Informele steun in de rug
Voor pedagogisch advies gingen ouders vroeger te rade bij ouders of buren, nu worstelen ze vaak in hun eentje. Het project ‘Allemaal Opvoeders’ wil de informele netwerken rond gezinnen versterken. In tien gemeenten lopen proefprojecten.
Opvoedparty’s, borstvoedingscafés, opvoeddebatten, pappapubs, speeddaten voor ouders, keukentafelgesprekken, moedercomités en de buurtpedagoog. Zomaar een greep uit de initiatieven, die dit jaar ontstaan zijn in het kader van het pilotproject ‘Allemaal Opvoeders’, die gefaciliteerd worden door de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG). Doel is het versterken van de informele steun rondom gezinnen.
Dat is hard nodig, want veel gezinnen in Nederland staan er alleen voor. Volgens een Afrikaans spreekwoord is er een heel dorp nodig om één kind op te voeden. Zo niet in Nederland. Hier modderen ouders vaak alleen met de opvoeding van hun kroost. En als ze al advies willen, raadplegen ze eerder opvoeddeskundigen dan familie, vrienden of buren.
‘De verantwoordelijkheid voor de opvoeding is de laatste decennia steeds meer een geïsoleerde gezinsverantwoordelijkheid geworden’, vertelt Mireille Gemmeke van het Nederlands Jeugdinstituut, dat meedoet aan ‘Allemaal Opvoeders’. Dat het contact met familie, vrienden en buurtbewoners is afgenomen, komt volgens haar door diverse maatschappelijke ontwikkelingen.
‘Door de toegenomen welvaart is de Nederlandse samenleving veel individueler geworden. Steeds meer moeders zijn de afgelopen 15 jaar gaan werken en door de grotere mobiliteit woont familie niet meer automatisch in de buurt. Vlak daarbij ook de invloed van de “virtuele wereld” op gezinnen niet uit. Gezinnen brengen steeds meer tijd door achter laptop en spelcomputer’, aldus Gemmeke.
Risicovol
Het project ‘Allemaal Opvoeders’ daagt ouders en andere buurtbewoners uit om meer tijd te steken in activiteiten die het pedagogische klimaat in de wijk verbeteren. Geen overbodige luxe, vindt Gemmeke: ‘Er zijn gelukkig veel gezinnen waar het goed mee gaat en die het prima redden zonder extra hulp. Maar in een samenleving die steeds veeleisender wordt, zijn er ook veel gezinnen die in de problemen komen en een steuntje in de rug kunnen gebruiken.’
Ook uit recent onderzoek van Micha de Winter, hoogleraar maatschappelijke opvoedvraagstukken aan de Universiteit van Utrecht, blijkt dat ouders meer behoefte hebben aan informele steun bij de opvoeding. In wijken waar meer sociale samenhang is, blijken risicovolle opvoedingssituaties, zoals kindermishandeling, af te nemen.
Het vergroten van de pedagogische kwaliteit van de buurt is een beschermende factor tegen ongewenst opvoedgedrag. Het is niet voor niets dat voormalig minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin (ChristenUnie) zwaar heeft ingezet op het ondersteunen van gezinnen. ‘Allemaal Opvoeders’ maakt deel uit van het bredere programma ‘Vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin’, waarvoor Rouvoet in totaal 18 miljoen euro beschikbaar stelde.
Met het recente aantreden van het kabinet Rutte is het projectministerie voor Jeugd en Gezin komen te vervallen; het project valt nu tot eind 2011 onder de verantwoordelijkheid van CDA-staatssecretaris Marlies Veldhuijzen van Zanten-Hylner van VWS. Ondertussen zijn sinds begin dit jaar tien gemeenten met het project aan de slag gegaan: Eindhoven, Groningen, Haarlemmermeer, Enschede, Houten, Lelystad, Utrecht, Maastricht, Sittard/Geleen en Zaanstad.
Ouders weten de weg naar de Centra voor Jeugd en Gezin, waarvan elke gemeente er in 2011 minstens één moet hebben, dan ook steeds beter te vinden. Het team van de Universiteit van Utrecht onderzoekt onder leiding van Micha de Winter de resultaten van de pilots in de deelnemende gemeenten die meedoen. Het onderzoek loopt tot het jaar 2014. De onderzoekers zijn van mening dat ouders door de individualisering massaal in een ‘opvoedkramp’ zijn geschoten.
‘Een kind is niet meer een project van de gemeenschap. Alles wat er met een kind gebeurt, is de verantwoordelijkheid van de ouders’, vertelt Marije Kesselring, één van de drie onderzoekers die promoveert op ‘Allemaal Opvoeders’.
Dorp
En die verantwoordelijkheid drukt zwaar, ouders willen het graag goed doen. Uit diverse onderzoeken blijkt dat ouders tegenwoordig steeds vaker naar professionele hulpverleners en opvoeddeskundigen stappen, als er thuis problemen zijn.
‘Begrijpelijk, maar ze zouden ook eens aan hun buurvrouw kunnen vragen of ze tips heeft over hoe je het beste met eigenwijze peuters of opstandige pubers kunt omgaan. Buren of andere wijkbewoners hebben vaak een schat aan opvoedkennis en -ervaring. We zijn immers bijna allemaal ouders, vandaar ook de naam van het project.’
De hamvraag van het onderzoek is volgens Kesselring hoe vanuit de Centra voor Jeugd en Gezin de informele netwerken rondom gezinnen kunnen worden verstevigd. Dat netwerk van opa’s, oma’s, buren, vrienden, leerkrachten en vrijwilligers, wordt ook wel de pedagogische civil society genoemd (zie kader pagina 11); het spreekwoordelijke dorp dat je nodig hebt om een kind op te voeden.
Kesselring: ‘Vroeger was dat vanzelfsprekend aanwezig, maar tegenwoordig niet meer. Dat blijkt uit diverse studies. Overigens is het helemaal niet zo dat we door het verstevigen van die sociale netwerken terug willen naar de benauwde jaren 50, toen er volop sociale controle was. We zoeken naar nieuwe vormen die bij deze tijd passen.
'Als oma en opa ver weg wonen, kunnen senioren uit de straat misschien op kleine kinderen passen, of een stel dat zelf geen kinderen wil, maar best af en toe iets leuks wil doen met de jeugd uit de buurt. Het project levert een heleboel nieuwe initiatieven op die nooit door beleidsmakers achter het bureau kunnen worden verzonnen.’
Centraal in al die initiatieven staat informatieuitwisseling tussen ouders op een laagdrempelig niveau. En het belangrijkste is dat de deelnemende ouders het ‘zelf’ doen. Medewerkers van de Centra voor Jeugd en Gezin faciliteren alleen, volgens de opzet van het project bemoeien ze zich niet met de inhoud. Een van die initiatieven waar het Centrum voor Jeugd en Gezin in Utrecht en Maastricht mee aan de slag is, is de ‘opvoedparty’.
‘Qua opzet lijkt het op een Tupperware Party’, vertelt Geerte Courtens, projectcoördinator van Trefcentrum Wittevrouwenveld in Maastricht. ‘Een gastvrouw nodigt vriendinnen bij haar thuis uit. Maar daar houdt de vergelijking dan ook op want bij een opvoedparty (www.lunamare.nu) gaat het niet om producten die uit getest en gekocht kunnen worden, maar om uitwisselen van kennis en ervaring met opvoeden.’
Initiatieven
Het Trefcentrum Wittevrouwenveld werkt nauw samen met het Centrum voor Jeugd en Gezin in de wijk en doet actief mee aan ‘Allemaal Opvoeders’. ‘Wittevrouwenveld is een Vogelaarwijk, er is veel sociaal-economische achterstand. ‘Dat zie je terug in de problemen waar de gezinnen in deze wijk mee te kampen hebben’, zegt Courtens.
‘Schuldhulpverlening, psychische problemen, opvoedproblemen, slechte behuizing. Wij zijn daarom al een aantal jaren bezig om de hulp zo dicht mogelijk bij de mensen uit de buurt te organiseren. Want ze gaan uit zichzelf niet zo gemakkelijk naar instanties toe. Er loopt bijvoorbeeld een buurtpedagoog rond die ouders helpt bij opvoedvragen.’
De opvoedparty is daarom een welkome, nieuwe vorm die Courtens in de wijk wil uitproberen. ‘We hebben al een moeder gevonden die de eerste bijeenkomst bij haar thuis wil houden. Het vinden van draagvlak bij de ouders in de buurt, is het belangrijkst. Ik kan zó een avond beleggen met allerlei deskundigen die dan gaan vertellen hoe ouders het moeten doen. Maar “Allemaal Opvoeders” draait om de eigen kracht van de ouders.’
Daar is pedagoog Katrien Laane het helemaal mee eens. ‘In landen als Engeland en Finland zijn ze al verder. Daar zijn heel veel initiatieven van ouders die elkaar bij de opvoeding ondersteunen.’ Laane ontwikkelde aansluitend bij de opvoedparty, het ‘Opvoedparty Spel’, dat bestaat uit kaartjes met vragen over zeer uiteenlopende opvoedsituaties. ‘Spelenderwijs raken ouders zo met elkaar in gesprek over opvoeden. Ze wisselen tips uit en steunen elkaar.’
Laane is als pedagoog regelmatig betrokken bij opvoedparty’s in de Utrechtse wijk Lunetten. ‘Ik vertel hoe het spel werkt en zit er verder bij om het gesprek in goede banen te leiden. Maar ik ga ouders niet vertellen hoe ze moeten opvoeden. Daar komen ze namelijk zelf achter.’ Laane ergerde zich dood aan de opvoeddebatten die in het kader van de landelijke opvoedestafette door het ministerie voor Jeugd en Gezin werden georganiseerd.
‘Ik ben er een paar keer naartoe geweest, maar daar kwamen alleen maar deskundigen op af die dan met elkaar gingen bedenken hoe de ouders moeten opvoeden. Dat is precies waar het in Nederland steeds misgaat. De opvoeding moet worden teruggegeven aan de ouders.’
Risicovol
Ook Haarlemmermeer experimenteert met het project. De gemeente opent dit voorjaar alweer het tweede Centrum voor Jeugd en Gezin in de wijk Graan voor Visch. De bedoeling is dat er inloopspreekuren, cursussen en informatiebijeenkomsten worden aangeboden. Bewoners uit die wijk doen actief mee met het opzetten van een inloopspreekuur voor het CJG en het betrekken van bewoners bij ‘Allemaal Opvoeders’.
‘Er wordt in het nieuwe jaar gestart met het werven van circa acht vrijwilligers die straks worden ondersteund door professionals die het spreekuur gaan draaien’, vertelt Liesbeth van den Bos, een van de trekkers van de pilot. Bij het Participatiepunt is een keuken waar kookactiviteiten komen, als informele basis voor gesprekken over het opvoeden van de kinderen. Ook gaan ze huiskamerbijeenkomsten voor ouders van (aankomende) pubers organiseren. ‘Ouders van kinderen uit groep 8 hebben veel vragen maar komen elkaar minder vanzelfsprekend tegen.’
Graan voor Visch is een grote gemengde wijk met relatief veel allochtonen en een lage sociaal economische status. ‘Veiligheid en betrokkenheid scoren laag. Niet echt een prettige wijk voor kinderen om op te groeien’, aldus Van den Bos. Maar de wijk heeft volgens haar veel potentie. ‘Je moet wat meer je best doen om het vertrouwen van mensen te winnen, maar als je dat eenmaal hebt, blijken er veel leuke ideeen te leven.’
Zo stuitte ze op een groep allochtone moeders die de praatgroep ‘Oum en Oum’ (van moeder tot moeder) hebben opgericht. ‘Ze hebben het veel over opvoeding. Geven elkaar praktische tips.’ In de Eindhovense wijk Vlokhoven is het beeld ongeveer hetzelfde.
‘Ik ben begonnen om te kijken welke initiatieven er al waren’, vertelt Leonie Reumers, projectleider Centrum Jeugd en Gezin in Eindhoven. Diverse moeders bleken al actief te zijn in de wijk. ‘Zij vormen nu samen een moedercomité. Er zijn ook jongeren die met kinderen uit de buurt gaan sporten. Het zijn kleine stapjes, maar heel belangrijk om dat sociale netwerk rondom de gezinnen in dit soort wijken weer op te bouwen.’
In de wijk Vlokhoven wordt gewerkt met ‘Triple P’: positief pedagogisch programma. ‘We gaan naar de mensen toe en kijken wat zij nodig hebben aan opvoedondersteuning. Soms volstaat informatie. Bijvoorbeeld over wat je kunt doen als je kind nog steeds in zijn broek plast. Soms zijn gezinnen vastgelopen in de opvoeding en moet er meer gebeuren.’
Een groep Marokkaanse moeders die allemaal last hadden met hun opgroeiende kinderen, zette Reumers onlangs samen aan tafel. Met een pot thee en een doos tissues. ‘Het was een feest van herkenning, er werd gelachen en gehuild. Ze komen nu vaker bij elkaar. En het werkt. Thuis is het gezelliger en de resultaten op school zijn beter.’
De civil Society
De pedagogische civil society vloeit voort uit het begrip ‘Civil Society’: de vrijwillig samenwerkende gemeenschap van burgers. Deze heeft betrekking op de formele, maar ook informele verbindingen tussen burgers. De pedagogische civil society duidt de gemeenschappelijke en vrijwillige activiteiten van burgers rond het grootbrengen van kinderen en jongeren aan.
Het vindt zijn basis in de verbanden tussen familie, vrienden, buurtgenoten en allen die rond kinderen en jongeren staan. De kracht van de pedagogische civil society bepaalt de kwaliteit van het samenleven in de woonomgeving en het opvoedingsklimaat.
Elementen die de kracht bepalen zijn:
- kwaliteit van sociale relaties;
- groepslidmaatschap;
- formele en informele netwerken;
- gedeelde normen;
- de mate van onderlinge vertrouwdheid (publieke familiariteit);
- wederkerigheid;
- inzet voor de gemeenschap;
- en een gemeenschappelijk belang.
Voor meer informatie: www.allemaalopvoeders.nl
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.