‘Wethouders staan op de voorplecht’
Onderwerp van gesprek is het sociaal akkoord. Gemeenten hebben de lead volgens Klijnsma.
Het sociaal akkoord tussen kabinet, werkgevers en werknemers roept in gemeenteland niet alleen veel vragen op, maar ook irritatie en ongerustheid. Staatssecretaris Jetta Klijnsma is helder: de gemeenten hebben de lead en de wethouders staan en blijven op de voorplecht.
De onrust bij de gemeenten heeft uiteraard ook de staatssecretaris bereikt. Wethouders weten haar goed te vinden om hun ongenoegen en twijfels te spuien. Ondanks aandringen zijn gemeenten niet betrokken geweest bij de totstandkoming van het sociaal akkoord, terwijl zij wél inhoudelijk en financieel verantwoordelijk worden voor de Participatiewet waarover in het sociaal akkoord belangrijke en voor gemeenten en de sociale werkvoorziening (sw) verstrekkende afspraken zijn gemaakt.
‘Er is ruis op de lijn’, stelt Klijnsma. Die ruis wordt onder meer veroorzaakt door de kabinetsbrief van twaalf pagina’s aan de Tweede Kamer en het veertig pagina’s tellende document van de Stichting voor de Arbeid. Tussen beide documenten over het sociaal akkoord zit nogal wat licht.
Snapt u de onrust, boosheid en bezorgdheid, terwijl u zo blij bent met het sociaal akkoord?
‘We waren met het kabinet, wethouders, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), kortom met zijn allen druk bezig vorm en inhoud te geven aan de Participatiewet en hielden ook echt druk op de ketel. De wetswijziging lag bij de Raad van State en die had ook de druk op de ketel. Dat was helemaal plezierig, maar er is natuurlijk één dikke ‘maar’. Als je één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt wilt maken, dan moet je ook echt reguliere arbeidsplekken hebben. Daarom hadden we in het regeerakkoord dat quotum opgenomen dat werkgevers verplichtte om banen beschikbaar te stellen voor mensen met een arbeidsbeperking. Voor mij was dat echt een voorwaarde om überhaupt met de Participatiewet aan de slag te gaan. Zodat ik ook de werkgevers bij de les kon halen, opdat die plekken er daadwerkelijk zouden komen.’
Die dikke ‘maar’ zat ’m er toch in dat er ineens een sociaal akkoord was, terwijl de Participatiewet al bij de Raad van State lag?
‘Die dikke maar is dat die plekken van die werkgevers essentieel zijn. Met het quotum zou ik die plekken desnoods kwaadschiks kunnen ophalen. De méérwaarde van het sociaal akkoord is nu dat werkgevers goedschiks plekken in de aanbieding doen. En dat ik ook het quotum nog achter de hand heb voor het geval de werkgevers de plekken onverhoopt niet realiseren.’
Waarom denkt u dat werkgevers nu wél – vrijwillig – die plekken gaan creëren?
‘Dankzij de hele discussie die over het quotum op gang is gekomen, zijn werkgevers er nu zo van overtuigd dat ze echt iets moeten door deze mensen. Weet u dames, Wientjes (voorzitter van de werkgeversorganisatie VNO-NCW, red) zat aanvankelijk aan tafel van: “Nou Jetta, één ding, dat quotum moet van tafel want daar hou ik niet van en mijn achterban is daar niet van”. Dan zei ik steeds: “Dat spijt me zeer, dat doe ik dus niet. Tenzij je zelf met een lumineus ander idee komt, zodat ik zeker weet dat die plekken er voor die mensen komen, want het gaat me om de mensen.” Uiteindelijk is Wientjes naar zijn achterban teruggegaan en heeft gezegd: “Als wij niet willen dat het quotum gehanteerd gaat worden, dan moeten we zorgen dat die plekken er zijn.” De hele discussie is als het ware gekanteld. De werkgevers staan er nu voor. Maar, (glimlachend) ik loop al wat langer mee dus ik hou dat quotum wel als stok achter de deur.’
Worden gemeenten lokale uitvoeringsloketten van wat sociale partners en kabinet afspreken? Ze krijgen een pot geld, maar het wordt van bovenaf vastgelegd wat ze daarmee moeten doen?
‘Ik kan het niet genoeg benadrukken: we decentraliseren deze taken naar 408 gemeenten en die zijn in de lead. Dus niet de sociale partners. Gemeenten zijn de kostendragers. Werkgevers hebben gezegd dat zij ook financieel willen gaan meedenken, en dat is mooi. Maar de gemeentebestuurders zijn de mensen die op de voorplecht staan.’
Dat lees je toch echt niet uit het stuk van de Stichting voor de Arbeid.
‘Ik merk dat al die wethouders die mij bellen en die dat stuk van 40 pagina’s hebben doorgeworsteld inderdaad denken “krijg nou wat”. Maar het gaat natuurlijk om het stuk van 12 pagina’s (kabinetsbrief aan de Kamer, red), want daar zijn we met zijn drieën – de sociale partners en het kabinet – aan gehouden. ‘
Dus die 40 pagina’s kunnen alle wethouders in de prullenbak gooien?
‘Dat is de onderlegger voor de sociale partners onderling. Waar het kabinet zich aan gebonden acht, is de brief die het kabinet zelf heeft geschreven aan de Tweede Kamer en waar de sociale partners mee hebben ingestemd. Daar hebben we echt tot op het allerlaatste moment nog met elkaar aan geredigeerd, dus daar kan geen misverstand over bestaan.’
Maar iedereen legt het akkoord op een andere manier uit?
‘ Ja, en dat vind ik hoogst ongelukkig. Maar voor mij is het zo helder als wat dat de kabinetsbrief natuurlijk ook voor de mede-overheden, de gemeenten, leading is.’
De sociale partners schrijven in hun stuk klip-en-klaar dat het UWV, waarin het CIZ moet opgaan, verantwoordelijk wordt voor de keuring van de mate van arbeidsongeschiktheid en van de behoefte aan extra ondersteuning bij het aan het werk helpen van betrokkene. De gemeente heeft het nakijken: weg beleids- en financiële vrijheid.
Gemeenten vallen hierover. Waar staat u?
‘In de kabinetsbrief staat het heel genuanceerd. Sociale partners willen dat de keuring van werknemers door één organisatie kan plaatsvinden; dit zou een samenvoeging van UWV en CIZ betekenen. Het kabinet zal dit nader bezien en daarbij ook de VNG betrekken. Staatssecretaris Van Rijn (VWS, red) is ook aan het onderzoeken hoe de toegangspoort voor de Wmo eruit moet zien. Het CIZ-oude stijl gaat dat in elk geval niet meer doen.’
De stelligheid van de Stichting van de Arbeid over die indicaties moeten we dus maar even vergeten?
‘Een ding moet zo helder als glas zijn. We moeten een werkbaar instrument maken voor de mensen die het betreft. Want die moeten snappen hoe ze bejegend worden, of ze geïndiceerd worden, hoe hun loonwaarde wordt bepaald, of dat ze gesuppleerd worden, dat moeten mensen snappen. Dat is voor mij echt wezenlijk. Dan gaan we kijken hoe het instrument eruit moet gaan zien. En dat doen we in nauw overleg met de partners die het betreft.’
Maar hoe zit het de beleidsvrijheid? De samenhang tussen de drie decentralisaties werk, jeugdzorg en langdurige zorg?
‘Gemeenten moeten beleid maken en beleidsvrijheid houden. Gaande het proces heb ik er nauwgezet op toegezien dat die beleidsvrijheid niet werd uitgehold of uitgekleed. Gemeenten zijn ook betrokken in de Werkkamer (samenwerking VNG en Stichting van de Arbeid, red), waar de komende maanden de afspraken verder worden uitgewerkt. Zoals de indicatiestelling, de bepaling van de loonwaarde, toegangspoort, de herkeuring van alle Wajongers, de frequentie van herkeuringen en de 35 werkbedrijven. Nogmaals: de gemeentebestuurders zijn daarin leading. Wat we nu aan het uitdenken zijn, is hoe je die sociale component in het Gemeentefonds, waarin echt miljarden komen te zitten, zodanig op die collegetafels kunt laten landen, dat die beleidsvrijheid daadwerkelijk geen wassen neus is.’
U benadrukt keer op keer dat gemeenten in de lead zijn en blijven. Waarom zijn die dan niet meer betrokken bij het sociaal akkoord? De VNG heeft ook bij u aan de deur gerammeld, wilde betrokken worden. Maar zij stond buiten spel.
‘In de laatste afwegingen zijn de VNG-voormensen wel aan tafel geweest, maar hebben alleen kunnen luisteren naar wat toen de stand van zaken was. Ze hebben niet getekend bij een kruisje of zo. Het sociaal akkoord is gesloten tussen werkgevers, werknemers en kabinet en zo is het ook bedoeld. Het is al heel wat dat werkgevers en werknemers elkaar zo genaderd zijn. Dat had ik
Niet alleen iets van vinden. Gemeenten worden de uitvoerders, die moeten het gaan doen.
‘Dat geldt natuurlijk voor van alles en nog wat in het sociaal akkoord. Straks moeten ook de achterbannen van werkgevers en werknemers meedoen, het UWV en de Belastingdienst moeten ook mee gaan doen, die zaten ook niet aan tafel.’
Kunt u meer duidelijkheid geven over de 35 regionale werkbedrijven? Waarom zijn het er 35 en worden de huidige sw-bedrijven samengevoegd tot die 35 werkbedrijven?
‘Nee, beslist niet. Het betekent niet dat de sw-bedrijven “oude stijl” met elkaar moeten fuseren en dat er een nieuw muurtje omheen wordt gezet. Tijdens werkbezoeken zie ik dat sommige sw-bedrijven zich tot mensontwikkelbedrijf omvormen. Het zou niet goed zijn om al die ontwikkelingen nu in één keer te stoppen en een heel nieuwe infrastructuur in stenen te bouwen. Je moet de werkbedrijven zien als een samenwerkingsconstructie, een netwerkorganisatie. Het werkbedrijf vormt straks de schakel tussen de werkgever en mensen met een arbeidsbeperking die aan de slag worden geholpen. Voor 35 is gekozen omdat er al 35 arbeidsregio’s zijn. Per arbeidsmarktregio moeten de partners goed kijken naar hoe in die regio beschut werk het beste kan worden vormgegeven. Maar het is aan gemeenten zelf om de vorm te bepalen. Dat verschilt per regio.’
Samenwerking in regio’s, tussen gemeenten is essentieel, benadrukt u. Waarom?
‘Als je als gemeenten de handen niet ineen wilt slaan, wordt het helemaal niets. En werkgevers kunnen oprecht niet met die 408 gemeenten afzonderlijk in conclaaf. Het is nu aan gemeenten om samen met die werkgevers in de context van het werkbedrijf te kijken wat waar wordt neergelegd.’
Wanneer moet die nieuwe structuur er staan?
‘Een en ander moet zo worden ingericht dat de structuur bij de regio past. Iedereen is nog op zoek, het is geen gestort beton. Dat vind ik ook zo mooi om te doen. Je wilt met zijn allen ergens naar toe. Je wilt dat mensen met een arbeidsbeperking die plekken krijgen waar ze zo volwaardig mogelijk mee kunnen doen. Maar hoe je er komt, dat is natuurlijk beleid maken. Dat doe je met het kabinet, de Tweede Kamer, in het college en met je gemeenteraad. In de Werkkamer gaan die drie partners zeggen wat landelijk moet worden ingekleurd, en waar juist de beleidsvrijheid moet blijven. En ik kijk mee, want ik moet dat in de wet verankeren.’
Veel gaat dus worden uitgewerkt in het overlegcircuit. Wanneer krijgen gemeenten duidelijkheid over wat er precies gaat gebeuren?
‘De meerwaarde van dit sociaal akkoord is dat ook de werkgevers en werknemersorganisaties zich verbinden. Dat is voor de arbeidsmarkt onontbeerlijk. Als je die twee echt als gesprekspartner aan je tafel wilt hebben, dan moeten gemeentebestuurders daar ook de tijd voor nemen. Ik besef dat er veel onduidelijkheden zijn. Voor mij is het nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Maar dat is ook het mooie aan zo’n proces; dat moet je anders ook niet willen ingaan.’
Gemeenten moeten dus geduld hebben, maar er moet ook snel worden gewerkt. De wet moet worden geschreven en het advies- en besluitvormingstraject in. Wat is uw planning?
‘De Participatiewet en de Quotumwet ga ik in hetzelfde ritme uitwerken. Ik richt erop dat ze voor het kerstreces door de Tweede Kamer zijn. Dat wordt echt nog een klus, maar dan kunnen de beide wetten begin 2014 door de Eerste Kamer, zodat gemeenten heel zeker weten dat ze per 1 januari 2015 ingaan. In juni dit jaar kom ik met een contourenbrief met de grote lijnen wat er ten opzichte van de Participatiewet gaat veranderen, ook wat betreft de Quotumwet.’
U baalde er eerst stevig van dat de Participatiewet werd uitgesteld. Als u dit nu overziet, zet u dan: elk nadeel heeft zijn voordeel?
‘Ja, ik merk ook dat veel wethouders aan het uitstel moesten wennen. Ze waren net zo lekker bezig en er komen ook gemeenteraadsverkiezingen aan. Dat is ook een dingetje. Maar het feit dat werkgevers nu zijn aangehaakt, is echt dikke winst. Ander voordeel is dat de bezuinigingen een jaar opschuiven en al die decentralisaties in een keer plaatsvinden. Dat vinden zowel staatssecretaris Van Rijn als ik een meerwaarde. We moeten nu keihard aan het werk, maar dan heb je wel in één vloeiende beweging alles glashelder voor het hele decentralisatieproces.’
Quotum arbeidsgehandicapten
Een verplicht quotum, een vrijwillig quotum... Hoe zit het nu precies? Werkgevers hebben beloofd dat ze 100 duizend banen creëren voor mensen met een arbeidshandicap. In 2015 moeten dat er 5.000 zijn, in 2016 6.000. Eind 2016 wordt er gemeten. Als werkgevers dan niet voor 11 duizend banen gezorgd hebben, treedt de Quotumwet in 2017 in werking. Per niet-gerealiseerde werkplek wordt een boete opgelegd van 5.000 euro. De overheid belooft elk jaar voor 2.500 banen te zorgen, zodat na tien jaar 25 duizend banen zijn geschapen.
Overigens gaan werkgevers en kabinet ook hun best doen om in 2014 al 2.500 extra banen voor mensen met een arbeidshandicap te creëren. Maar deze tellen nog niet mee voor het quotum.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.