Nu al tekorten verwacht bij nieuwe inburgeringswet
'Je kunt nu al voorspellen dat er tekorten gaan ontstaan.'
De nieuwe inburgeringswet zou wel eens 'een soort jeugdzorg 2.0' kunnen worden, vrezen deskundigen die betrokken zijn bij de uitwerking van het nieuwe stelsel. Zij voorzien dat de budgetten die het rijk beschikbaar stelt voor de uitvoering van het nieuwe beleid tekortschieten.
'Je kunt nu al voorspellen dat er tekorten gaan ontstaan', zegt Zwanet van Kooten, die als adviseur bij BDO betrokken is bij de lokale vormgeving van de nieuwe wet in verschillende gemeenten.
Jeugdzorg 2.0
De nieuwe Wet inburgering, die op 1 januari 2022 ingaat, legt de regie over het inburgeringsproces bij gemeenten neer. Dat betekent een flink pakket aan nieuwe verantwoordelijkheden. Volgens Van Kooten lijkt het erop dat die taken niet gepaard gaan met voldoende financiële middelen vanuit het rijk. De vergelijking met de jeugdzorg – een gedecentraliseerde tak van het sociaal domein waarbij gemeenten jaarlijks 1,7 miljard euro tekortkomen – is dan al snel getrokken. Van Kooten: 'Het nieuwe inburgeringsstelsel dreigt een soort jeugdzorg 2.0 te worden.'
Knelpunten
Een belangrijke zorg ligt bij de kosten van het taalonderwijs. Gemeenten vergoeden in het nieuwe stelsel de taallessen van statushouders, maar de aanbieders van dat onderwijs blijken hogere prijzen te vragen dan waar het rijk rekening mee hield, legt Van Kooten uit. Een ander knelpunt is de uitvoering binnen de gemeentelijke organisatie. Gemeenten gaan vanaf 2022 met elke statushouder individueel een zogenaamde Brede intake uitvoeren en een Plan Inburgering en Participatie (PIP) opstellen. Van Kooten: 'Het lijkt erop dat dat meer tijd zou kunnen kosten dan verwacht.'
Eigen middelen
Van Kooten ziet dat een aantal gemeenteraden – ongetwijfeld met de gevolgen van eerdere decentralisaties vers in het geheugen – nu al aangeven dat ze geen eigen middelen willen bijleggen voor de uitvoering van de wet. 'Gemeenteraden zeggen: voor het geld dat het rijk biedt, moet het gebeuren.' Dat betekent dat in het worst case scenario bepaalde wettelijke taken simpelweg niet uitgevoerd kunnen worden.
Participatiebudget
Een mogelijke oplossing is het aanspreken van het participatiebudget voor de bekostiging van het taalonderwijs, suggereert Van Kooten. ‘Maar dat is wel een principiële keuze’, licht ze toe. ‘Gemeenten of uitvoeringsorganisaties lossen met zo’n business case het knelpunt van de financiering zelf op, terwijl dit op landelijk niveau geregeld moet worden. Bovendien: er is al enorm bezuinigd op het participatiebudget voor de begeleiding van mensen in de bijstand met alle gevolgen van dien.’
Extraatje
Verantwoordelijk minister Wouter Koolmees (D66) van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kwam gemeenten onlangs tegemoet met 30 miljoen euro extra voor de uitvoering van de nieuwe wet. Dat neemt de zorgen van Van Kooten echter niet weg. Het incidentele geld is bedoeld voor de ondersteuning van de zogenaamde 'ondertussengroep', de statushouders die nog onder het oude stelsel vallen. Ook is een deel van het geld bestemd voor de extra invoeringskosten vanwege de vertraagde invoering van de wet. Met andere woorden: dat extraatje laat de verwachte structurele tekorten ongemoeid.
Reacties: 4
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.