Advertentie
sociaal / Achtergrond

Huiskamer voor gezin in elke wijk

Elke gemeente heeft uiterlijk in 2011 een Centrum voor Jeugd en Gezin. Mits gemeenten en provincies beter gaan samenwerken. En wat hebben ouders eigenlijk aan een snellere indicatie als door geldgebrek de wachtlijsten voor concrete hulp blijven bestaan?

17 oktober 2008

Als de vader van Tom op zijn pappadag zijn vaste rondje boodschappen doet en daarna met zijn zoontje naar de speeltuin gaat, komt hij onderweg langs het Centrum voor Jeugd en Gezin. Daar gaat hij even naar binnen om te vragen of ze nog een advies hebben over hoe hij het beste om kan gaan met de driftbuien van zijn peuterzoon. Laatst lag Tom languit krijsend op de grond van de supermarkt. Iedereen kijken, natuurlijk, hoe hij het er als vader af zou brengen. Nou, dat ging niet al te best. Bij het Centrum voor Jeugd en Gezin is hij al eens vaker binnengestapt, toen Tom niet wilde eten hadden ze ook een paar praktische tips. Je kunt er zonder afspraak terecht en wordt er altijd meteen geholpen. Bovendien ontmoet hij er andere ouders en is er voor de kids een gezellig speelhoekje.

 

Zo moet het straks zijn: het Centrum voor Jeugd en Gezin moet uitgroeien tot de huiskamer van de wijk waar ouders, kinderen, jongeren tot 23 jaar en professionals zonder schroom binnenstappen voor advies en informatie. In 2011 moet elke gemeente volgens minister André Rouvoet over een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) beschikken.

 

De verantwoordelijkheid voor de inrichting van de centra ligt bij de gemeentebesturen. Om ze een beetje op weg te helpen heeft het programmaministerie van Rouvoet een ‘gereedschapskist’ samengesteld waarin de bouwstenen van de CJG beschreven staan. Er zijn zeker richtlijnen waaraan de centra moeten voldoen, maar gemeenten hebben ook veel vrije speelruimte voor de invulling van de centra. Elke gemeente moet met zijn CJG maatwerk leveren dat precies aansluit op de situatie ter plaatse. Want daarmee zijn gezinnen het beste geholpen.

 

Dat levert tot nu toe een grote verscheidenheid aan centra op. Zowel wat de fysieke uitvoering betreft als de inhoudelijke invulling. In sommige gemeenten is het CJG echt een gebouw waar je binnen kunt lopen, in andere is het een telefoonlijn of een website. In veel gemeenten waren al samenwerkingsverbanden in de jeugdketen zoals de Ouder- en Kindcentra in Amsterdam, de JONG-centra in Rotterdam, JIF (Jong in Fryslân), het JOED (Jeugdgezondheidszorg Onder Een Dak) in Apeldoorn, de Oké-punten in Almere en Opvoedwinkels in Haarlem en Oss. ‘Het is onzin om dan een heel nieuwe toko op te tuigen, die gemeenten moeten de bestaande initiatieven gewoon als dat nodig is wat aanpassen en verder gaan op de ingeslagen weg’, zegt Bart Eigeman, voorzitter van de commissie Onderwijs, Zorg en Welzijn bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten én wethouder Jeugd en Gezin in Den Bosch.

 

Logo

 

Voor de herkenbaarheid moeten alle centra in 2011 wel CJG heten en hetzelfde logo voeren. Op 11 september jongstleden onthulden minister Rouvoet en Bart Eigeman op het programmaministerie voor Jeugd en Gezin het nieuwe logo. Het logo stelt een kind voor dat wordt omarmd door een ouder en die ouder wordt weer omarmd door een professional. Eigeman: ‘Een CJG is door het nieuwe logo eenvoudig te vinden, je kunt er zo naar binnen stappen en weet wat je er kunt verwachten. Kinderen en ouders kunnen er gemakkelijk terecht met hun vragen en problemen, waardoor die snel kunnen worden opgepakt. Immers: voorkomen is beter dan genezen.’

 

Bij de VNG voert Eigeman de ‘Bende van Bart’ aan. ‘Dat is een team van bestuurders die collega bestuurders gaat stimuleren en helpen bij de realisatie van de CJG’s. Waarom alleen het wiel uitvinden als je van elkaar kunt leren? Sommige gemeenten zijn al heel voortvarend bezig, maar anderen hebben echt geen idee wat er van hen verwacht wordt en hoe ze dat aan moeten pakken.’ Het wisselt nogal in welk stadium gemeenten verkeren. Sommige gemeenten zijn zich nog aan het oriënteren op de vormgeving en invulling van het CJG, terwijl andere gemeenten zich al in de implementatiefase bevinden. In een beperkt aantal gemeenten is al een CJG operationeel.

 

In de deelgemeente Rotterdam Feijenoord bijvoorbeeld staan de deuren van het centrum Jong XL al een jaar wijd open. Jong XL is het grootste CJG van Nederland. Er werken 17 organisaties samen. ‘En dat aantal gaat nog groeien, want het centrum heeft een enorm aanzuigende werking’, vertelt Arno Hogendoorn, coördinator van het centrum. ‘Medewerkers van speeltuinen, gezondheidscentra, ziekenhuizen, verpleegkundigen, ze komen allemaal binnen en willen graag meewerken. We ervaren hier dagelijks aan den lijve hoe prettig het is dat alle organisaties in één gebouw zitten. Je leert elkaar beter kennen, kunt gewoon bij elkaar binnen lopen om te overleggen over een casus. De lijnen zijn veel korter.’

 

In de regio Rotterdam worden in totaal zo’n 25 centra gerealiseerd, waarvan er nu al vier en binnen een jaar tien operationeel zijn. Leonard Geluk, de Rotterdamse wethouder van Jeugd, Gezin en Onderwijs, deelt het enthousiasme van coördinator Hogendoorn, maar wil ook nog niet te vroeg juichen. ‘Het is inderdaad al heel mooi dat al die instellingen nu samen in een gebouw zitten, maar het moet uiteindelijk één doorlopende keten worden waarin de ouders en het kind centraal staan.’ Een van de grootste hobbels die nog genomen moet worden, is het ‘indalen’ van het provinciale Bureau Jeugdzorg in de Jeugdgezondheidszorg en de consultatiebureau’s die onder de gemeenten vallen. Dat is landelijk een heikel punt omdat de Bureau’s Jeugdzorg niet staan te trappelen om taken af te stoten naar de gemeentelijke Centra voor Jeugd en Gezin. In Rotterdam wordt dit voorzichtig uitgeprobeerd in een pilot.

 

Wethouder Geluk: ‘Dat kan omdat Rotterdam een Stadsregio is en ik als wethouder al de verantwoordelijkheid heb over de Jeugdgezondheidszorg én het Bureau Jeugdzorg. Het Bureau Jeugdzorg heeft de indicatiestelling overgeheveld naar de Centra voor Jeugd en Gezin. ‘Dat heeft best even wat pijn gedaan, maar uiteindelijk zien alle partijen dat dit het beste is voor ouders en kind, die willen snel weten waar ze aan toe zijn en niet wachten op een indicatie.’ Over een jaar wordt gekeken of deze werkwijze zo succesvol is dat ze landelijk kan worden doorgevoerd.

 

Wachtlijsten

 

Maar wat hebben ouders aan een snellere indicatie als de concrete hulp daarna alsnog lang op zich laat wachten omdat er wachtlijsten zijn? ‘Die wachtlijsten kunnen we voor een deel wegwerken omdat we in de centra beter samenwerken en dus effic iënter zijn. Maar dat zal waarschijnlijk niet alle druk van de ketel halen. Dan is het de beurt aan minister Rouvoet om boter bij de vis te doen’, aldus wethouder Geluk. Minister Rouvoet heeft voor de totale operatie van de invoering van de centra 441 miljoen euro beschikbaar. Er zijn klachten dat er te veel geld gaat zitten in het ontwikkelen van een Elektronisch Kind Dossier (EKD), dat alle centra moeten gebruiken. Ook over het big brother-signaal dat van zo’n EKD uitgaat, wordt gediscussieerd. Hoe laagdrempelig is een CJG als elke opmerking die je daar als ouder over je kind maakt, wordt vastgelegd?

 

De kwaliteit van de professionals die bij de Centra voor Jeugd en Gezin werken, zal bij de beoordeling van wat wél en wat niet in het EKD moet worden opgenomen, van doorslaggevend belang zijn. Hiervoor zal scherp benoemd moeten worden wat professionals in een CJG moeten kennen en kunnen, menen betrokkenen.

 

Wie denkt dat de Centra voor Jeugd en Gezin een pleister zijn op alle wonden in de jeugdzorg, komt bedrogen uit, waarschuwt wethouder Geluk. ‘Een nieuw centrum heb je zo neergezet, maar het gaat natuurlijk om de cultuuromslag die achter de gevel moet plaatshebben. Dat vergt een diepte investering. Als die niet wordt gedaan, bestaat het risico dat het CJG alleen een extra loket in de jeugdzorg wordt.’

 

Uit een steekproef van InOverheid.nl over het nut van het CJG onder meer dan 200 ambtenaren bleek dat er aardig wat scepsis is. De helft van de ambtenaren vreest dat de centra alleen maar tot meer bureaucratie zullen leiden. Steven van Eijck, destijds de stuwende kracht achter Operatie Jong waaruit het concept voor de centra is voortgekomen, vindt deze redenering onjuist. ‘Niet de centra zorgen voor meer bureaucratie, maar de Bureaus Jeugdzorg. Die provinciale laag moet er helemaal uit worden gehaald. Ik ben op zichzelf een voorstander van de provincie, maar in de jeugdzorg levert deze extra bestuurlijke laag alleen maar vertraging en stroperigheid op. De Bureaus Jeugdzorg moeten ten minste de helft van hun taken afstoten.’

 

Van Eijck vindt dat de jeugdzorg niet vanuit de instellingen moet worden bedacht, maar de levensloop van het kind moet volgen. ‘En dat zit een groot deel van zijn leven op school, daar wordt ook vaak het eerste gesignaleerd dat het niet goed gaat met een kind. Veel scholen hebben een goed functionerend Zorg Advies Team (ZAT).’ Het Centrum voor Jeugd en Gezin komt volgens Van Eijck pas in beeld als het op school niet meer kan worden opgelost. ‘Maar het moet in de CJG wel gezellig en laagdrempelig blijven, geen repressie.’ Hoewel het meldpunt kindermisbruik volgens Van Eijck eerder thuishoort bij het CJG dan bij de Bureaus Jeugdzorg. Kinderen die écht ontsporen horen wat Van Eijck betreft thuis bij het ministerie van Justitie en de gezondheidszorg. ‘Dan heeft het niets meer met opvoeden te maken.’

 

Van Eijck vindt het ongehoord dat de Bureaus Jeugdzorg nu extra geld krijgen omdat ze lange wachtlijsten hebben. ‘Ik vind dat een perverse gang van zaken. Werk dat niet goed wordt gedaan, moet niet extra worden beloond.’ Ook vindt hij dat het veel gemeenten aan een duidelijke visie op de jeugdzorg ontbreekt en dat ze te weinig doorzettingsvermogen hebben.

 

Toch hoopt Van Eijck dat het programmaministerie van Rouvoet in 2011 overbodig is geworden omdat de jeugdzorg dan overal lokaal goed functioneert. ‘Het kind moet centraal komen te staan in zijn eigen vertrouwde omgeving. Dat een aantal mensen en instellingen hun macht daarvoor moet inleveren, is van ondergeschikt belang.’

 

Driftbuien

 

In het Centrum voor Jeugd en Gezin is de vader van Tom inmiddels aan de praat geraakt met de moeder van Ibrahim. Die heeft hem een paar goede tips gegeven over hoe hij op de driftbuien kan reageren. En van de opvoedkundige heeft hij folders meegekregen. Die gaat hij vanavond eens lezen, als Tom in bed ligt.

 

Niet bouwen, maar bellen

 

In de gemeente Leeuwarden is geen nieuw gebouw neergezet, maar bestaat het CJG vooralsnog uit inhoudelijke samenwerking en een nieuw telefoonnummer dat binnenkort dagelijks tussen 08.00 en 20.00 uur gebeld kan worden. ‘Daar kunnen ouders terecht met vragen over opvoeding. Ze worden direct geholpen of adequaat doorverwezen. Het is nog een proef, het nummer kan alleen gedraaid worden door bewoners van de wijken Oud Oost, Heechterp/ Schieringen en Zuiderburen.

 

‘Als het daar goed gaat, wordt het in meer wijken in gebruik genomen’, vertelt Marijke Schilperoord, senior beleidsmedewerker Jeugd en Onderwijs bij de gemeente Leeuwarden. Over een fysiek CJG wordt nog nagedacht. ‘Er is al het een en ander in de stad. We kijken voorlopig vooral hoe we het bestaande beter kunnen bundelen. Als uit de pilot blijkt dat er toch nog behoefte is aan bijvoorbeeld een laagdrempelig spreekuur in een brede school of bij een consultatiebureau dan doen we dat.’

 

Criteria voor CJG-logo

 

Hoewel gemeenten veel speelruimte krijgen, moeten de Centra voor Jeugd en Gezin wel aan enkele criteria voldoen om het CJG-logo te mogen dragen. Volgens de ‘gereedschapskist’ van minster Rouvoet vallen in ieder geval jeugdgezondheidszorg en maatschappelijke ondersteuning onder de Centra voor Jeugd en Gezin. Verder worden de centra geacht nauw samen te werken met de zogenoemde Zorg Advies Teams in het onderwijs en de provinciale Bureaus voor jeugdzorg.

 

Centra voor Jeugd en Gezin nog dun gezaaid

 

Het schiet nog niet erg op met de oprichting van Centra voor Jeugd en Gezin. In zijn begroting voor volgend jaar spreekt minister André Rouvoet voor Jeugd en Gezin de verwachting uit dat voor het eind van dit jaar circa vijftig gemeenten zo’n centrum hebben. Maar uit een overzicht op de website van het ministerie blijkt dat er op dit moment centra zijn in 33 gemeenten. Daarvan blijkt een aantal bovendien niet aan de officiële criteria voor een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG, zie pagina 8) te voldoen.

 

Voor het eind van volgend jaar moeten er in ongeveer 125 gemeenten Centra voor Jeugd en Gezin zijn verrezen, in 2011 moeten ouders en kinderen in iedere gemeente bij een dergelijk centrum terecht kunnen. In een CJG moet in ieder geval de jeugdgezondheidzorg een plaats hebben en moet er samenwerking zijn met andere organisaties, waaronder Bureau Jeugdzorg. Het is de bedoeling dat een CJG ook echt een gebouw is waar ouders en kinderen naar binnen kunnen lopen. (Dat kan overigens ook een al bestaand gebouw zijn.) Maar dat is bij een aantal centra op de lijst van het ministerie niet mogelijk. In Friesland is één centrum, maar dat bestaat vooralsnog uit niet meer dan een website en een telefoonnummer. Vijf Brabantse gemeenten op de lijst maken allemaal gebruik van hetzelfde CJG, en ook dat is nu alleen nog bereikbaar via een telefoonnummer en een site. De planning is dat in 2010 er fysieke inlooppunten zijn.

 

In de gemeente Roden, met één van de twee Drentse Centra voor Jeugd en Gezin die op dit moment bij het ministerie bekend zijn, blijkt het centrum eigenlijk ook nog in oprichting. Er is een samenwerkingsverband van instellingen onder de naam Jeugdpunt, maar dat voldoet volgens medewerker Jan Zomermaand nog niet echt aan de criteria voor een echt CJG. ‘Mensen kunnen er aanlopen en informatie krijgen, maar op het gebied van samenwerking moet nog het één en ander worden geregeld. Dat gaat nu nog erg vrijblijvend. We hebben het al wel CJG genoemd omdat we later verwarring willen voorkomen. Eind dit jaar moet er een bedrijfsplan zijn voor het echte CJG, en waarschijnlijk is het dan in 2010 allemaal zo geregeld zoals het ministerie dat ook voorschrijft.’

 

Bij het CJG in Velsen werd de telefoon herhaaldelijk niet opgenomen en bleek achter het nummer de voicemail te zitten van een buurtcentrum. Het CJG Bunschoten is gemiddeld twee uur per dag geopend voor telefoontjes en ouders en jongeren die binnen willen stappen.

 

In totaal telt de lijst van het ministerie begin deze week 77 centra, maar daarop staan er ook vijf dubbel vermeld, dus blijven er 72 over. Amsterdam heeft veruit de meeste centra: 28. Daarna volgt Groningen met zes, waarvan er één nog niet operationeel is. Wat verder opvalt is dat de provincies Overijssel en Zeeland, volgens deze lijst althans, nog helemaal geen CJG hebben. Noord-Holland heeft met 33 centra de meeste, maar daarbij zijn ook de Amsterdamse centra, 28 dus, geteld.

 

De lijst op de site wordt samengesteld op basis van initiatieven die zijn aangemeld bij het ministerie, staat op de site vermeld. Het is dus mogelijk dat er meer centra zijn, maar dat het ministerie die niet heeft verwerkt of dat ze niet zijn aangemeld. Een onderzoekje van Binnenlands Bestuur leverde in ieder geval twee centra op die niet op de lijst staan: Lelystad en Venlo. Die laatste is vorige week geopend. Vanaf begin volgend jaar moeten alle gemeenten bij het ministerie gegevens aanleveren over de stand van zaken wat betreft de oprichting van de centra. In de zomer moet dan een officieel overzicht verschijnen.

 

Dat instellingen samen zouden moeten werken in Centra voor Jeugd en Gezin komt uit de koker van voormalig commissaris Jeugd en jongerenbeleid Steven van Eijck. Hij presenteerde in november 2006 een plan in het kader van zijn Operatie Jong, dat een aanbeveling bevatte voor de Centra voor Jeugd en Gezin. Begin 2007 werd dit idee overgenomen in het regeerakkoord.

 

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Jan-Dirk Sprokkereef / directeur Bureau Jeugdzorg Friesland, Bestuurslid MOgroep Jeugdzorg
Oud-commissaris voor het jeugdbeleid Van Eijk laat zijn licht schijnen op de voortgang van de Centra voor Jeugd en Gezin. Hij geeft er blijk van niet te weten wat de relatie kan zijn tussen Bureau Jeugdzorg (BJZ) en Centra voor Jeugd en Gezin.  Om zijn geheugen even op te frissen: Bureau Jeugdzorg (BJZ) is bedoeld voor jongeren met ernstige problematiek, waar specialistische zorg nodig is. Kinderen die, zoals hij zelf zegt, zonder deze hulp, écht ontsporen. Deze zorg moet, gegeven de schaal van de gemeenten in Nederland bovengemeentelijk worden gegeven, teneinde de nodige specialisatie en deskundigheid te bieden.  Voor de grote steden is al een uitzondering gemaakt. De minister geeft daar terecht speelruimte.Dat geldt ook voor het omgaan met meldingen van kindermishandeling. Een dergelijke activiteit is niet te verenigen met een laagdrempelig Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG): het maakt ouders kopschuw.  Van dit BJZ vindt Van Eijk dat het ‘ten minste de helft van zijn werkzaamheden moet afstoten’. De enige activiteit die hij kan bedoelen is het stellen van indicaties. In het geval van mijn eigen Bureau Jeugdzorg Friesland is dat een zesde van het budget. De rest bestaat uit bijvoorbeeld Jeugdreclassering en Jeugdbescherming. Van deze taken weet ik dat Van Eijk niet vindt dat ze naar de gemeenten moeten. Toch heeft hij wel een punt: de aansluiting tussen het CJG en Bureau Jeugdzorg moet zonder bureaucratie verlopen. Wij hebben daarom als Bureaus Jeugdzorg een visiedocument opgesteld: wij willen screenen en indicaties stellen binnen de Centra voor Jeugd en Gezin en van daaruit behandeling van kinderen organiseren. Ouders hoeven in 2011 vanuit de te vormen Centra voor Jeugd en Gezin niet naar een andere plek als de eerstelijnszorg van het CJG niet voldoende is: BJZ is een van de samenwerkende partijen in het CJG.  Storend vind ik dat Van Eijk feitelijk onjuiste informatie geeft over de extra gelden om de wachtlijsten in de Jeugdzorg op te lossen. Hij vindt het ‘ongehoord dat de Bureaus Jeugdzorg nu extra geld krijgen omdat ze lange wachtlijsten hebben’. Hij vindt dit zelfs ‘pervers’. Van Eijk staat inmiddels op enige afstand van de jeugzorg, maar dat is geen reden onjuiste informatie te geven. De genoemde wachtlijsten zijn niet van Bureau Jeugdzorg, maar van de jeugdzorgaanbieders. Daar is het geld dan ook voor bestemd, niet voor Bureau Jeugdzorg.  Gegeven de constante jaarlijkse stijging van de vraag is deze extra inzet van middelen niet pervers, maar keihard noodzakelijk. En daar is iedereen, inclusief CJG en BJZ, bij gebaat. Taak van de CJG’s is om de preventie, signalering en eerstelijns hulpprogramma’s in de gemeenten te bundelen.  Dit is al een grote opgave, zeker voor kleine gemeenten. In de praktijk blijkt dat met name het aanbieden en financieren van voldoende eerstelijnsprogramma’s voor gemeenten een knelpunt. Inlooppunten zijn mooi, maar moeten ook een concreet aanbod hebben. Het is de moeite waard dat gemeenten zich hier op concentreren, en Bureau Jeugdzorg ‘indaalt’ met haar expertise en we elkaar versterken in plaats van betwisten zoals Van Eijk doet.
Advertentie