De sociale basis: onbedoeld onbedeeld
Gemeenten moeten tegelijkertijd investeren in een breed en toegankelijk aanbod én te sturen op minder afgeven van maatwerkbeschikkingen.
Veel gemeenten zetten stappen in de richting van minder maatwerkvoorzieningen en meer algemene voorzieningen. Vaak gebeurt dit voorzichtig en durven ze nog niet écht te investeren in sterkere collectieve voorzieningen. Dat blijkt uit cijfers over de gemeentelijke zorguitgaven in de afgelopen jaren.
Nederlandse gemeenten zijn weliswaar in de periode 2017-2021 meer gaan uitgeven aan algemene voorzieningen, maar de netto-uitgaven voor maatwerkvoorzieningen Wmo en jeugd zijn in dezelfde periode veel harder gestegen. In totaal besteedden Nederlandse gemeenten in 2021 10,6 miljard euro aan maatwerkvoorzieningen in de Wmo en Jeugdwet, terwijl de investeringen in algemene voorzieningen slechts 1,9 miljard bedroegen.
Dit patroon is niet vol te houden. Vooral bij jeugdhulp raken gemeenten en het rijk er steeds meer van doordrongen dat de lastenstijgingen bij maatwerkvoorzieningen niet houdbaar zijn. Het roer moet om. Een dubbele beweging is nodig: een forse investering in algemene voorzieningen gekoppeld aan een omslag in werkwijze bij de toegang gericht op normalisatie. Het goede nieuws is dat, anders dan bij investeringen in preventie, de maatschappelijke baten van deze dubbele beweging niet vele jaren op zich laten wachten. Wel hangt hierbij veel af van een consequente doorvertaling naar een andere werkwijze bij de toegang. De rol van toegangsmedewerkers is daarbij cruciaal. Zij hebben de sleutel in handen om veel vaker te verwijzen naar algemene voorzieningen.
Vooral bij jeugdhulp raken gemeenten en het rijk er steeds meer van doordrongen dat de lastenstijgingen bij maatwerkvoorzieningen niet houdbaar zijn
Een voorbeeld: onlangs waren we in een middelgrote stad in Nederland op werkbezoek bij een wijkcentrum. Dit wijkcentrum biedt plek aan tal van activiteiten – variërend van inloopochtenden tot dagbestedingsactiviteiten en van kringloopverkoop tot de modelspoorwegclub – en bereikt hiermee een zeer grote groep lokale bewoners. Binnen het wijkcentrum wordt gekeken naar wat iemand bindt en boeit, en worden vanuit dat perspectief individuele en maatschappelijke vraagstukken opgelost. Het wijkcentrum draait grotendeels op vrijwilligers en heeft financieel gezien genoeg aan inkomsten van in totaal 65.000 euro per jaar. Tel daarbij wat kosten op voor dagbesteding als algemene voorziening en de gemeenschap van deze stad is spekkoper: veel inwoners hebben toegang tot laagdrempelige en verbindende activiteiten, terwijl de gemeente minder maatwerkvoorzieningen hoeft af te geven.
Het voorbeeld is inspirerend, maar niet zo simpel te realiseren als het lijkt. Het vergt coördinatie van de gemeente om tegelijkertijd te investeren in een breed en toegankelijk aanbod én te sturen op het minder afgeven van maatwerkbeschikkingen.
In veel gemeenten is de toegang tot zorg centraal in één wijkteam of toegangsloket belegd. Daar wordt onderzocht waar iemand met een ondersteuningsvraag aanspraak op kan maken. Vanuit dit stelsel worden maatwerkvoorzieningen als producten geleverd aan de ‘klanten’. Daarbij worden al snel gesprekken gevoerd over rechten en plichten met alle bureaucratische processen en systemen van dien. De afstand tussen overheid en burgers neemt hierdoor snel toe.
Wij roepen gemeenten op om te investeren in de sociale basis en deze een centrale rol te geven in de toegang tot zorg. De beschikbare middelen moeten zorgen voor (meer) capaciteit en voorzieningen om inwoners snel en laagdrempelig (collectief of individueel) te ondersteunen. Pas wanneer deze ondersteuning niet voldoende blijkt, kunnen maatwerkvoorzieningen als aanvulling fungeren.
Wouter Poels en Paul Schenderling
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.