Gewetensvragen transitie jeugdzorg
Een beleidsframe dat ervan uitgaat dat, als er maar zoveel mogelijk onzekerheid van te voren wordt weggenomen, het dan wel goed komt met de transitie.
Op de valreep van mei 2014 verscheen de lang verwachte meicirculaire van staatssecretarissen Van Rijn en Teeven. Vergis ik mij of klonk er enige triomfantelijkheid door in het persbericht? “Gemeenten hadden sinds vorig jaar al 95% zekerheid over het budget dat ze ontvangen voor hun nieuwe verantwoordelijkheden. Dat is nu 100%”.
100% zekerheid over het budget 2015. Het belang hiervan voor een zorgvuldig verloop van de transitie jeugdzorg nam de afgelopen tijd welhaast mythische proporties aan. 100% zekerheid, waar kom je dat nog tegen in deze tijden van toenemende complexiteit en onzekerheid, van ongetemde problemen in een ongekende wereld?
Een gewetensvraag die ik beide bewindslieden zou willen stellen is, of ze nu echt denken dat hiermee een belangrijke mijlpaal is bereikt (Van Rijn) met onbelemmerd zicht op de eindstreep (Teeven). Budgettaire zekerheid, overigens slechts voor een jaar want voor 2016 wordt gewerkt aan een andere verdeelsystematiek gebaseerd op behoefte in plaats van op historisch gebruik, is natuurlijk mooi meegenomen, maar gaat voorbij aan wat echt cruciaal is voor een zorgvuldige transitie. Dat lijken de twee staatssecretarissen zich ook wel te realiseren gezien hun oproep aan gemeenten en zorginstellingen om in de overgangsfase verantwoorde afspraken te maken. Afspraken die nog niet zijn gemaakt, terwijl we nog maar 7 maanden van de transitie verwijderd zijn. Op dat cruciale punt duurt de onzekerheid dus nog wel even voort.
Met hun triomfantelijke viering van 100% budgettaire zekerheid bevestigen Van Rijn en Teeven een beleidsframe waarin alle bij de transitie jeugdzorg betrokken partijen zich nu al lange tijd op contraproductieve wijze gevangen houden. Een beleidsframe dat ervan uitgaat dat, als er maar zoveel mogelijk onzekerheid van te voren wordt weggenomen, het dan wel goed komt met de transitie. Daarmee wordt volledig voorbij gegaan aan het feit dat de transitie een inherent complexe en met vele onzekerheden omgeven operatie is, die alleen zorgvuldig kan worden aangepakt door een alternatief beleidsframe gebaseerd op een houding van “benutten van complexiteit en swingen met onzekerheid”. Het oplossen van ongetemde problemen zoals die in de jeugdzorg, in een ongekende wereld waarin gemeenten integraal verantwoordelijk zijn, vergt een aanpak van het probleem leren kennen door te beginnen met het oplossen ervan. Een aanpak van stapsgewijs experimenteren, zoeken en tasten wat werkt en wat niet werkt. Een aanpak waarin in gezamenlijk vormgegeven leerprocessen naar breed gedeelde probleemdefinities en breed gedragen oplossingsrichtingen wordt toegewerkt. Een aanpak gebaseerd op het eeuwenoude principe dat je dingen pas echt goed begrijpt als je ze zelf en met elkaar diepgaand hebt ervaren.
Tegen deze achtergrond komt de oproep om te komen tot verantwoorde afspraken wat magertjes over. De gewetensvraag die ik in dit verband aan de gemeenten zou willen stellen is, of ze voldoende voorbereid zijn om tot verantwoorde afspraken met zorginstellingen te komen. Dat kan mijns inziens alleen maar als gemeenten inmiddels voldoende werk hebben gemaakt van het zelf diepgaand leren kennen van de jeugdzorg. Waar dat niet het geval is dreigt inkoopterreur, aanbestedingsgekte en tarievenfetisj ten koste van aandacht voor de kwaliteit en ten koste van duurzame kostenbesparingen. Die kunnen immers alleen gerealiseerd worden door het leveren van kwalitatief goede jeugdzorg. We weten allemaal dat een korte termijn focus op dingen goedkoper maken er veelal toe leidt dat de dingen slechter worden en daarmee duurder. Terwijl een focus op dingen beter maken ertoe leidt dat dingen vanzelf goedkoper worden. Om een scherp beeld te krijgen van hoe de jeugdzorg beter kan worden gemaakt, moet je haar begrijpen. En je begrijpt het pas echt goed als je het zelf diepgaand hebt ervaren.
De gewetensvraag die ik in dit verband aan de jeugdzorginstellingen zou willen stellen is, of ze voldoende hebben gedaan om gemeenten in staat te stellen de jeugdzorg te leren kennen, of ze voldoende tegenwicht hebben geboden en nog gaan bieden tegen de druk om contracten af te sluiten die niet in het belang zijn van kwetsbare kinderen in de knel en of ze de moed hebben gehad om (personele) infrastructuur waarvan ze weten dat die nog gewoon nodig zal blijken in 2015, niet te snel af te bouwen puur om als organisatie met 100% zekerheid te kunnen overleven.
Erik Gerritsen
Meer columns van Erik Gerritsen leest u hier.
jouw mensen hebben een boekje geschreven 'Ken de praktijk' (Ik mocht daar nog behulpzaam bij zijn), in Den Haag deed Caroline Karssen met haar boek 'Mevrouw, mag ik bij u wonen?' hetzelfde: namelijk zicht beiden op de wereld van de jeugdzorg in de gewone (sic) alledaagse praktijk. Kortom: jeugdzorgers benut je eigen kracht en laat met boekjes, you tube filmpjes, werkbezoeken of wat je ook maar kunt verzinnen jouw gemeente kennis maken met jouw werk en de mensen met hun zorgen, problemen en wat dies meer zij die je daar tegen komt.
Maar...., dat is maar de helft van het verhaal - en daar moet jouw column ook worden doorgetrokken, beste Erik. Want ik merk dat heel veel jeugd(zorg)professionals eigenlijk geen idee hebben wat een gemeente is, laat staan die geheimzinnige figuur van 'de wethouder', hoe beslissingen daar worden genomen, welke belangen allemaal tegen elkaar moeten worden afgewogen. Waarmee ik ook bedoel, dat een Euro uitgegeven aan de jeugdzorg, niet meer richting verkeersveiligheid kan (of wat dan ook). Terwijl het daar toch ook kan gaan om veiligheid voor onze kinderen. (Ik weet van geoormerkte budgetten, het gaat om het inzicht dat een gemeente voor heel veel zaken verantwoordelijkheid draagt en wat dat betekent in haar dagelijks werk.)
Enfin, het punt is duidelijk: jeugdzorg & gemeente ontmoet elkaar en leer elkaars werelden kennen, nu jullie in de toekomst als een nieuw paar paar verder door het leven moeten.