Burgers in beweging krijgen
Bewoners in beweging krijgen. Op allerlei manieren proberen gemeenten dat te bereiken.
Op allerlei manieren proberen gemeenten hun inwoners te stimuleren tot meer beweging. Daar is meer voor nodig dan vaak wordt gedacht. Met een nieuw wandelpad ben je er niet. En hoe meet je het effect?
Inwoners fysiek actiever maken? Dan heb je meer nodig dan mooi openbaar groen. Zelfs met fitnesstoestellen in het park ben je er niet. Dat merkte de gemeente Groningen in de wijk Vinkhuizen. In deze zogenoemde ‘lage SES-wijk’ (waarbij SES staat voor sociaal-economische status) werd weinig buiten gesport, gewandeld en gefietst. Dat lag niet aan het groen, zegt bewegingswetenschapper Berry van Holland. ‘Er lag al een mooi park met een skatebaan en best wat ruimte om te bewegen’, zegt hij. Vanuit de Hanzeschool Groningen startte hij in 2020 samen met de gemeente Groningen een living lab om de wijk beweegvriendelijker te maken. Eerdere pogingen om het park meer open te gooien, met speelattributen en een outdoor fitnesspark, waren tevergeefs geweest.
‘In het park kwamen veel hangjongeren. Nieuwe fitnesstoestellen die redelijk hufterproof waren, werden vrijwel meteen gesloopt.’ Van Holland en zijn collega’s gingen in Vinkhuizen aan de slag met een subsidie van ZonMw en Sportinnovator om sport en bewegen in gemeenten te stimuleren. ZonMw is een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) dat in opdracht van het ministerie VWS gezondheidsonderzoek en zorginnovatie stimuleert.
Nieuwe toestellen werden bijna meteen gesloopt
Sportinnovator is een van de programma’s om het rendement van innovatie in de sport te verhogen en bij te dragen aan een vitalere samenleving. Bij dit alles is een grote rol weggelegd voor bewegen in de openbare ruimte. Gemeenten willen graag weten hoe ze dat kunnen bevorderen. Zo ook Groningen, zegt Van Holland. Via korte lijntjes met de gemeente besloot de Hanzehogeschool hiervoor in Vinkhuizen een ‘living lab’ op te zetten. Van Holland: ‘Groningen wilde kijken hoe een wijk kon veranderen met andere vormen van burgerbetrokkenheid.’
Kunst
Maandenlang wandelden Van Holland en een collega door de wijk, steeds in gesprek met een of twee bewoners. ‘We legden contacten via het Huis voor de Sport Groningen en bouwden zo een netwerk op. Tijdens een wandeling vroegen we wat de bewoners in de wijk qua bewegen zouden willen verbeteren en we namen van foto’s van plekken die ze mooi vonden of juist niet.’ Na zo’n veertig gesprekken keken de onderzoekers welke thema’s vaak terug waren gekomen en bespraken dat met groepjes bewoners.
Vooral ouderen waren wel geïnteresseerd in wandelroutes door de wijk. Zo ontstond het idee van een ruim vijf kilometer lange route langs allerlei kunstobjecten in de wijk. Van Holland: ‘Die wordt waarschijnlijk gemarkeerd met stoeptegels, waar nu een ontwerp voor in de maak is.’ Er komt ook een kaartje met informatie over de kunstobjecten en er zitten gegidste wandelingen in de pijplijn. Dat is wel nodig, zegt Van Holland. ‘Om veranderingen in de infrastructuur succesvol te laten zijn, moet je ook iets doen aan het aanbod en de organisatie daaromheen. Je moet mensen helpen om er gebruik van te maken en hen dat niet zelf laten uitzoeken.’
Dat de bewoners zelf veel hebben meegedacht, zal voor het gebruik en draagvlak van de kunstroute straks ook helpen, denkt Van Holland. In Vinkhuizen was de living lab-aanpak daarvoor wel nodig. ‘In wijken met hoge opleidingen en hoge salarissen stappen mensen zelf naar de gemeente als ze iets anders willen. In een wijk als deze gaat dat net anders. Dan moet je het hebben van een paar enthousiastelingen.’
De ietwat experimentele aanpak is wél tijdrovend
De ietwat experimentele aanpak is wél tijdrovend en soms lastig voor een gemeente, waarschuwt hij. ‘Een gemeente denkt vaak projectmatig: na zo veel weken moet een product zijn opgeleverd. Wij gaan meer procesmatig te werk: we moeten deze stappen doorlopen en we zien wel waar het op uitkomt.’ In andere gemeenten leidden living labs tot andere aanpassingen in de infrastructuur. ‘Zoals een pumptrack’, zegt Van Holland. ‘Een fietscrossbaantje waar je op kleine fietsjes al pompend overheen kunt fietsen. Dat is onder de jeugd heel populair.’
Fietssnelweg
Er zijn door het hele land natuurlijk veel meer investeringen gedaan om de openbare ruimte geschikter te maken voor fietsers, wandelaars en andere bewegingsvormen. Soms is daarbij al grofweg onderzocht wat de effecten zijn. Van meer openbaar groen bijvoorbeeld. Volgens hoogleraar planologie Erwin van der Krabben van de Radboud Universiteit leidt 10 procent meer groen tot meetbare meer fysieke beweging. ‘Maar of dat daarna ook nog toeneemt als er nog méér openbaar groen komt? Geen flauw idee.’
Fietssnelwegen leiden tot 4 procent meer fietsers
Hetzelfde geldt voor de vele fietssnelwegen die de afgelopen tien jaar zijn aangelegd. ‘Die leiden gemiddeld tot 4 procent meer fietsers.’ Welke mensen dat precies zijn – of zij bijvoorbeeld uit de auto of van de bank stapten – is nog niet bekend. Om dat soort vragen te beantwoorden wil Van der Krabben veel meer onderzoeken. ‘We kunnen met ons gezond verstand ook wel zeggen dat fietspaden een positief effect hebben op de gezondheid.’
Toch zouden meer bewezen effecten van dit soort investeringen heel welkom zijn. Ook om andere overheidsafdelingen van het nut ervan te overtuigen, zegt Van der Krabben. Hij gaf laatste een workshop over Active Living aan ambtenaren vooral afkomstig uit het domein sport en beweging. ‘Zij vertelden dat hun grootste knelpunt het meekrijgen van collega’s van ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling is. Hoewel daar platgezegd toch het geld zit.’ Hij gaf hun tips om hun projecten aan verschillende haakjes op te hangen, zie kader. Er zijn immers genoeg redenen om geld te investeren in een beweegvriendelijke openbare ruimte. ‘Er zijn al allerlei verbanden aangetoond tussen bewegen en gezondheid, dat kan ook mentale gezondheid zijn.’ Dat zijn alleen niet allemaal causale verbanden, maar bijvoorbeeld ook te verklaren door de voorkeur van actievere mensen voor een groene woonwijk.
Om ook causale verbanden te meten, is net een groot project gestart tussen drie ministeries (VWS, BZK en INW) en zes provincies, genaamd Innovatieprogramma Active Living (IPAL), vertelt een blije Van der Krabben. ‘Er zijn al veel subsidies gericht op actieve mobiliteit en een gezonde leefomgeving. We kunnen die programma’s nu landelijk gaan monitoren, van snelfietspaden tot beweegroutes tot trapveldjes en meer groen. Dat is echt een kans. Als je met een nulmeting begint, kun je voor een langere periode monitoren wat dat nou voor effect sorteert.’
Woningcorporaties
Van der Krabben hoopt dat programma’s voor een meer beweegvriendelijke openbare ruimte zich niet alleen gaan richten op nieuwbouwwijken. ‘Daar gaat een nieuwe inrichting van de leefomgeving misschien wel werken. Maar de grootste uitdaging zit in bestaande wijken, vooral met veel inwoners met een lage sociaaleconomische status. In het verleden waren woningcorporaties daar nog veel actiever in de sociale cohesie van de wijk. Maar sinds de woningwet uit 2015 zijn gemeenten de woningcorporaties een beetje kwijtgeraakt.’ Dat vindt Van der Krabben zonde. ‘Zij kennen die mensen, want het zijn hun huurders.’
Ondertussen zijn gemeenten op zoek naar allerlei manieren om de effecten van maatregelen te meten. Ze zijn benieuwd hoe druk het is op een bepaald sportveld, om te bepalen of er misschien kunstgras of extra sportvelden moeten komen. Of ze willen weten of het inzetten van sportcoaches invloed heeft. Het zijn vragen waar het bedrijf Husense mee bezig is. Dat begon met een challenge van Sportinnovator, vertelt oprichter Michael De By. ‘Steeds minder mensen sporten bij sportverenigingen en steeds meer mensen sporten in de openbare ruimte. Sportinnovator wilde kijken hoe die effecten te meten zijn.
Husense vond een manier om niet met camera’s, maar met een radarsensor menselijke beweging vast te leggen. Op een vleermuisachtige manier stuurt de sensor radiogolven de wereld in en vangt de weerkaatsing daarvan op. Zo kan het kastje – zonder lens – inmiddels fietsers, wandelaars en hardlopers van elkaar onderscheiden. Dat zou een gemeente kunnen helpen met een vraag over nieuw aangelegde mountainbikepaden. Zorgen die inderdaad voor minder mountainbikes op de wandelpaden?
Bewegingssensor
De bewegingssensor levert completere datasets dan bijvoorbeeld tellingen door studenten, zegt De By. ‘Die data zijn niet continu. Als iemand even een colaatje gaat halen, zit er weer een gat in.’ Maar nog belangrijker is de privacy, bij camera’s vaak een probleem. De By: ‘Camerabeelden moeten eerst worden geanonimiseerd om ze te kunnen gebruiken. Meestal blijft dan ergens nog wel ruwe data over, die misschien kan worden gehackt. Wij hebben dat probleem niet, omdat wij niet hoeven te anonimiseren. Onze data bevat geen beelden en onvoldoende gegevens om ze te herleiden tot een specifiek persoon.’ Toen De By laatst een sensor plaatste langs een sportveld in Arnhem, sprak een buurman hem aan.
Werd hij vanaf nu in de gaten gehouden? Toen De By beelden van de sensor liet zien, was de buurman gerustgesteld. De By: ‘Hij zei: ”Je kan helemaal niet zien dat ik dit ben. Dan vind ik het eigenlijk niet zo’n probleem.” Ons kastje hangt er nu al tweeënhalve maand, zonder vandalisme. Dat was bij een camera denk ik anders geweest. En er komt ook nog een QR-code bij voor uitleg.’
De By hoopt dat bewegingsprojecten met de sensor makkelijker in beleid worden meegenomen. ‘Met camera’s moet je dan door het gemeentelijk bestuur heen, maar hier durft een ambtenaar zelf ook op af te tekenen.’ Zo kunnen gemeenten het effect van investeringen meten, maar ook bepalen of er behoefte is aan aanpassingen. ‘Of er meer ruimte moet komen voor fietsers, bijvoorbeeld’, zegt De By. ‘Dat vraagstuk stuit altijd op weerstand. Maar als je kunt hardmaken dat er meer fietsers dan auto’s zijn, kun je aantonen dat de vervoers behoefte is gekanteld.’
4 aanknopingspunten voor gemeenten
Planoloog Erwin van der Krabben ziet voor gemeenteambtenaren verschillende ‘haakjes’ om bewegingsprojecten aan op te hangen.
Omgevingswet: De Omgevingswet verplicht gemeenten straks om in hun ruimtelijke plannen aandacht te besteden aan gezondheid, met name aan preventie. Gemeenten hebben dit nu al opgenomen in hun omgevingsvisie. Uitwerking daarvan moet plaatsvinden in ruimtelijke plannen.
Nieuwbouwkaders: Gezondheid zit vaak nog niet verwerkt in kaders waar plannen van projectontwikkelaars aan moeten voldoen. Bij de aanbesteding van nieuwe gebiedsontwikkelingen moet gezondheid een van de kaders worden, naast bereikbaarheid, natuur-inclusiviteit, betaalbaarheid en energieneutraliteit.
Projectontwikkelaars: Zij zijn hier wel mee bezig en proberen het onderdeel te maken van nieuwbouwprojecten, maar dan hebben zij feiten en kennis nodig over wat bijdraagt aan een gezonde leefomgeving. Je kunt met hen in gesprek en voorbeelden aanreiken.
Grondbedrijf: De kosten die horen bij een gezonde leefomgeving moet je ook kunnen verhalen op de gemeentelijke grondexploitatie. Dat is niet gemakkelijk, want ook andere kosten van publieke infrastructuur moeten verhaald worden. Maar het moet zeker op de agenda van de planeconomen van gemeenten.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.