Grip op jeugdzorg is ondoenlijk
Als gemeente grip krijgen op de jeugdzorg is ondoenlijk. Meten is niet weten, want meten is in een groot deel van de jeugdzorg eigenlijk een onmogelijke opgave. Dat stelt gezondheidseconoom Xander Koolman (VU).
![meten.jpg](https://cdn.binnenlandsbestuur.nl/styles/imported_hero/cloud-storage/bb_migrate/images/Uploads/2017/5/meten.jpg?itok=2LS8L-QM)
Als gemeente grip krijgen op de jeugdzorg is bijna een onmogelijke opgave. Meten is niet weten, want meten is in een groot deel van de jeugdzorg eigenlijk ondoenlijk. Geen vrolijk verhaal van gezondheidseconoom Xander Koolman, al heeft hij wel een alternatief. Via de inkoopmethodiek en de wijkteams kunnen gemeenten sturen.
Inkoop
De problemen in de jeugdzorg zijn eigenlijk begonnen met de inkoop, stelt gezondheidseconoom Xander Koolman (VU). Gemeenten hebben het zichzelf moeilijk gemaakt door concurrentie onder aanbieders te stimuleren. Potentieel veel aanbod is in een gewone markt goed, maar de jeugdzorg is geen gewone markt. Aanbieders kunnen heel makkelijk een latente zorgvraag aanboren en de gemeente betaalt de rekening.
Kwaadwillendheid
Ook bij de volgende stappen hebben gemeenten de touwtjes niet in handen. Er valt niet te meten of de juiste diagnose wordt gesteld, het juiste behandelplan wordt gemaakt, de juiste intensiteit en duur van het behandeltraject wordt gekozen. ‘De aanbieder kan een diagnose verzwaren, waardoor een zwaardere behandeling nodig is. Vervolgens kan het behandelplan worden verruimd, zodat een jongere intensiever en langduriger kan worden behandeld. Ook kunnen aanbieders ‘spelen’ met het moment dat je een jongere ontslaat. Je kunt een kind langer in zorg houden.’ Elke schakel in het traject – al of niet ziek, diagnose, behandelplan, intensiteit en duur van het zorgtraject − zijn bovendien niet objectiveerbaar, aldus Koolman. Kwaadwillendheid ziet daar meestal niet bij, benadrukt Koolman. ‘De professionals vinden ook echt op professionele gronden dat het kind die zorg nodig heeft.’
Toegangspoort
Maar gevolg is dat gemeenten er nog nauwelijks controle op hebben. ‘Drukken ze op de kosten, dan stijgen de volumes, beheersen ze de volumes dan neemt de zorgzwaarte toe. Daarbij kunnen gemeenten al die stappen niet meten en vergelijkbaar maken.’ Ook de effectiviteit van de zorg is volgens Koolman grotendeels niet te meten. Een ander meetprobleem is dat aanbieders niet met elkaar te vergelijken zijn. ‘Er zijn zoveel factoren die daarbij een rol spelen, dat we de data niet goed vergelijkbaar kunnen maken.’ Aanbieders kunnen daarom moeilijk op hun prestaties worden afgerekend. Pogingen om dit toch te doen leiden al snel tot uitgebreide verantwoording en daarmee gepaard gaande stijging van de kosten.
Budgetplafonds
Gemeenten proberen van alles te meten en te weten, maar eigenlijk levert dit nog weinig op, in de optiek van Koolman. Al met al een somber verhaal, erkent Koolman. ‘De basis is dat gemeenten veronderstellen: een kind is ziek of niet ziek. En als het kind ziek is, heeft het een behandeling nodig, daarvoor is zoveel uur nodig en dan is het kind hersteld. Veel aannames die onder de veel gehanteerde inkoopmodellen, zoals prijs maal hoeveelheid, liggen gaan niet op.’ Maar ook aan andere inkoopmodellen zoals populatiebekostiging – waarbij een aanbieder een zak met geld krijgt en de zorg voor bijvoorbeeld een hele wijk moet leveren – kleven nadelen. Of neem een maatregel als het instellen van budgetplafonds. ‘Het grote voordeel voor gemeenten is dat ze financieel exact weten waar ze aan toe zijn en in de loop van het jaar niet voor verrassingen komen te staan. Maar eigenlijk wil je als gemeente ook weten of kinderen nog wel behandeld worden, ze niet te snel naar huis worden gestuurd en of ze tevreden zijn.’ Ook dat vraagt informatie.
Strengere criteria
Het was al met al niet zo’n goed idee om de deuren voor aanbieders wagenwijd open te zetten, stelt Koolman. ‘Vanuit het perspectief van kostenbeheersing is het makkelijker om de kosten te beheersen als je het aanbod gaat verkleinen en strengere criteria gaat stellen over wie er wel of geen aanbieder mag zijn.’ Ook door te kijken naar de wijkteams kunnen gemeenten iets doen aan de kostenbeheersingskant. Koolman refereert daarbij aan een onderzoek van het Centraal Planbureau naar de wijkteams in de Wmo. Daaruit kwam naar voren dat gemeenten waar (ook) zorgaanbieders in het wijkteam zitten, zich geconfronteerd zien met hogere kosten die met toegekende maatwerkvoorzieningen gepaard gaan dan in wijkteams met medewerkers die in dienst zijn van gemeenten. ‘Als medewerkers van wijkteams ambtenaar zijn, en zij moeten beslissen wat er met het beperkte budget wie wel en wie niet zorg krijgt, dan krijg je een situatie waarin die indicatiestelling veel beheersbaarder is’, verduidelijkt Koolman. Datzelfde zou kunnen gelden voor wijkteams voor de jeugdzorg.
Lees het hele artikel in Binnenlands Bestuur nr. 22 van deze week (inlog)
Een technocratische benadering gaat niet lukken.
Oude literatuur haalt 270 factoren aan die ingezet worden, welke onderling elkaar beïnvloeden. Ga er maar aan staan om dat in een systeem te gieten en vanuit dat systeem prognoses te maken.
Daarmee is de jeugdzorg niet beheersbaar. Wel kan er een niveau van diensten aangeboden worden.
Wel kan er een minimumniveau problematiek afgesproken worden waarbij jeugdigen hulp geboden wordt/ nodig hebben. Maar ook dan blijft het een open eind financiering.