Advertentie
sociaal / Achtergrond

Gezin aan zet bij jeugdhulp

Veertien gemeenten in de regio’s Amsterdam- Amstelland en Zaanstreek-Waterland gaan de specialistische jeugdhulp anders opzetten. In plaats van een reeks behandelingen wordt het te behalen resultaat ingekocht. ‘We stellen de vraag: wat gaat niet goed in je leven?’

24 maart 2017
schooltas.jpg

Maatwerk moet tot besparingen leiden

Spannend is het, vinden de jeugdwethouders Simone Kukenheim (Amsterdam, D66) en Jeroen Olthof (Zaanstad, PvdA), om de specialistische jeugdhulp anders in te richten. Maar tegelijk ook noodzakelijk. Bevlogen vertellen beide wethouders over hun visie op de jeugdhulp, waarvan de inkoop op resultaat de technische vertaling is. De vraag centraal, eigen regie, integraliteit, ontschotting en ‘één pot geld’ zijn kernwoorden van die visie en de daaruit voortvloeiende inkoopstrategie.

‘Met onze nieuwe aanpak kunnen we in gezinnen één inzet plegen.’ Voorheen kreeg een gezin juist te maken met verschillende potten geld die vanuit verschillende domeinen werden gefinancierd. ‘Daardoor ging de integraliteit verloren en kregen gezinnen met complexe problemen met veel verschillende hulpverleners te maken. Niemand voelde zich voor het geheel verantwoordelijk en niemand hield de samenhang in de gaten’, steekt Kukenheim van wal. ‘Die visie dat integraal naar het gezin moet worden gekeken hebben we al een tijdje en vanuit de wijkteams werken we ook al op deze manier, maar dat willen we nu uitbreiden naar de specialistische jeugdhulp.’

De bij deze visie behorende inkoopstrategie is ook spannend: ‘Het is een heel grote overgang voor alle partijen. We kopen nu aanbod in; vanaf 2018 gaan we resultaat inkopen’, aldus Kukenheim. Vanaf komend jaar wordt breder dan nu gekeken naar wat er in het gezin nodig is. Daarin worden alle leefdomeinen meegenomen. Hoe is de woonsituatie, zijn er schulden, is er sprake van werkloosheid, van verslaving, zijn er psychiatrische problemen bij gezinsleden, enzovoort.

Kukenheim: ‘Je krijgt veel meer maatwerk. Nu gaat het zo dat bij een kind een bepaalde aandoening wordt vastgesteld waarvoor een vaste, gevalideerde behandeling wordt ingezet. Klaar is Kees, of het intrinsieke probleem nou is opgelost of niet. Nu gaan we de vraag stellen: wat gaat er niet goed in je leven?’

ADHD
Ze geeft een voorbeeld van een kind met adhd. ‘Natuurlijk kun je die adhd gaan behandelen, maar misschien is de vraag van het gezin wel een heel andere. Ze krijgen bijvoorbeeld het kind amper op tijd naar school, waardoor het elke ochtend stress is in het hele gezin en een van de ouders overspannen is geraakt of de baan heeft opgezegd. Het gezin wil eigenlijk vooral dat die stress ’s ochtends weggaat, dat ze met zijn allen weer een normaal gezinsleven hebben. Daar kan een adhd-behandeling evenzogoed onderdeel van zijn, maar de hulp moet meer gericht zijn op wat het gezin zelf wil bereiken.’

Bij de inzet van de hulp gaat het straks niet meer om de hoeveelheid behandelingen, maar of het probleem is opgelost. ‘Is dat spitsuur hanteerbaar geworden voor de ouders? Dat is, platgeslagen, wat we willen bereiken. Het is echt maatwerk, wat ook betekent dat je ongelijke gevallen, ongelijk gaat behandelen.’ De oplossing voor het ene gezin hoeft immers niet de oplossing voor een ander gezin te zijn.

‘We hebben het over gezinnen waar vaak meerdere dingen aan de hand zijn’, benadrukt Kukenheim. ‘Iemand heeft een schuld, moet daardoor een aantal spullen gaan inleveren waaronder de auto. Maar als dat betekent dat je ook niet meer naar je werk kunt of je kind niet naar de zorg kunt brengen, dan kun je wel eens veel meer in de problemen komen en daarmee een groter beroep moeten doen op sociale voorzieningen van de gemeente. De gemeente moet leren integraal naar dit soort situaties te kijken. Dan zul je vaak op heel andere oplossingen uitkomen. Gewoon kijken wat er nodig is – dat is een enorme kans die er zit in de decentralisaties.’

In de nieuwe aanpak brengt het gezin zelf – al dan niet met behulp van het wijk- of buurtteam – in een zogeheten perspectiefplan in kaart wat er speelt. In dat plan staat onder meer welke hulp en ondersteuning het gezin nodig heeft om weer volwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving. Olthof: ‘Daarbij wordt niet alleen breed gekeken, maar ook naar de lange termijn.’

Als blijkt dat er toch specialistische jeugdhulp nodig is, verwijst de professional vanuit het lokale team, of de huisarts, daarnaar door. Daartoe wordt een ondersteuningsprofiel opgesteld, dat onderdeel is van het perspectiefplan. In dat profiel staat wat de problematiek is en hoe intensief de ondersteuning moet zijn. Er zijn elf ondersteuningsprofielen met vier intensiteiten opgesteld. ‘Dit betekent ook een administratieve verlichting. We gaan van honderden productcodes over naar elf profielen en vier intensiteiten van specialistische hulp’, aldus Kukenheim.

Behandelplan
Het gezin kan vervolgens een keuze maken uit de door de gemeenten gecontracteerde specialistische jeugdhulpverleners. Die stellen op basis van het voorgesteld ondersteuningsplan een behandelplan op, waarin wordt vastgelegd op welke manier het gewenste resultaat wordt bereikt. De gekozen hulpverlener wordt ook meteen de hoofdaannemer. ‘Die is verantwoordelijk voor het resultaat. Als die hulpverlener een deel van de benodigde hulp of ondersteuning niet zelf kan geven, moet hij daarvoor zelf een onderaannemer inschakelen. En bij de gemeente aan de bel trekken als op andere leefdomeinen van het gezin hulp moet komen’, legt Olthof uit.

De gemeenten bemoeien zich hier verder niet mee. ‘Voor ons telt het eindresultaat voor het gezin, niet de wijze waarop dat resultaat wordt behaald. Hiermee geven we ook ruimte aan professionals.’ De visie en de daarbij behorende integrale en op resultaat gerichte aanpak, hebben uiteraard gevolgen voor de financiering. ‘We gaan niet meer verkokerd inkopen en betalen. We betalen voor het resultaat. Vanuit de systeemwereld gaan we naar de leefwereld van het gezin’, stelt Olthof.

De gemeenten hebben visie en uitwerking in nauw overleg met de aanbieders gemaakt. ‘We vinden het heel belangrijk dat daar breed draagvlak voor is. Voor de bedrijfsvoering van veel instellingen is deze aanpak ook best spannend. Daarom doen we het samen, zodat we elkaars risico’s goed zien en elkaar daarbij kunnen helpen’, voegt Kukenheim daaraan toe. Aan die elf ondersteuningsprofielen met vier intensiteiten hangt een vooraf vastgesteld tarief. Samen met de aanbieders zijn zowel die profielen als de intensiteiten en de daarbij behorende tarieven vastgesteld. Olthof: ‘We hebben samen gekeken naar wat, per pakket en per intensiteit, een reële prijs is.’

Hoewel de gemeenten voor de hoogspecialistische jeugdhulp nog in een aanbestedingstraject zitten en dus nog niet kunnen aangeven uit hoeveel aanbieders gezinnen straks kunnen kiezen, zal het in totaal om zo’n 160 aanbieders gaan (specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp). De gemeenten contracteren zowel grote als kleine aanbieders.

Verhoging van kwaliteit
Het bereikte resultaat zal op drie onderdelen worden gemeten: ervaring van ouders en kinderen, uitval (wegblijven of voortijdig stoppen) en de mate waarin de doelen zijn behaald. Vanaf komend jaar krijgt de ‘hoofdaannemer’ aan de voorkant van het traject 70 procent van het vastgestelde tarief. Na afronding van het traject wordt de overige 30 procent betaald. Aangezien meer dan voorheen de focus op resultaat zal liggen, verwachten de veertien gemeenten dat de nieuwe werkwijze zal leiden tot verhoging van de kwaliteit en tot meer innovatie.

Op termijn gaan de gemeenten een deel van de financiering afhankelijk stellen van het behaalde resultaat. Harde afspraken daarover liggen nog niet vast. ‘We willen dit echt samen met de aanbieders doen. Uiteindelijk kun je kijken op welke manier we die laatste 30 procent gaan opsplitsen en uitbetalen naar rato van het resultaat’, verduidelijkt Kukenheim. ‘Met elkaar moet je daarin de goede balans vinden. De instellingen vinden dat spannend en daarom beginnen we er niet meteen mee. Zij geven aan dat het resultaat door veel factoren buiten hun invloedsfeer kan worden bepaald. Dat moeten we samen dus nog verder uitwerken. We willen ook weten hoe een dergelijke systematiek doorwerkt in hun bedrijfsvoering.’ ‘Ik geloof dat door deze manier van werken de kwaliteit omhoog gaat en dat het door efficiënter te werken ook goedkoper kan, maar dat heeft tijd nodig. En dat moeten we vooral samen doen’, vult Olthof aan.

Laagdrempelig
Het meest vernieuwende in de aanpak zit ‘m in die integraliteit, stellen beide wethouders. Kukenheim: ‘Als ik zie hoe vaak partners niet van elkaar weten wat de een en wat de ander doet, hoe vaak problemen terugkomen, hoe vaak we er te laat bij zijn... In de combinatie van de basis jeugdhulp in de wijken en de nieuwe aanpak voor de specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp maken we de zorg veel laagdrempeliger en veel meer van de gezinnen.’

Het eigenaarschap is eveneens van groot belang, vinden beide wethouders. Er wordt niet meer over de hoofden van het gezin hulp gegeven, maar samen naar een bij het gezin passende oplossing gezocht. Daarbij houdt het gezin zo veel zelf de regie. Overigens moeten niet alleen aanbieders anders gaan denken en doen, stelt Olthof: ‘Het integraal werken vraagt ook van ons wat. In ons eigen beleid moeten we de grens opzoeken en sommige regels, zoals die van de bijstand, misschien niet zo strikt hanteren. Soms is het beter als iemand zijn auto behoudt, ook al mag dat eigenlijk niet. Als we vinden dat het gezin centraal staat, moeten we onze eigen positie daaraan ondergeschikt maken. Het gaat om wat het gezin nodig heeft.’


Geen budgetplafond
Het budget voor specialistische jeugdhulp voor de veertien gemeenten is dit jaar 130 miljoen euro. Mogelijk dat het budget volgend jaar iets lager zal zijn. In 2018 hanteren de gemeenten geen budgetplafond. Het sturen op budgetplafonds is een middel dat alleen wordt toegepast bij schaarste, zo stellen de gemeenten. De regiogemeenten gaan ervan uit dat het nieuwe stelsel effectiever zal zijn en dat het beschikbare budget voldoende zal zijn. Het sturen op budgetplafonds wordt losgelaten, omdat het in de optiek van gemeenten leidt tot gemankeerde financiele sturing vanuit de gemeenten in plaats van inhoudelijke sturing op de effectieve inzet van jeugdhulp. Per gemeente kan de budgetuitputting goed worden gevolgd omdat de zorgaanbieder bij aanvang van het traject 70 procent van het tarief ontvangt. Het te verwachten benodigde budget is dus steeds goed in beeld.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie