicht plan, cliëntenraden, registers van jeugdhulpverleners, vertrouwenspersoon, klachtrecht en het gaat maar door. Als u mij niet gelooft raad ik u aan het wetsvoorstel zelf te lezen. Met name hoofdstuk 4: Eisen aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Ik vrees dat het kabinet zich heeft laten ophitsen door de huidige jeugdzorgindustrie die de hele decentralisatie sowieso niet ziet zitten.
De essentie van de gemeentelijke verantwoordelijkheid is tamelijk simpel geformuleerd in artikel 4.1.1 lid 1:
De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling verlenen verantwoorde hulp, waaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder.
Na dit wetsartikel had een dikke punt moeten staan. Hoe de gemeente dit organiseert en met welke instanties ze contracten gaan afsluiten is een zaak van de gemeente zelf. Op deze manier wordt ook recht gedaan aan de decentralisatiegedachte. Ik begrijp bijvoorbeeld niet waarom cliëntenparticipatie apart moet worden georganiseerd. Er zijn al zo veel belangenbehartigers en cliëntenraden in gemeenten. En waarom een aparte klachtenprocedure? Er kan toch gewoon worden aangesloten bij de reguliere bezwaar- en beroepsprocedures bij gemeenten? Desnoods maakt een (grote) gemeente een aparte procedure voor de jeugdzorg. Een soort mediation.
Waarom zijn eigenlijk zo veel regels nodig die gemeenten met handen en voeten binden om goede en effectieve jeugdzorg aan te bieden? Werken bij de gemeenten dan zulke domme ambtenaren en zijn de wethouders dan zulke onverantwoordelijke mensen dat ze niet zelf kunnen bepalen met welke aanbieders ze in zee gaan? Het lijkt erop dat het kabinet met de groots mogelijke moeite taken kan overdragen. Met het zweet in de handen vindt de decentralisatie plaats. Het kabinet gedraagt zich als overbezorgde ouders die hun 16-jarige kind een brommer geven. Het kind wordt bij overhandiging van het cadeau volgestopt met instructies: altijd melden wanneer je weggaat, onderweg bellen als je verder dan 10 kilometer van huis bent, voordat het donker wordt thuis zijn, geen vriendjes achterop, altijd je helm dragen enzovoorts. En voor de zekerheid laten de ouders een snelheidsbegrenzer inbouwen zodat de brommer niet harder dan 30 kilometer per uur kan rijden. Dat wordt fijn brommer rijden. Eigenlijk zou het kind tegen z’n ouders moeten zeggen: als het zo moet, dan hoef ik die brommer helemaal niet meer. Precies wat de gemeenten tegen het kabinet zouden moeten zeggen. Als je ons niet vertrouwt, doe het maar lekker zelf.
Rik Bolhuis
Meer columns van Rik Bolhuis vindt u hier.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.